Live opname van “Bach kantaten No 31”, door het Chor & orchester der J. S. Bach-Stiftung St. Gallen, unter der leitung von Rudolf Lutz. Grandioos.Top!

“Bach kantaten No 31”, Chor & orchester der J. S. bach- stiftung St. Gallen unter der leitung von Rudolf Lutz. Top!

Geschandaliseerd door de misbruiken van de katholieke kerk, publiceerde de Augustijnse monnik Maarten Luther, op 31 oktober 1517 zijn vijfennegentig stellingen op de deur van de Allerheiligenkerk in Wittenberg. Het document veroordeelde de verkoop van aflaten, bepleitte radicale hervormingen en zette zijn doctrine van rechtvaardiging door alleen het geloof uiteen. Muzikaal resulteerde dit o.a. in de “Kirchenmusiken – cantaten” van J.S. Bach.

De J.S. Bach-Stiftung is een in 1999 opgerichte Zwitserse stichting, gevestigd in Sankt Gallen. De stichting streeft een integrale opname en documentatie na van het gehele vocale werk van Johann Sebastian Bach. Initiatoren van de J.S. Bach-Stiftung zijn de musicus Rudolf Lutz (muzikale leiding) en de bankier Konrad Hummler. De stichting wordt met private middelen gefinancierd. n oktober 2006 is de stichting met dit project begonnen. In totaal zijn 75 werken uitgevoerd. Eens per maand voeren het koor en orkest een werk uit. Het duurt dan circa 25 jaar voordat het doel bereikt is. Per avond wordt een cantate twee keer uitgevoerd.

Voor elk concert vindt ter introductie een workshop plaats. Tussen beide uitvoeringen is er een reflectie over de cantatetekst. De cantates worden vrijwel altijd uitgevoerd in de Reformierte Kirche van Trogen (foto) bij Appenzell. Af en toe treedt het gezelschap op tijdens Bachfestivals zoals het Bachfest in Leipzig of het internationale Bachfest in Schaffhausen. Het koor en orkest van de J.S. Bach-Stiftung staan onder leiding van Rudolf Lutz. Concertmeester is violiste Renate Steinmann. Tot zijn plotselinge dood op 17 augustus 2012 was Norbert Zeilberger de vaste klavecinist en organist van het orkest.

Op de cd staan de cantaten “Gott fähret auf mit Jauchzen”, BWV 43, “Ich lebe, mein Herze, zu deinem Ergötzen”, BWV 145, en “Wer Dank opfert, der preiset mich”, BWV 17. “Gott fähret auf mit Jauchzen”, BWV 43, [a] werd gecomponeerd in Leipzig voor het Hemelvaartsfeest van 30 mei 1726. Bach componeerde deze cantate, die begint met een citaat uit Psalm 47, in zijn derde jaar in Leipzig. De voorgeschreven lezingen voor die feestdag waren de Handelingen van de Apostelen, de proloog en Hemelvaart (Handelingen 1: 1–11), en het Evangelie van Marcus. Daarin vertelde Jezus zijn discipelen om te gaan prediken en te dopen, en over zijn Hemelvaart (Marcus 16): 14-20). De structuur is vergelijkbaar met die van cantates van Bachs neef, Johann Ludwig Bach, hofdirigent in Meiningen, die Bach in 1726 uitvoerde. Het betreft een cantate met een citaat uit het Oude Testament, een recitatief, aria en een citaat uit het Nieuwe Testament, een gedicht en een koraal. Het eerste citaat komt uit Psalm 47 (Psalmen 47: 5–7) en wordt traditioneel opgevat als een verwijzing naar Hemelvaart. Het andere citaat in de 4de beweging is de toonzetting van vers 19 uit het evangelie.

Een onbekende dichter parafraseerde in het recitatief en de aria, een idee uit Psalm 68 (Psalm 68:18) en het citaat ervan in de brief aan de Efeziërs (Efeziërs 4: 8). In de 7de beweging gebruikte hij het motief van Christus in de wijnpers. De cantate wordt afgesloten door het eerste en dertiende vers van de hymne, “Du Lebensfürst, Herr Jesu Christ” (1641) van Johann Rist. Bach zou later het vierde vers van dit koraal gebruiken voor zijn Hemelvaart Oratorium. De cantate bestaat in zijn totaliteit uit twee delen, voor en na de preek.

“Ich lebe, mein Herze, zu deinem Ergötzen”, BWV 145, is een vijfdelige kerkcantate op een libretto van Picander, waarschijnlijk voor het eerst uitgevoerd in Leipzig op paasdinsdag 19 april 1729. Als pasticcio met zeven delen, met één van de toegevoegde delen gecomponeerd door Telemann, is de paascantate bekend als “So du mit deinem Munde bekennest Jesum” (zoals gepubliceerd in de 19de eeuw), of als “Auf, mein Herz!” (naar de tekst van de incipit van het eerste deel van de pasticcio). “Ich lebe, mein Herze, zu deinem Ergötzen” is een van de bestaande cantates en fragmenten van wat bekend staat als de Picander-cyclus van Bach, of zijn vierde cantate-cyclus. Volgens de eerste publicati, liep deze cyclus van 24 juni 1728 (Feest van Johannes de Doper) tot de vierde zondag na Trinitatis, 10 juli 1729.

De eerste toegevoegde beweging is een vierdelige toonzetting van het koraallied. De Telemann-beweging bestaat uit twee delen, een duet en een koorfuga, met strijkers en instrumenten en trompet. In de cantate van Telemann werd deze voorafgegaan door een instrumentale inleiding over hetzelfde thema. Het eerste deel op de tekst van Picander, is een duet met obbligato-viool. De tenor drukt de positie van Jezus uit “Ich lebe, mein Herze, zu deinem Ergötzen” (ik leef, mijn hart, voor uw plezier), terwijl de sopraan als gelovige antwoordt, “Du lebest, mein Jesu, zu meinem Ergötzen” (Je leeft, mijn Jezus, voor mijn plezier). De cantate wordt afgesloten met een vierdelige toonzetting van het laatste vers van de paashymne, “Erschienen ist der herrlich Tag”.

Bach componeerde de kerkcantate “Wer Dank opfert, der preiset mich”, BWV 17 in Leipzig voor de veertiende zondag na Trinitatis, en voerde ze voor het eerst uit op 22 september 1726. In zijn vierde jaar als Thomaskantor in Leipzig, voerde Bach 18 cantates uit, gecomponeerd door zijn familielid Johann Ludwig Bach (foto), hofmusicus in Meiningen. Zeven bewegingen zijn verdeeld in twee delen, beide beginnend met Bijbelse citaten, deel I uit het Oude Testament, deel II uit het Nieuwe Testament. De tekst is gebaseerd op het voorgeschreven evangelie dat vertelt dat Jezus tien melaatsen reinigt. Het wordt geopend door een vers uit Psalm 50, citeert een sleutelzin uit het evangelie, en wordt afgesloten door een vers uit Johann Gramanns hymne, “Nun lob, mein Seel, den Herren”. De cantate, gestructureerd in twee delen die vóór en na de preek moesten worden uitgevoerd, was gecomponeerd voor de bezetting van vier vocale solisten en koor (SATB) en een ensemble van twee hobo’s, strijkers en continuo.

Als kenner van de Bijbel, citeerde de tekstdichter voor het openingskoor een vers uit Psalm 50 (Psalm 50:23) en voor het eerste recitatief in Deel II, de verzen 15 en 16 uit het evangelie. Het slotkoraal is de derde strofe van de hymne “Nun lob, mein Seel, den Herren” (1525) van Johann Gramann (Poliander). Later gebruikte Bach de openingsbeweging voor de beweging Cum sancto Spritu, in het Gloria van zijn Missa in G, BWV 236.Niet te missen!

De Zwitserse organist, klavecinist, dirigent en componist, Rudolf Lutz (°1951) (foto), studeerde aan het Konservatorium Winterthur in Zürich en aan de Musikakademie Wien. Vanaf 1973 tot 2013 was hij organist van de St. Laurenzen Kirche. Hij doceerde improvisatie aan de Schola Cantorum Basiliensis en in 2006 werd hij artistiek leider van de J. S. Bach-Stiftung, gevestigd in St. Gallen. De Stichting is bezig met een project om de volledige vocale werken van Bach uit te voeren en op te nemen in een kerk in Trogen. De Stichting beschikt over een koor en een orkest, opgericht door Lutz als het “ensemble Schola Seconda Pratica”, en heeft internationale solisten in de Bach-uitvoeringen.

Bach kantaten No 31 chor & orchester der  j. s. bach- stiftung unter der leitung von rudolf lutz J.S.Bach-Stiftung St. Gallen cd 27081

Startseite