Maarten Doorman en Heleen Pott over “Filosofen van deze tijd”, een uitgave van Prometheus. Een must!

Nog nooit was er zo veel belangstelling voor filosofie als de laatste jaren. Daarmee groeide de behoefte aan een heldere, leesbare inleiding op het hedendaags denken. Maarten Doorman en Heleen Pott zijn aan deze behoefte tegemoet gekomen. En hoe!

Filosofie is als normatieve wetenschap en descriptief onderzoek, even moeilijk eenduidig te definiëren als de begrippen schoonheid en liefde. Beminnen, houden van en liefhebben, zeggen daarentegen zo veel meer. Zo ook de werkwoorden beschouwen, bezinnen, analyseren, denken en nadenken, in verband met het wel en wee van de mensheid. Maarten Doorman, Heleen Pott en hun medewerkers schreven een boek over denkers die daar hun leven hebben aan gewijd.

Het boek behandelt nl. de 32 mogelijks belangrijkste denkers van na de Tweede Wereldoorlog. Een keur van specialisten presenteert de spraakmakendste thema’s van de afgelopen decennia. Filosofen van deze tijd is niet louter een geschiedenis van de recente ontwikkelingen, het schetst meteen het filosofisch landschap voor de eenentwintigste eeuw. Dit boek behandelt het denken van o.a. Heidegger, Wittgenstein, Popper, Arendt, Foucault, Habermas, Dennett, Kristeva, Nussbaum, Sloterdijk, Žižek en, in deze nieuwe druk, ook Singer, Deleuze (foto) en Fanon. Deze nieuwe, herziene editie is nl. geheel geactualiseerd.

“De analytische filosofie”, zo lezen we, “was uitgevonden in Oxford en Cambridge en werd sinds de Tweede Wereldoorlog met vrucht ontwikkeld in de verenigde Staten. De continentale filosofie was een product van het Europese vasteland. Terwijl de analytici zich bezighielden met logische analyse van de taal en reflectie op de wetenschappen, bestudeerden de continentalen de sociale en culturele ‘leefwereld’, waarbij ze zich lieten inspireren door Duitstalige denkers als Husserl en Heidegger, of verder terug, door Hegel en Marx. Binnen de continentale traditie was er nog het onderscheid tussen existentialisme, (neo)marxisme en structuralisme”.

“Het existentialisme bestudeerde de mens, onderzocht de dagelijkse ervaring en hield zich bezig met zingevingsvraagstukken”, zo lezen we verder. “Het marxisme analyseerde de kapitalistische samenleving en haar politieke en sociale ongelijkheid, en zocht naar mogelijkheden om de wereld te veranderen. Het structuralisme, dat vooral in Parijs in de jaren ’60 populair werd, richtte zich juist op de onveranderlijke structuren die cultuur en gedrag bepaalden. De analytici ten slotte voerden het beheer over de meer abstract-technische domeinen van de filosofie: waarheid en wetenschap, logica en kentheorie.

“Aan het eind van de jaren zestig bloeide in Nederland vooral een religieus gekleurde, existentieel-fenomenologische school, naast een wetenschappelijk georiënteerde taalfilosofie. De internationalisering van de Franse filosofie was en is opvallend, temeer omdat de Franse filosofie traditie (op haar beurt gevoed door de Duitse fenomenologie) in de Angelsaksische wereld nauwelijks bekend was. De laatste decennia heeft de populariteit van denkers als Derrida, Foucault en Lyotard (foto) aan Amerikaanse universiteiten echter een hoge vlucht genomen – in mindere mate geldt dat ook voor een hermeneutisch-fenomenoloog als Paul Ricoeur (foto). Het ‘Frans denken’ is in Amerika inmiddels populairder dan in Frankrijk zelf.

Verreweg de belangrijkste factor in de filosofische transformatie van de laatste decennia is een wijziging in het intellectueel klimaat, die een nieuwe visie op de relatie tussen denken en zijn met zich meebrengt. Terwijl de naoorlogse filosofie aanvankelijk werd gekenmerkt door een onverminderd geloof in de emancipatie van de mensheid en de maakbaarheid van de wereld, begon in de jaren ’70 het tij te keren. Het waren de jaren waarin Hegel en Marx naar de achtergrond werden verschoven, en een andere Duitser uit de 19de eeuw het toneel veroverde, een denker/filoloog die een enorme invloed op een nieuwe generatie filosofen zou gaan uitoefenen. Die denker was Friedrich Nietzsche.

Dertig jaar feminisme heeft er in elk geval voor gezorgd dat voor het eerst vrouwen doordrongen in de canon van de filosofie. Sinds de publicatie van ‘Le deuxième sexe’ (1949), waarin de Beauvoir vaststelde dat de vrouw niet wordt geboren maar gemaakt, is het filosoferend subject niet meer vanzelfsprekend mannelijk. En inmiddels is het minder vanzelfsprekend dat dit subject heteroseksueel zou zijn, blank en afkomstig uit het Noord-Atlantisch werelddeel.

Dit helder geschreven en bijzonder informatief boek is bedoeld als een kennismaking op academisch niveau met belangrijke denkers van deze tijd. Het is speciaal geschreven voor studenten van universiteiten en hogescholen, maar is tegelijkertijd gericht op een ruimer, in filosofie geïnteresseerd publiek. Een hele prestatie. Warm aanbevolen.

Maarten Doorman (°1957) is filosoof en essayist. Hij is sinds 2005 bijzonder hoogleraar Journalistieke Kritiek van Kunst en Cultuur aan de Universiteit Amsterdam Van hem verschenen op filosofisch gebied onder meer “De romantische orde”, “Rousseau en ik” en “De navel van Daphne”. Heleen Pott (°1952) is filosoof en Socrates-hoogleraar Kunst, Cultuur en Samenleving aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Na haar promotie concentreerde zij zich op moderne filosofie. Dat resulteerde o.a. in 2000 in de bloemlezing “Filosofen van deze tijd”.

Maarten Doorman Heleen Pott Filosofen van deze tijd Uitgeverij Prometheus 528 bladz. 14de druk ISBN 9789044637380