Richard Wagner, “Het kunstwerk van de toekomst”, uitgegeven door Ijzer/epo. Uniek!

 

Oh, uniek en heerlijk volk! Smeed je vleugels en verhef je ten hemel!”

Wagners belangrijk essay over de kunst en de kunstenaar van de toekomst is eindelijk vertaald in het Nederlands! Het dateert van 1849…We hebben er lang moeten op wachten maar ons geduld wordt beloond. Voortaan kunnen we het belangrijk geschrift in onze eigen taal lezen. De vertaling is een fantastische prestatie. Grandioos.

De jonge, 36-jarige Richard Wagner vluchtte omwille van zijn  mislukte, revolutionaire activiteiten in 1849 uit Dresden naar Zwitserland. Tussen 1849 en 1851 schreef hij in Zürich  belangrijk theoretisch proza. Deze essays zijn bekend onder de naam “Züricher Reformschriften”. Hij schreef er  twee teksten „Theater-Reform“ en de essays  „Die Revolution“,  „Die Kunst und die Revolution“, „Das Kunstwerk der Zukunft“, „Kunst und Klima“, „Das Judentum in der Musik“ (dat hij  herzag  in 1869!) en  „Oper und Drama“.

In „Het kunstwerk van de toekomst” en in  “Opera en Drama” verduidelijkt Wagner zijn ideeën over het Totaalkunstwerk, het “Gesamtkunstwerk”. Wagner heeft het woord “Gesamtkunstwerk” aangewend om de antieke, Attische Tragedie te omschrijven. Hij heeft het woord niet uitgevonden maar overgenomen van de esoterische filosoof Karl Friedrich Eusebius Trahndorff (1782-1863) (foto) die het in zijn twee delen over de  “Ästhetik oder Lehre von Weltanschauung und Kunst”,  in 1827 voor het eerst gebruikte.

Muziekdrama

Het woord Muziekdrama nam hij over van de Duitse schrijver Theodor Mundt (1808-1861) (foto) die opera als genre omschreef als „Einheit von Dichtkunst und Tonkunst“. Mundt leidde het op zijn beurt af van het “Musikalisches Drama” van de “städtischen Musikdirektor” in Magdeburg, de componist Johann Heinrich Rolle (1716-1785) (foto). Rolle’s Musikalisches Drama toonde dan weer verwantschap met de belangrijke “Reformopern” van Gluck, de „feierliche Hohepriester der musikalischen Tragödie” volgens E.Hanslick.

Weet dat we met Rolle in de kern van de Oost-Pruisische ,Lutherse “Aufklärung” van evangelische theologen belanden. Zij behoorden tot de  kring van de dichter Johann Wilhelm Ludwig Gleim (1719-1803).  Ook Richard Wagner behoorde als geboren  Leipziger tot deze indrukwekkende geloofscultuur. Richard werd immers gevormd  door dominee Wetzel in Possendorf (nabij Dresden) en door  Christian Theodor Weinlig (1780-1824), advocaat en  Thomaskantor in Leipzig. Weinlig gaf trouwens ook les aan de jonge Clara Wieck/Schumann, eveneens een geboren “Leipzigerin”.

Typische Wagner-uitdrukkingen

Ik wil trouwens van de gelegenheid gebruik maken om er u eens op te wijzen dat voor een juist begrip van de zogenaamd typische Wagner-uitdrukkingen “Gesamtkunstwerk”, “Musikdrama” en “Leitmotiv”, we terecht moeten bij de oorspronkelijke bedenkers van die termen. bvb. Bij de “königlich preußischer Musikdirektor” Friedrich Wilhelm Jähns (1809-1888) (foto), die pas in 1873 voor het eerst sprak over “Leitmotiv”. Jähns deed  dit in zijn “Verzeichnis” van het werk van Carl Maria von Weber, “Carl Maria von Weber in seinen Werken, chronologisch-thematisches Verzeichniss seiner sämtlichen Compositionen”.  Verder moet U weten dat het vooral Hans Paul Freiherr von Wolzogen (1848-1938) was die in zijn tijdschrift “Bayreuther Blättern zur Verständigung über die Möglichkeiten einer deutschen Kultur”, de term “Leitmotiv” “officieel” heeft gemaakt. 

Het was een aantal Wagner exegeten van het eerste uur als Carl Friedrich Glasenapp (1847-1915) (foto), Martin Gregor-Dellin (1926-1988), Carl Dahlhaus  (1928-1989) (foto) en Egon Voss (°1938) die in hun indrukwekkende uitgaven over Wagner, de termen wereldwijd bekend hebben gemaakt. Bvb. in de „Wagner-Encyklopädie. Haupterscheinungen d. Kunst- u. Kulturgeschichte im Lichte der Anschauung Richard Wagners“ van Glasenapp, bij de 21 delen (Bände) van de „Wagner-Gesamtausgabe“ door Dahlhaus, de jong overleden Klaus Klöge (1951-2011) en Voss, en in „Richard Wagners Musikdramen“, „Wagners Ästhetik“ en  „Wagners Konzeption des musikalischen Dramas“, alle uit 1971,  van Carl Dahlhaus.

„Die Tonsprache ist Anfang und Ende der Wortsprache, wie das Gefühl Anfang und Ende des Verstandes, der Mythos Anfang und Ende der Geschichte, die Lyrik Anfang und Ende der Dichtkunst ist. (R.W)“

Nieuw muziektheater

Wagners  nieuwe ideeën aangaande muziektheater vonden in de periode 1849-1856 ook louter literair hun treffende weerspiegeling in de allitererende, poëtische tekst van zijn tetralogie “Der Ring des Nibelungen”. Bvb. “Weia! Waga! Woge, du Welle, walle zur Wiege! Wagala weia! Wallala weiala weia!” (Rijndochters in “Das Rheingold”). De tekst van zijn “Ring” schreef   hij tussen 1848 en 1856, in dezelfde periode dus als zijn belangrijke geschriften.

Revolutie

“Dit boek”, lezen we op de achterflap, “toont Wagners worsteling met het gefragmenteerde moderne leven. Hij wil de mensen en de kunsten weer verenigen. Mens en Muze kwijnen weg in isolement en zijn in de greep van egoïsme, nuttigheidsdenken en de waan van de dag”.  Omdat kunst en samenleving  nauw met elkaar verbonden zijn, streefde Wagner zowel naar een revolutie in de maatschappij als in de kunst. De kunsten moesten volgens Wagner opnieuw  één worden, zoals de geïsoleerde individuen in de moderne maatschappij weer een gemeenschap moesten vormen. De moderne mens is vervreemd van zichzelf en zijn naaste, stelde Wagner. De mens laat zich leiden door hebzucht en egoïsme en is speelbal van commercie, mode en  uiterlijk vertoon.

In zijn essay schetst Wagner de evolutie en revolutie van de kunst, van de Griekse tragedie tot de kunst van de toekomst. Aan de hand van de Muzen, wilde hij aantonen  dat de muziek het woord weer nodig had. Deze gedachte leidde tot het ontstaan van het Wagneriaans Muziekdrama.

Inleidend essay

Het boek is niet alleen een must omwille van het feit dat u Wagners geschrift nu in uw eigen taal kunt lezen maar vooral omdat de inleiding door Philip Westbroek als basis althans, bijzonder interessant is. Hij herhaalt niet voor de zoveelste keer wat u in x aantal boeken over Wagner kan lezen. Hij richt zich specifiek op de biografische achtergrond van de periode 1849-beginjaren ’50, die bepalend zijn geweest  voor Wagners denken. Zijn inleiding is niet zo maar een inleiding. Het is een essay waarin u o.m. kunt lezen hoe de ideeën van anarchisten als Proudhon en Bakoenin (Westbroek spelt het Bakunin), Wagner beïnvloedden. Hij beschrijft ook welke teksten van auteurs als de historici Johann Gustav Droysen (1808-1884) (foto) en Edward Gibbon (1737-1794) (foto), de auteur van “The History of the Decline and Fall of the Roman Empire”, Wagner las. Er waren veel meer auteurs die Wagner hebben beïnvloed, maar als basis moge dit volstaan. Zeker in functie van een eerste kennismaking met dit essay.

„Übersetzung ist Anfang und Ende der Verständlichkeit“ (M.D.).

In een tweede hoofdstuk schetst Westbroek de plaats die de ideeën van  filosofen   innamen in de evolutie van Wagners eigen denken. Terecht legt hij het accent op de  dubbele “mittelbare” en “unmittelbare” negatie van “Aufhebung” en “Entfaltung”  van  de Hegeliaanse dialectiek,  en het wetenschappelijk materialisme in geschriften als “Gedanken über Tod und Unsterblichkeit” (1834), “Das Wesen des Christentums” (1841) en “Grundsätze der Philosophie der Zukunft” (1843) van de Links-Hegeliaan Ludwig Feuerbach (1804-1872). Daarnaast wijst hij ook op de rol die de idealistische natuurfilosofie, beïnvloed door Neoplatonisme, Gnosticisme en Scholastiek,  van Friedrich von Schelling (1775-1854) (foto) speelde. Schelling was de filosoof van de mythologie, de Openbaring en de “Weltseele”. Deze filosofen zijn inderdaad veel belangrijker geweest voor de ontwikkeling van Wagners denken dan de theorieën van Schopenhauer en Nietzsche samen.  Wagner heeft overigens zijn essay opgedragen aan Ludwig Feuerbach.

Verantwoording vertaling

Vervolgens overloopt Westbroek  de inhoud van de vijf hoofdstukken en resumeert hij de oorsprong en inhoud van Wagners antisemitisme en de weerspiegeling daarvan in het geschrift. Niet  echt 100 % van toepassing op dit essay, het gaat immers niet over “Das Judentum und die Musik”,  maar wel interessant, objectief en genuanceerd aangaande het “Ahasverus statuut” van de 19de eeuwse, al dan niet geïntegreerde Jood of Duitse Jood.

Ten slotte een uiterst interessante verantwoording van de vertaling. Om uw vertrouwen dien aangaande te winnen, een paar voorbeelden. “Het volk als de kracht die de voorwaarden schept voor het kunstwerk” is de vertaling van “Das Volk als die bedingende Kraft für das Kunstwerk”. “De kunst vijandige vorm van het huidige leven onder de heerschappij van abstractie en mode” is de puike vertaling van “Die kunstwidrige Gestaltung des Lebens der Gegenwart unter der Herrschaft der Abstraktion und der Mode”. „Der künstlerische Mensch und die von ihm unmittelbar abgeleitete Kunst“ wordt vertaald als „De scheppende mens en de direct van hem afgeleide kunst”. Een titel als “Die drei reinmenschlichen Kunstarten in ihrem ursprünglichen Vereine” wordt  “De drie zuiver menselijke kunstvormen in hun oorspronkelijke eenheid”,  (met name danskunst, toonkunst en dichtkunst). “De mens als beeldende kunstenaar die natuurlijke materialen gebruikt” is de vertaling van “Der Mensch als künstlerischer Bildner aus natürlichen Stoffen”. “De mens als onderwerp en materiaal van zijn eigen schepping” is de vertaling van “Der Mensch, sein eigener künstlerischer Gegenstand und Stoff”. Let op Wagners nuancering. „Bisherige Versuche zur Wiedervereinigung der drei menschlichen Kunstarten“ wordt vertaald als “Pogingen tot dusver om de drie menselijke kunstvormen te herenigen.” “Grundzüge” wordt vertaald als  “Basiskenmerken”.

Opdracht aan Ludwig Feuerbach

Het boek telt 222 bladzijden maar Wagners essay telt maar een kleine 160 bladzijden. Wat dus betekent dat u naast de net besproken inleiding, ook nog eens een indrukwekkend aantal annotaties krijgt, zijnde verklarende en commentariërende noten. 77 hoogst interessante noten bij Wagners essay, en vier gelijkaardige noten bij de appendix, “Opdracht aan Ludwig Feuerbach”. Dat er geen gespecialiseerde Bibliografie in staat is meer dan een gemiste kans. Helaas ontbreekt ook een anders zo praktisch register. Maar los van dit is dé absolute waarde van deze uitgave, de meesterlijke vertaling in het Nederlands. Door deze vertaling kan elke Nederlandstalige nu Wagners essay lezen en begrijpen en er vanuit verschillende standpunten over nadenken en discussiëren. Uiteindelijk zal deze lezer tot de constatatie komen van de echte Wagneriaan, nl. dat men Wagner niet kan begrijpen, maar dat men zoals Tolstoï  zei over Rusland, men in Wagner moet geloven! En lees na deze uitgave, de Nederlandse vertaling van “Oper und Drama”, over „das weiblich gebärende Element der Harmonie“, volgens Richard Strauss, „das Buch aller Bücher über Musik“, en de Nederlandse vertaling van Wagners “Geschriften over kunst, politiek en religie”. Trouwens, ondertussen verschenen er bij Ijzer/epo reeds acht delen. Felicitaties voor en veel, veel dank aan Philip Westbroek, de vertaler. Uniek!

Philip Westbroek (foto) studeerde theologie, klassieke talen en Slavische talen aan de universiteiten van Amsterdam en Sint-Petersburg. Hij promoveerde in 2007 cum laude op een proefschrift over de Nietzsche- en Wagnerreceptie in het Russische modernisme. Deze studie spitst zich  toe op de revival van de ‘Griekse tragedie’ in het ‘Dionysische’ rituele Gesamtkunstwerk in de jaren rond de Russische Revolutie. Dit verklaart wellicht mede waarom zijn vertaling, inleiding  en annotatie zo ontzettend goed zijn.

Richard Wagner Het kunstwerk van de toekomst 224 bladz. uitg. Ijzer/epo ISBN  9789086840915