Robert Musils De man zonder eigenschappen, uitgegeven door Meulenhoff

De man zonder eigenschappen beschrijft tegen de achtergrond van het Wenen van 1913 en 1914 de ideeën en mensvisie van Musils alter-ego Ulrich, een 32-jarige wiskundige. Het eerste boek (twee delen) verscheen in 1930 bij Rowohlt Verlag in Berlijn, het tweede boek met het derde deel, verscheen in 1933. Delen van het onvoltooid gebleven derde boek werden in 1943 gepubliceerd door zijn weduwe, een jaar na het overlijden van Robert Musil.

Het verhaal speelt zich af in 1913 tijdens de nadagen van de Oostenrijk-Hongaarse monarchie. Op een mooie augustusdag in 1913 neemt Ulrich, de man zonder eigenschappen, het besluit een man mét eigenschappen te worden. De jongeman uit de titel, die in 1913 in de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie zijn levensweg zoekt te midden van vervagende en geperverteerde waarden, lijkt een typisch voorbeeld te zijn van de hedendaagse mens als slachtoffer van morele verwarring.

Musil noemt de dubbelmonarchie ironisch Kakanië, afgeleid van de twee k’s in keizerlijk-koninklijk. Een groep vertegenwoordigers van de Weense aristocratie besluit een groot feest voor te bereiden ter gelegenheid van het zeventigjarig keizerschap in 1918 van keizer Frans Jozef. Zij willen Oostenrijks politieke, culturele en filosofische suprematie tonen aan de wereld. De hoofdpersoon Ulrich wordt gevraagd om zitting te nemen in het organisatiecomité. Met enige tegenzin accepteert hij.

Tegen de achtergrond van het werk van Ulrich in het organisatiecomité, schetst Musil in de vorm van een parodie zijn ideeën door het opvoeren van figuren als de staalmagnaat Paul Arnheim (gemodelleerd naar Walther Rathenau) en zijn jeugdvriend Walter. Beide personen weten over allerhande zaken mee te praten en zijn op tal van terreinen getalenteerd. Beiden zijn geslaagd in het dagelijks leven, maar Ulrich verzet zich tegen hen omdat hij meent dat de eigenschappen die zij bezitten vervreemdend werken.

Ulrich ontwikkelt een theorie waarin hij stelt dat een mens negen soorten eigenschappen kan bezitten, o.a. geslacht, beroep en nationaliteit. Maar, volgens hem lossen deze eigenschappen de mens op. Waar men denkt dat eigenschappen kenmerken zijn die de persoonlijkheid vormen, ziet Ulrich ze eerder als krachten die de mens vervreemdt van zichzelf. In het eerste deel – “Een soort inleiding” lezen we “Ook een man zonder eigenschappen heeft een vader met eigenschappen”, “Als werkelijkheidszin bestaat, moet mogelijkheidszin ook bestaan” en “Invloed van een man zonder eigenschappen op een man met eigenschappen”. In het tweede deel – “Insgelijks geschiedt”, lezen we “Een man zonder eigenschappen bestaat uit eigenschappen zonder man”.

Ulrich probeert zijn ziel te redden door te experimenteren met diverse levenshoudingen waarbij hij allerlei rollen uitprobeert zonder zichzelf ermee te vereenzelvigen. Uiteindelijk vervangt hij dit dilettantisme door het zogenaamd ‘essayisme. Hij trekt zich terug uit het dagelijks, maatschappelijk leven en kiest voor een houding van pure beschouwelijkheid. Essayisme houdt in dat door de doordringing van het bestaande, een mogelijke toekomst wordt ontworpen. In het derde deel, “Naar het Duizendjarige Rijk” ( De misdadigers) zijn de laatste vier hoofdstukken trouwens gewijd aan “de grote gebeurtenis in wording”. Ulrich noemt dat ‘mogelijkheidszin’, het vermogen om te denken dat de werkelijkheid er net zo goed anders had kunnen uitzien. Een mens doet er daarom het beste aan afstand te nemen van maatschappelijk handelen en te leven als een ‘man zonder eigenschappen’.

Vervolgens komt het deel over de relatie tussen Ulrich en zijn vijf jaar jongere zus Agathe, die hij nog maar een paar keer in zijn leven heeft gezien omdat ze elders is opgevoed. Door het opvoeren van Agathe naast zijn alter-ego Ulrich wekt Musil een soort van androgyn verlangen naar eenwording op, dat uiteindelijk uitmondt in een mystiek experiment. Ulrich leest haar voor uit werken van Middeleeuwse mystici en voert met haar een aantal ‘heilige gesprekken’, waarin ze proberen contact te leggen met hun ziel. Getweeën komen ze dicht in de buurt van een extatische ervaring, maar uiteindelijk mislukt hun mystiek experiment omdat Ulrich te hoge eisen stelt aan zijn mystiek ideaal en zich verliest in getheoretiseer. Met name door zijn opvatting over goed en kwaad waardoor hij Agathe verwijten maakt over testamentaire kwesties en de verhouding tot haar man. Zo is “De man zonder eigenschappen” een fijnzinnige parodie over de grenzen van het denken in een cultuur die haar einde nadert.

Het zogenaamd teveel aan rationaliteit en het te weinig aan ziel of gevoel, sprak hij tegen met ‘wij hebben niet teveel verstand en te weinig ziel, wij hebben te weinig verstand wanneer het over vragen rond de ziel gaat’.

Deze uitspraak typeerde volledig de houding van Musil. Hij wou het gevoelsleven met zijn oneindig aantal gedaanten, verstandelijk doorgronden. En precies daardoor was hij één van de modernsten van zijn tijd en van zijn generatie, waartoe ook Schoenberg en Wittgenstein behoorden. Waar de schrijvers van ‘Jung Wien’ zich nog bekommerden om de tweestrijd tussen gevoel en verstand, plaatste Musil het voelen tegenover het verstandelijk benaderen van gevoelens. Hij opteerde voor het analytisch verstand om het onbeheerst voelen, handelen en denken tegen te gaan. Musil plaatste het analytisch verstand tegenover de geestelijke chaos. Eenzelfde proces vonden we bij de jonge Arnold Schoenberg die de laatromantische, post-Wagneriaanse chromatiek verliet om in zijn Kammersymphonie nr. 9 zijn persoonlijke stijl te vinden, om deze later te ordenen in zijn door hemzelf bedachte dodecafonie. Musil verzette zich in die lijn duidelijk tegen de literaire stromingen van zijn tijd. Het naturalisme gaf volgens hem de werkelijkheid weer zonder geest, terwijl hij het expressionisme geest zonder besef van de werkelijkheid verweet.

Robert Musil besloot de geest die leidde naar de oorlog te analyseren. Hijzelf was 34 jaar oud toen Oostenrijk Servië de oorlog verklaarde. We kunnen daaruit afleiden dat hij het fin-de-siècle-Wenen nog als jongeman had meegemaakt. Het grootste gebrek van de mens was volgens hem het gemis aan persoonlijkheid en het ontbreken van kennis zowel van de wereld als van zichzelf. Ulrich wil als officier, ingenieur en wiskundige een belangrijk man worden. Zijn verschillende pogingen daartoe mislukken echter steeds omdat Ulrich niet weet hoe men een belangrijk man wordt, noch wat een belangrijk man is. Hij is ‘Der Mann ohne Eigenschaften’.

Het boek waaraan Musil in het jaar 1921 begon, beschrijft op een buitengewone manier de ondergang van het Habsburgse rijk, de Oostenrijks-Hongaarse Dubbelmonarchie, het land waar men anders handelde dan men dacht en anders dacht dan men handelde (sic). “De koortsachtige toestand veroorzaakt door de snel opeenvolgende veranderingen, maakten rond de ‘Jahrhundertwende’ van het rijk een chaotische, stuurloze warboel die steunde op sterk verouderde wetten en tradities en geregeerd werd door een stokoude keizer voor wie de tijd stil was blijven staan bij zijn troonsbestijging…”

Terwijl de staat tegemoet moest komen aan de noden van de moderne tijd, voerde de keizer een politiek die zestig jaar oud was. Het heen en weer geslingerd worden tussen traditie en moderne tijd, het sterven van de mensen langs de straat door de hongersnood, terwijl de keizer predikte dat Oostenrijk geen armoede kende, kenmerkten de waanzinnige tijd. Door het tegenover elkaar stellen van diverse ideologieën en hypothesen stelde Musil in zijn roman deze uitzichtloze situatie aan de kaak. Verschillende personages verdedigden hun eigen stelling en hun eigen mening om uiteindelijk geen enkele oplossing te vinden voor de maatschappelijke problemen. Zowel een conservatieve, reactionaire ingesteldheid, een progressief-moderne houding, als het gebruik van geweld ter verdediging van zogenaamde grootse idealen, bereikten geen resultaat en leidden tot de utopie van het andere leven. Eén van de machtigste romans ooit geschreven. Zeker, zeker lezen!

De Oostenrijkse schrijver Robert Musil (1880-1942) debuteerde in 1906 met de roman “De verwarring van de jonge Törless”. Zijn levenswerk “De man zonder eigenschappen”, waarvan de eerste schetsen al rond de eeuwwisseling geschreven werden en waaraan Musil sinds 1922 voortdurend en bezeten werkte, bleef onvoltooid. Naast “De man zonder eigenschappen” verschenen van hem “Het postume werk van een levende”, “Drie vrouwen”, “Brieven aan Anna”, “Verbintenissen” en Dagboeken.

Robert Musil De man zonder eigenschappen deel 1 t/m 3 vertaald door Ingeborg Lesener Uitg. Meulenhoff bladz. ISBN 9789029092203