“1811”, Klarinetconcerti van Weber, Kurpiński en Crusell door Sharon Kam, op het label Orfeo.

De wereldberoemde klarinettiste, Sharon Kam, presenteert op haar nieuwe Orfeo cd, romantische Klarinetconcerti van drie componisten. Aan haar zijde staan haar echtgenoot, de dirigent Gregor Bühl, en het ORF Vienna Radio Symphony Orchestra. Op de cd “1811”, namen ze, naast het Klarinetconcert nr.1 in Es van Bernhard Henrik Crusell en Carl Maria von Webers Klarinetconcert nr. 2 in Es, ook het nog onbekend Concerto op van de Poolse componist Karol Kurpińksi.

 Carl Maria von Weber (1786-1826) werd wereldberoemd met “Der Freischütz”, “Euryanthe” en “Oberon”, zijn drie belangrijkste bijdragen aan de geschiedenis van de vroege romantische Duitse opera. Weber had een uitgesproken liefde voor de klarinet. Bovendien werd het instrument in zijn tijd almaar vaker gebruikt als solo-instrument. De meeste van zijn werken voor klarinet, inclusief de twee solo-concerti op. 73 en op. 74, dateren uit 1811. Beide klarinetconcerti, zelfs meer dan zijn vorig concertino op. 26, werden mijlpalen in de vroege romantische traditie en werden consequent gespeeld door bijna alle klarinettisten. In het Es-groot concerto is een hoffelijk karakter te herkennen. Sharon Kam nam dit werk eerder op, maar merkt op: “Bijna elke klarinettist heeft een diepe relatie met Weber. Het is 20 jaar geleden dat ik het Weber-concerto met Kurt Masur heb opgenomen en mijn kijk op het stuk is sindsdien veel veranderd. Ik wil het een stuk eenvoudiger spelen, meer à la Rossini, en niet meer met de zware, romantische klank als voorheen. ”

Von Weber maakte vanaf 1810 een tocht langs verschillende steden in Duitsland en in 1813 werd hij directeur van het Statentheater (Stavovské divadlo) in Praag. In 1816 en 1817 werkte hij in Berlijn en vanaf 1817 was hij directeur van de prestigieuze opera van Dresden. Toen hij in 1811 München bezocht, was Carl Maria von Weber (1786-1826) onder de indruk van de muzikale kwaliteiten van het theaterorkest onder leiding van de componist Peter von Winter. Onder de uitstekende musici van dit orkest bevond zich de klarinettist Heinrich Baermann (1784-1847) (foto), wiens expressief spel, de componist enkele maanden eerder al had bekoord tijdens een concert in Mannheim. De warme klank van Baermann stond in schril contrast met de meer doordringende stijl van de meeste klarinettisten van toen. In zijn dagboek noteerde Weber de amplitude van toon en de consistentie van klank die Bearmann in alle registers van het instrument te bieden had.

De meeste klarinetten uit die tijd bevatten slechts vijf of zes kleppen. Bearmann daarentegen speelde sinds 1809 op een instrument met tien kleppen, gebouwd door Griesling & Schlott uit Berlijn. Dit belangrijk detail met betrekking tot de bouw van het instrument, vergemakkelijkte de overgang van het ene register naar het andere (laag, midden, hoog), terwijl het tegelijkertijd een grotere virtuoze snelheid in chromatische passagenoten mogelijk maakte, evenals een betere verkenning van het bovenste register. Weber componeerde dan ook zes werken, drie concertante werken en drie kamermuziekwerken, voor Bearmann, met wie hij een langdurige vriendschap onderhield.

Het  Klarinetconcerto nr. 2 in Es, op. 74 ging in première in november 1811. Weber hield vast aan het traditioneel patroon (levendig / langzaam / levendig) en voor de klarinetpartij maakte hij gebruik van alle technische mogelijkheden van het instrument, o.a. virtuoze tempi, een groot toonbereik, extreme posities, en tooncontrasten. Weber arrangeerde veel combinaties van de klarinet met andere houtblazers van het orkest (met name met gedempte hoorns en fagot), waardoor een vrij origineel timbre werd bereikt, vooral in de melancholische kleuren. Hij benutte het dramatisch potentieel van de klarinet, vooral in het Adagio con moto, waarin de solist(e) zich met een vrije en bevestigende interpretatie in een passage met de vermelding ‘recitativo’, moet verdiepen.

Op de ‘Poolse’ finale van Weber, “Alla Polacca”, volgt muziek van Karol Kurpiński (1785–1857), één van de invloedrijkste persoonlijkheden in de muziekgeschiedenis van Polen. Sinds 1810 woonachtig in Warschau, was hij een bekende leraar, vanaf 1819 hof dirigent, en van 1825-1842, directeur van de opera. Karol Kurpiński verhuisde in 1810 naar Warschau waar hij op voorspraak van de dirigent Józef Elsner, werd aangenomen als tweede dirigent van het Teatr Narodowy. Hij volgde in 1824 Elsner op als eerste dirigent en was kapelmeester van de Russische tsaar Alexander I tijdens de Russische bezetting van Polen. Zo dirigeerde hij onder meer de uiterst succesvolle première van het Pianoconcert nr. 2 van Chopin in het Teatr Narodowy (Nationaal theater). Zijn positie was dusdanig dat hij tijdens de Novemberopstand in 1831, ongestraft het door hem gecomponeerd, Pools patriottisch lied “Warszawianka” kon laten uitvoeren in het nationaal theater. Het lied werd populair in Polen en was bij de Poolse onafhankelijkheid in 1918 een van de kandidaat-liederen voor de nationale hymne. Tot zijn bekendste operawerken behoren “Jadwiga” uit 1814, “Zamek na Czorsztynie, czyli Bojomir i Wanda” uit 1819 en “Kalmora, czyli prawo ojcowskie Amerykanów” uit 1820.

De klarinet speelde een vrij ondergeschikte rol in het werk van Kurpiński. Hij was bekend als een componist van 26 opera’s naast talrijke orkestwerken, nationaal patriottische liederen en vocale werken. Zijn enig Concerto voor klarinet en orkest in Bes heeft buiten zijn Pools thuisland enige populariteit verworven. “Karol Kurpiński is nog steeds bij weinigen bekend, wat jammer is”, vertelt Sharon Kam. Hij begon aan de compositie waarschijnlijk in 1820 in Warschau en voltooide ze tijdens een reis naar Europa in Parijs, in 1823, waar Kurpiński een tijdje verbleef om de organisatie van Franse theaters te bestuderen.

Bernhard Henrik Crusell (1775-1838) verenigde het creatieve en het reproductieve. De Zweed was nl. niet alleen veertig jaar componist en klarinettist in de Koninklijke Hofkapel in Stockholm, maar ook een begaafd schrijver. Als veel van zijn werken, zoals zijn opera “Lilla slavinnan”, grotendeels zijn vergeten, bleven de stukken die zijn gewijd aan zijn eigen instrument, behoren tot het internationaal standaardrepertoire. “Crusell was op hetzelfde moment in Duitsland als Weber! Hebben ze elkaar ontmoet? Hebben ze ooit van elkaar gehoord? vraagt ​​Kam zich af en er is geen bewijs dat Crusell Webers werken ooit heeft uitgevoerd, hoewel ze stilistisch nauw verwant waren aan elkaar. Dit geldt ook in beperkte mate voor het Es-grootconcerto, dat net als Kurpiński’s concerto, duidelijk geworteld was in de toenmalige, klassieke muziek.

Sharon Kam Weber Kurpiński Crusell ORF Vienna Radio-Symphony Orchestra Gregor Bühl cd Orfeo C995201