Dominique Bourels monumentale biografie van Martin Buber

Martin Buber (1878-1965) was samen met Freud en Einstein één van de belangrijkste en beroemdste Joodse denkers van de twintigste eeuw. Geboren in Wenen, een jeugd bij zijn grootouders in Lemberg in Galicië (nu Lviv in Oekraïne), en reizen door Europa, werd hij al snel een heel belangrijke figuur binnen het Duits jodendom en het zionisme.

De Oostenrijks-Israëlisch-joodse godsdienstfilosoof Buber vestigde zich in 1938 Jeruzalem. Hij noemde dat zijn “Einwanderung”. Zoals blijkt uit zijn immense correspondentie, kruiste zijn uitzonderlijk lot dat van Herzl, Freud, Einstein, Rosenzweig, Kafka, Zweig, Scholem, Gandhi, Bachelard, Jung, Heidegger, Levinas, Ben Gurion en vele anderen. Buber was niet alleen een groot filosoof van de andere dialoog (“Ik en Jij”), van de mystieke vroomheid (zijn Chassidische verhalen), de joods-christelijke dialoog (twee soorten van geloof), en van de aanklacht tegen Hitler en het stalinistisch totalitarisme, hij was ook de onvermoeibare, strijdlustige held voor een humanistisch zionisme, voortdurend op zoek naar vrede met de Arabieren.

Wie een biografie van Martin Buber schrijft, een leven dat zevenentachtig jaar overspant, moet een groot deel van de wereldgeschiedenis en het lot van de joden doorkruisen in al zijn aspecten. Het is daarbij noodzakelijk om rekening te houden met de ineenstorting van monarchieën, twee wereldoorlogen, de Joodse tragedie en de Israëlische Onafhankelijkheidsoorlog. Over elke periode van Bubers leven zijn bibliotheken in verschillende talen vol geschreven.

Naast Freud en Einstein was Buber immers één van de beroemdste, vernieuwende Joodse intellectuelen van de 20ste eeuw. Net zoals hen, leefde Buber in verschillende werelden. Zijn correspondentie is enorm. Van zijn meer dan vijftigduizend brieven, die bewaard worden in het Buber archief in Jeruzalem, is enkel een keuze in drie volumes uitgegeven, gebaseerd op de Hebreeuwse, Amerikaanse, Italiaanse en Franse edities. Bubers denken evolueerde van filosofie tot antropologie en sociologie. Van de religieuze geschiedenis en bijbel exegese, van de zionistische politieke strijd van de jeugd tot zijn betrokkenheid op oudere leeftijd bij de Sovjet-Joden, zonder de onverzettelijke oproepen van respect voor de Arabische inwoners van Palestina, later Israël, niet te vergeten. Buber was met name voorstander van een gemeenschappelijke Arabisch-Israëlische staat.

Buber werd al snel een icoon, een legende, door de enen bewonderd, door anderen verguisd. Als iemand die in zijn jeugd een mysticus was en die religieus was zonder zijn religie te belijden, was hij over het algemeen niet bijzonder geliefd onder de rabbijnen. Maar in één opzicht verschilde hij duidelijk van de meeste zionisten. Buber geloofde in God! Herinner u Hannah Arendts verbazing toen ze hoorde dat Golda Meir zichzelf een atheïste noemde. Buber werd ook beschuldigd van plagiaat, er werd gezegd dat hij het huis van een groot Palestijns gezin in Jeruzalem illegaal had ingenomen, en dat hij op de leeftijd van tachtig, weliswaar jaren na het overlijden in Venetië, in 1958, van zijn vrouw, de schrijfster Paula Judith Winkler, een relatie had met Naemah, de dochter van Richard Beer-Hofmann.

Yeshayahu Leibowitz bv., professor aan de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem en de uitgever van de Encyclopaedia Hebraica, noemde Buber een derde klasfilosoof, een salonfilosoof en een “filosoof voor vrouwen”. Maar, ondanks dergelijke kritiek, beweerde hij tevens dat Buber één van de belangrijkste denkers van de twintigste eeuw was. Zijn ‘Ik en jij’ was verplichte lectuur aan elke Amerikaanse universiteit. Buber werd gelezen door Martin Luther King en door Bertrand Russell en werd om advies gevraagd bij belangrijke internationale kwesties. De Chassidische verhalen van deze omstreden kleinzoon van de rabbijn en Midrasj specialist, Salomon Buber, waren te vinden op de tafel van Leonard Cohen en in het reiskoffertje van Allan Ginsberg. Bubers gesprekken met David Ben Gurion, Carl Gustav Jung of Jean-Paul Sartre vullen hele boekenplanken.

Zijn leertijd leidde hem van de verlichte traditionele wereld van zijn grootvader in Lemberg aan de toen, Duitse universiteit, (Bubers dissertatie in 1903 ging over de “Geschichte des Individuationsproblems”), naar het zionistisch universum. Zijn herontdekking van het chassidisme en zijn lezingen in de periode vóór de Eerste Wereldoorlog, maakten hem op zeer jonge leeftijd tot de leidende figuur van de Duitse joden, die hij vanaf 1916 een forum bood, het tijdschrift ‘De Jood’.

Tijdens de Weimar-republiek belichaamde hij de vernieuwing van het Duits Jodendom. Hij stichtte de filosofie van de dialoog, zoals uitgewerkt in “Ich und Du” (Me and You’) (1923). Hij was docent, later hoogleraar joodse geloofsleer en ethiek aan de Universiteit van Frankfurt am Main, doceerde samen met Leo Löwenthal, Benno Jacob, Richard Koch, Eduard Strauß, en de feministe Bertha Pappenheim, aan het in 1922 opgerichte, prestigieus Franz Rosenzweig Joods Leerhuis (Freie Jüdische Lehrhaus) in Frankfurt, en begon in 1925, samen met de Hegel specialist Rosenzweig, een creatieve linguïstische vertaling van de Bijbel, “Die Schrift”. Rosenzweig was de auteur van “Hegel und der Staat” (1920) en van “Der Stern der Erlösung” (1921).

Tot op vandaag wordt jaarlijks de naar hem genoemde Buber-Rosenzweig-medaille verleend door de Duitse coördineringsraad van de Maatschappij voor christelijk-joodse samenwerking aan personen die zich bijzonder inzetten voor de christelijk-joodse dialoog. Lees voor de gelegenheid eens “Het wezen der Joodsche religie” (1932) van de hervormde predikant en theologisch hoogleraar K.H. Miskotte, en de vertaling van Rosenzweigs “Das Büchlein vom gesunden und kranken Menschenverstand” uit 1922, onder de titel “Gebruik je verstand, een boekje over ons menselijk denken” (1967) van Frits Kuiper. In 1966, richtte de doopsgezinde theoloog en predikant Kuiper nl. samen met de bekende Joods-Nederlandse pedagoog, filosoof en theoloog Henri van Praag, in navolging van het “Freies Jüdisches Lehrhaus” van Buber en Rosenzweig, de “Stichting Het Joodse Leerhuis” op.

Bubers woonhuis in Heppenheim (Hessen) werd tijdens de Kristallnacht in november 1938 verwoest. Lees dienaangaande “Muckensturm. Ein Jahr im Leben einer kleinen Stadt” van zijn vrouw Paula, geschreven onder het pseudoniem Georg Munk.

Op zestig jarige leeftijd, begon in dat jaar voor Buber een nieuw leven in Palestina, toen nog onder Brits Mandaat. Hij vestigde zich net als Yeshayahu Leibowitz, definitief in Jeruzalem en versterkte de gelederen van de ‘Jeckes’, de Duitse en Midden-Europese joden van de vijfde Alia of immigratiegolf in de jaren ’30 en ‘40, bekend als de HaAliyah HaHamishit. (Alia of aliyah, betekent opstijging). Else Lasker-Schüler schrijft er over.

Buber was één van de grote hoogleraren van de Hebreeuwse Universiteit, waar hij tot 1951 doceerde, en was voorzitter van de Israëlische Academie voor wetenschappen en geesteswetenschappen. Hij nam regelmatig deel aan debatten als columnist in grote kranten en ontving talloze uitnodigingen tot belangrijke vergaderingen. Verschillende reizen naar Europa en drie verblijven in de VS zorgden ervoor dat hij wereldwijd faam kreeg, die zich op de duur uitbreidde tot Japan en India.

“Lasst uns den Menschen verwirklichen!”. Met die woorden eindigde de Duits-Joodse Martin Buber in 1953, ter gelegenheid van de Frankfurter Buchmesse, in de Pauluskerk in Frankfurt, zijn dankwoord voor het krijgen van de Vredesprijs van de Duitse Boekenhandel. In het auditorium waren niet weinigen aanwezig die acht jaar eerder het Nazi-uniform hadden gedragen! Maar dit is precies wat Buber in de zin van Spinoza, duidelijk wilde maken. Hoe is en blijft men echt mens?

Dominique Bourel vertelt in deze monumentale biografie het leven en het indrukwekkend gedachtegoed van Martin Buber, de auteur van o.a. “Die fünfzigste Pforte” (1907), “Ich und Du” (1923), “Die Erzählungen der Chassidim” (1949), “Gottesfinsternis” (1952) en “Der Jude und sein Judentum” (1963). Bourel toont Buber, als de hoeder van de mensheid in een onmenselijke eeuw die zich van catastrofe naar catastrofe strompelde. “Als men het vertrouwen in de mens niet wil verliezen”, schrijft Bourel,  “is het meer dan de moeite waard om Buber te herontdekken”.

De filosoof en religieus historicus Dominique Bourel, geboren in 1952, van 1996 tot 2004, directeur van het Frans onderzoekscentrum in Jeruzalem en in 2012-2013 gasthoogleraar aan de Humboldt Universiteit van Berlijn, gaf les aan de Parijse Sorbonne. Hij is een internationaal erkende specialist in de geschiedenis van Duitse ideeën en heeft onder meer lesopdrachten waargenomen in Jeruzalem en Berlijn. In 2005 ontving hij de Duits-Franse parlementaire prijs voor zijn boek “Moses Mendelssohn. La naissance du judaïsme moderne” (Parijs, Gallimard, 2004).

Het schrijven van deze monumentale, intellectuele biografie met de oorspronkelijke titel “Martin Buber, Sentinelle de l’humanité”, heeft bijna twintig jaar in beslag genomen. Na zorgvuldige bestudering van de immense correspondentie, het raadplegen van de archieven van ’s werelds belangrijkste bibliotheken, van Londen tot Jeruzalem en van Wenen tot Stockholm via Berlijn of Uppsala, en het verzamelen van getuigenissen van familie en studenten van Martin Buber, is het resultaat een adembenemende reis geworden, vol verrassende ontdekkingen en uitzonderlijk interessante informatie over een eeuw wereldgeschiedenis.

Het boek met 16 bladzijden fotomateriaal en uit het Frans naar het Duits vertaald door Horst Brühmann, is verdeeld in vijf chronologische delen. Na de eerste twee delen, “De jaren van onderwijs, Wenen, Lviv, Europa 1878-1904”, en “Van chassidisme tot de “zelfmoord van Europa”, 1904-1918”, volgt als derde deel, “De tijd van dialoog 1919-1932 en “Ik en jij”, het belangrijkste werk”, als vierde deel “Van de vernietiging van het Duitse Jodendom tot de geboorte van de Joodse staat 1930-1948” en ten slotte als vijfde deel, “De universele Jood, 1948-1965”. Een monumentaal boek. Essentieel! Zeker, zeker lezen.

Dominique Bourel Martin Buber Was es heißt, ein Mensch zu sein. Biografie Duits 976 bladz. geïllustreerd Gütersloher Verlagshaus
ISBN 978-3-579-08537-1