Monumentale biografie van Anthony DeCurtis over Lou Reed, uitgegeven door Unieboek/Het Spectrum

Wat Satie voor de Groupe des Six, en Mahler voor de Tweede Weense School waren, was Andrew Warhola, alias “Andy Warhol”, als “The silver prince of the pop”, voor “The Velvet Underground”. Samen met John Cale was Lou Reed hét gezicht van die invloedrijke, vernieuwende band. In 1967 verscheen hun debuutalbum “The Velvet Underground & Nico” met een gastrol voor het model en zangeres Nico, een mijlpaal in de geschiedenis van de rockmuziek. Vanaf 1992 kwam de bijzondere, experimentele performance-kunstenares Laurie Anderson in het leven van Lou Reed.

DeCurtis leerde het enfant terrible van de intellectuele rock, Lou Reed (1942-2013) , kennen door onder meer in “Rolling Stone” over hem te schrijven. In de loop van meer dan vijftien jaar kwamen ze elkaar regelmatig tegen in New York, in clubs en in restaurants, op concerten en feestjes. “Een van de redenen, denk ik”, schrijft DeCurtis, “waarom Lou en ik goed met elkaar konden opschieten, is dat onze kennismaking ongedwongen verliep voor we als artiest en recensent tegenover elkaar kwamen te zitten”.

“Hoewel ik Lou nadien een keer of vijf heb geïnterviewd, zijn de herinneringen aan zulke informele ontmoetingen mij het dierbaarst”, schrijft hij. Op een feestje voor Amnesty International sprak DeCurtis eens langdurig met Lou Reed over Brian Wilson, die hij buitengewoon bewonderde. “Ik kwam hem een keer tegen voor Trattoria Dell’Arte op 7th Avenue, toen Laurie en hij op weg waren naar Carnegie Hall om een optreden van de Buenz Vista Social Club bij te wonen. Het was een warme zomeravond en Lou droeg een licht shirt met korte mouwen. Hij liep tegen de zestig en zijn haar was grijzend. In het licht van de ondergaande zon kon ik de ouderdomstrekken op zijn gezicht en nek zien. Het was niet de beduchte Lou Reed in leer; hij zag eruit als de man die hij in zekere zin geworden was: een Joodse New Yorker op leeftijd die een avondje de deur uitgaat met zijn kunstzinnige en knappe vriendin”.

“Altijd vervulde het me met trots een New Yorker te zijn als ik hem op die manier in de stad tegenkwam”, vertelt DeCurtis. “Zijn betekenis als artiest valt niet te overschatten, maar hij was ook, zoals het in een van zijn nummers luidt, de ‘NYC. Man’ bij uitstek, die net zo onlosmakelijk met de stad is verbonden als bijvoorbeeld de Twin Towers. Reed is verdwenen en de torens zijn verdwenen. De stad staat nog overeind, maar is leger geworden”.

“Maar, dergelijke ontmoetingen hebben het schrijven van dit boek zowel gestimuleerd als bemoeilijkt”, onthult DeCurtis. “Ik ben al tientallen jaren fan van Lou Reed, al sinds The Velvet Underground, en heb voor zijn werk de allerhoogste achting. Behalve Bob Dylan en The Beatles, heeft niemand een grotere invloed op de popmuziek gehad dan hij. Met name als we elkaar onverwacht  waren tegengekomen, ging ik weg in het besef hoe uitzonderlijk het was om met Lou Reed op vertrouwde voet te staan”.

DeCurtis geeft toe dat dit boek Lou niet altijd weer geeft zoals hij zichzelf wenste te zien. Aspecten van zijn seksleven, zijn drugsgebruik en zijn wreedheid worden gedetailleerd besproken en dat zijn aspecten waar hij zich om was gaan schamen en die hij, tot op een zekere hoogte, had willen uitwissen. Maar ook zijn vrijgevigheid en vriendelijkheid, zijn talent, zijn visie en genie komen aan bod. “Als dit boek hem niet weergeeft zoals hij zichzelf wilde zien, dan geeft het hem, in de mate waarin ik daartoe in staat ben geweest, weer zoals hij was. En, zo is mijn overtuiging, zoals hij wist wie hij was. Het boek is een intiem portret van de artiest en de persoon, dat hij, net als iedereen van zijn statuur, verdient”, zo lezen we.

Het verhaal van DeCurtis begint ongeveer als volgt : “Lewis Allen Reed werd geboren op 2 maart 1942 in New York, in het Beth El Hospital in Brooklyn. Hij werd vernoemd naar zijn overgrootvader van moederszijde. Zijn ouders heetten Sidney Joseph en Toby Road. Sidney was een slimme, knappe en ambitieuze accountant, Toby een huisvrouw, die door iedereen om haar schoonheid geprezen werd. Drie jaar eerder, op negentienjarige leeftijd, was ze bij een van de vele schoonheidswedstrijden in de stad verkozen tot de ‘Koningin der Stenografen’. Het kantoor waarvoor zij werkte, United Lawyers Service, had haar laten deelnemen, en het is tekenend voor haar bescheidenheid dat zij volgens haar alleen maar was verkozen omdat ‘de enige echt knappe stenograaf die dag ziek was’. Haar foto verscheen in de Brooklyn Eagle en ze werd gekroond op het Stenographers Ball, dat plaatsvond in het Manhattan Center op 34th Street, een lange reeks metrohaltes bij haar leven in Brooklyn vandaan”.

Hoewel de boeken van Victor Bockris en Howard Sounes geduchte concurrenten zijn, bevat het boek van DeCurtis heel wat (bijkomende) intieme informatie uit eerste bron, door DeCurtis beschreven met het hart, waardoor het zeker de moeite waard is om het te lezen. Take a walk on the wild side with a hustle here and a hustle there, maar, eerst het boek lezen. Veel plezier.

Anthony DeCurtis (°1951) is een fenomeen. Als Amerikaanse auteur en muziekcriticus, is hij in de rock wereld bekend voor zijn deskundige bijdragen in Rolling Stone, de New York Times en “Relix. Hij behaalde een doctoraat in Amerikaanse literatuur aan de Indiana University en is Distinguished Lecturer aan de University of Pennsylvania. Hij is ook de auteur van In ‘Other Words: Artists Talk About Life and Work’ (Hal Leonard Publishing Co, 2005) en ‘Rocking My Life Away: Writing About Music and Other Matters’ (Duke University Press, 1998). Daarnaast was hij redacteur van ‘Present Tense: Rock & Roll and Culture’ (Duke University Press, 1992) en ‘Blues & Chaos: The Music Writing of Robert Palmer’ (Scribner, 2009). Hij co-monteerde de derde edities van de ‘Rolling Stone Illustrated History of Rock & Roll’ en de ‘Rolling Stone Album Guide’. Hij werkte samen met Clive Davis aan de autobiografie van Davis, ‘The Soundtrack of My Life’, die in februari 2013 werd gepubliceerd door Simon en Schuster en nummer twee werd op de bestsellerlijst van de New York Times-non-fictie.

Van 2006 tot juni 2008 leidde hij de oprichting van het kunst- en cultuurcurriculum aan de City University of New York Graduate School of Journalism en was redactioneel adviseur en interviewer voor ‘Joan Baez: How Sweet the Sound’, een documentaire voor PBS American Masters. DeCurtis verscheen in 2011 in de documentaire Reggae Got Soul: The Story of Toots and the Maytals die op de BBC te zien was en beschreven werd als “Het onvertelde verhaal van een van de meest invloedrijke artiesten die ooit uit Jamaica zijn gekomen”. In 2015 nam DeCurtis deel aan de jury van de 14e jaarlijkse Independent Music Awards om de loopbaan van onafhankelijke musici te ondersteunen.

Anthony Decurtis Lou Reed De biografie 528 bladz. geïllustreerd Uitg. Unieboek/Het Spectrum ISBN 9789000341092