Schumanns Celloconcerto & kamermuziek door Gautier en Renaud Capuçon, Bernard Haitink en Martha Argerich, op het label Erato. Subliem!

In het celloconcerto zijn de partners van Cellist Gautier Capuçon, Bernard Haitink en het Kamerorkest van Europa, en in een selectie van kamermuziekwerken zijn het zijn broer, de violist Renaud, en de pianiste Martha Argerich! “Bernard Haitink is een fantastisch inspirerende gids,” zegt Gautier, “en Martha Argerich neemt me mee op de golven van romantiek en passie van de componist.” De opname van het Celloconcerto en andere composities van Schumann voor cello en piano, maken van deze uitgesproken cello cd, een opvallend originele en waardevolle bijdrage tot de Schumann discografie.

Op de cd staan het Celloconcerto in la klein op. 129, het Adagio & Allegro op. 70, de Fantasiestücke op. 73, de Fünf Stücke im Volkston op. 102, en de Fantasiestücke op.88 voor Pianotrio. Schumanns liefde voor de cello, die zich ontwikkelde toen hij het instrument als jonge man leerde spelen, kwam het meest tot uiting in zijn Celloconcerto in la klein. Het is een werk gekenmerkt door frisheid van geest en zingende lyriek en is een rijk voorbeeld van de Romantiek van het midden van de 19de eeuw. Schumann componeerde zijn Celloconcerto in 1850 en beschreef het, net als zijn Pianoconcerto eerder, als een “Conzertstück mit Begleitung des Orchesters”. Hij componeerde het tijdens de eerste periode van zijn aanstelling in Düsseldorf. (1850-1853)

Het Celloconcerto werd tijdens het leven van Schumann nooit gespeeld. Het werd pas in april 1860, vier jaar na Schumanns overlijden, in Oldenburg (Noord-Nedersaksen) in première gespeeld, door de Tsjechische cellist Ludwig Ebert en de Großherzolighen Hofkapelle Oldenburg o.l.v. Konzertmeister Karl Franzen. Ebert was overigens de eerste cellist van het Oldenburg Orkest. Schumann maakte voor de violist Joseph Joachim ook een versie voor viool en orkest. In overeenstemming met veel van zijn andere werken, maakte hij in het concerto gebruik van zowel volledig gerealiseerd als fragmentarisch, thematisch materiaal, dat geïntroduceerd werd in de eerste beweging, en dat vervolgens later in het concerto, opnieuw werd geciteerd en ontwikkeld. Schumanns gebruik van dezelfde thema’s maar in verschillende contexten en stemmingen in de drie bewegingen, verleende het concerto thematische eenheid en een sterk gevoel voor karakterontwikkeling en emotie, vanaf de openingsmaten, aarzelend tussen diep meditatief en geagiteerd, tot de briljante, bevestigende conclusie.

De eerste beweging van het concerto, “Nicht zu schnell”, begint met een korte orkestintroductie, gevolgd door de voorstelling van het hoofdthema door de solist, die op zijn beurt wordt gevolgd door een kort tutti, dat leidt naar een nieuwe, lyrische melodie. De tweede beweging, “Langsam”, is een zeer korte, lyrische beweging, waarbij de solist af en toe dubbelgrepen speelt. Het bevat ook een dalende kwint, een gebaar dat doorheen het hele concerto staat voor eerbetoon aan Clara. Ook heeft de solist een duet met de eerste cellist van het orkest, een ongewone textuur, die geïnterpreteerd kan worden als een gesprek tussen Clara en de componist.

De derde beweging, “Sehr lebhaft”, is een licht rondo. Aan het einde van de beweging is er een onbegeleide cadens, nog ongekend in Schumanns tijd. Deze cadens leidt naar de finale coda, waarin Schumann moduleerde naar A-majeur. In de afgelopen jaren hebben sommige cellisten ervoor gekozen om hun eigen onbegeleide cadensen op te nemen. Schumann verafschuwde applaus tussen de bewegingen. Als gevolg hiervan zijn er geen pauzes tussen de bewegingen. Schumanns vaardigheid in het omgaan met de twee overgangen tussen de drie bewegingen, behoren trouwens tot de opvallendste kenmerken van het concerto.

Het Adagio en Allegro op. 70 in As voor piano en hoorn (ad libitum cello of viool), werd gecomponeerd in februari 1849 in Dresden. Schumann had al alternatieve edities gepland vóór het drukken, waarin de hoorn kon worden vervangen door een cello of een viool. De titel was oorspronkelijk “Romance en Allegro”. Schumann koos weliswaar voor Adagio en Allegro. Het Adagio is melancholisch-langzaam van aard, terwijl het Allegro een snel en moeilijk ‘bravoure-stuk’ is dat hoornisten of cellisten een geweldige kans biedt om als solist te schitteren. 

De Drei Fantasiestücke, “Zart und mit Ausdruck”, “Lebhaft, leicht” en “Rasch und mit Feuer”, voor klarinet en piano, op. 73, werden eveneens gecomponeerd in 1849. Hoewel ze oorspronkelijk bedoeld waren voor klarinet en piano, gaf Schumann aan dat de klarinetpartij ook op altviool of cello kon worden uitgevoerd. Schumann componeerde de stukken in slechts twee dagen tijd in februari 1849, en noemde ze oorspronkelijk “Soirée Pieces” voor ze Fantasiestücke werden genoemd, een titel waar Schumann dol op was, omdat hij ze voor verschillende werken gebruikte. Deze poëtische titel bevorderde het fundamenteel romantisch idee dat creatieve expressie het product is van de onbeperkte verbeelding van de kunstenaar. Bovendien rechtvaardigen de connotaties, de plotselinge stemmingswisselingen.

Het eerste stuk is in la klein begint dromerig en melancholisch, maar besluit met resolutie en hoop in A majeur, als overgang naar de volgende beweging. Het tweede stuk in A is speels, vrolijk, energiek en positief, met een centrale sectie die naar F moduleert met chromatische triolen in dialoog met de piano. Het laatste stuk is opnieuw in A. Het tempo wordt plotseling in een waanzin van passie en vurige energie opgedreven, grenzend aan het irrationele. De beweging duwt de uitvoerders tot het uiterste, (Schumann schrijft “schneller und schneller”), en de beweging eindigt uitbundig en triomfantelijk. 

De periode tussen februari en december 1849 werd gekenmerkt door Schumanns  poëtische verkenning van vier instrumenten, de toen nieuwe ventielhoorn in het “Adagio en Allegro” op. 70, de klarinet in de Fantasiestücke op. 73, de hobo in de Romanzen op. 94 en de cello in de “Fünf Stücke” op.102. Hoewel Schumann al in april 1849 de kleine cyclus „Fünf Stücke im Volkston“ componeerde, publiceerde hij de vijf cello-stukken “Mit humor “Vanitas vanitatum””, “Langsam”, “Nicht schnell, mit viel Ton zu spielen”, “Nicht zu rasch” en “Stark and markirt”, pas in 1851 als op. 102. Deze miniaturen hebben niet alleen speciale aantrekkingskracht door de prachtige cantilene van de cello, met name in het derde stuk, maar ook door de Hongaarse, Noordse en andere volksstijlen, die Schumann tot fijne dialogen verwerkte. Zoals de titel al aangeeft, beoogde Schumann de stilering van muziek in de zin van een denkbeeldige folklore. 

De vier Fantasiestücke op 88, (Romanze, Humoreske, Duett en Finale), uit 1842, voor Pianotrio, waarin de piano domineert terwijl de cello en de baslijn van de piano grotendeels parallel lopen, waren duidelijk bedoeld voor huiselijke uitvoering door amateurs. Schumann vestigde trouwens zelf de aandacht op hun meer ‘delicate’ aard, in vergelijking met de stijl van zijn andere kamermuziekwerken voor piano en strijkers. De Romanze met zijn melancholische, volksliedachtige melodie, is van een ontroerende eenvoud. Het thema verschijnt in een meer levendige vorm in de daarop volgende Humoreske. Het Duet voor de twee strijkinstrumenten, heeft een melodische lijn van grote schoonheid, terwijl de piano zacht golvend begeleidt.

Wat de Finale betreft, keert de stemming van het mars ritme van de Humoreske terug, zij het in een meer grandioze versie. De duidelijke akkoord textuur van de mars zelf staat in schril contrast met het ingewikkeld contrapunt van de Romanze, dat ontworpen is als een uitgebreide reeks verweven canons, waarin de antwoordende stem vaak in spiegelvorm verschijnt. In de coda wordt een koraal achtige melodie van de piano overschaduwd door syncopen van de strijkinstrumenten. Hierna sterft de muziek geleidelijk weg, terwijl de pianist vluchtig passagewerk speelt. Een plotse uitbarsting van energie brengt het werk alsnog tot een flamboyante conclusie.

De uitvoerders zijn Gautier Capuçon cello, Renaud Capucon, viool, het Chamber Orchestra of Europe o.l.v. Bernard Haitink en Martha Argerich piano. De uitvoeringen voor cello en piano en voor Trio werden nog opgenomen tijdens het “Progetto Martha Argerich” in Lugano. Niet te missen!

SCHUMANN GAUTIER CAPUÇON Chamber Orchestra of Europe Bernard HAITINK Martha ARGERICH Renaud CAPUÇON cd Erato 0190295634216