World Premiere Recording van Antonio Salieri’s “Armida” o.l.v. Christophe Rousset, op het label Aparté. Een niet te missen ontdekking.

Christophe Rousset, een groot voorstander van de werken van Antonio Salieri, zet na zijn magnifieke opname van diens “Tarare”, zijn onderzoek naar de werken van de componist voort, op basis van het manuscript van een ander meesterwerk, de opera in drie bedrijven “Armida”, een perfecte synthese van de toenmalige Italiaanse en Franse stijl.

De Boheemse componist, Florian Leopold Gassmann (1729-1774) (foto) introduceerde  Antonio Salieri 1750-1825) (foto) in 1766 in het Weens muziekleven. Bij Gassmann zelf studeerde Salieri contrapunt gebaseerd op “Gradus ad Parnassum” van Johann Joseph Fux en de “Istituzioni harmoniche” van Gioseffo Zarlino. Verder studeerde Salieri Latijn, Duits, Frans en Italiaanse poëzie bij Pietro Tommasini en de kunst van declamatie bij Pietro Metastasio. In 1769 ontmoette hij Christoph Willibald Ritter von Gluck, die voor hem tot diens overlijden, een mentor en vaderlijke vriend was. Salieri bleef voor de rest van zijn leven in Wenen. In oktober 1774 huwde hij er met Theresia Helferstorfer, een nicht van de pianiste Josepha Barbara Auernhammer. Zij kregen samen acht kinderen. In 1770 werd in Wenen voor het eerst een opera van Salieri uitgevoerd, “Le donne letterate”. Zijn eerste groot succes beleefde hij weliswaar in 1771 met zijn opera “Armida”. Na het overlijden van Florian Leopold Gassmann werd Salieri zijn opvolger als keizerlijke kamercomponist en dirigent aan de Italiaanse opera. Zo nam hij op 24-jarige leeftijd een van de belangrijkste functies in het Europees muziekleven in. In 1778 werd hij tot hofkapelmeester benoemd. In 1780 kwam hij terug van een tweejarige, hem door de keizer verleende vakantie, naar Wenen en zette zich aan de komische opera,”Der Rauchfangkehrer oder Die unentbehrlichen Verräther ihrer Herrschaften aus Eigennutz”, voor het door keizer Jozef II van het Heilig Roomse Rijk in 1778 in het leven geroepen National-Singspiel-Theater. In februari 1786 won Salieri op het Schloss Schönbrunn in aanwezigheid van keizer Jozef II, met zijn “Prima la musica e poi le parole”, een wedstrijd tegen Mozarts “Der Schauspieldirektor” (KV 486).Armida, een verhaal over liefde en plicht in conflict, doordrongen van magie, in opdracht gecomponeerd voor een onbekende gelegenheid, was Salieri’s eerste groot succes op het gebied van de opera seria. De opera speelt zich af tijdens de Eerste Kruistocht en biedt een dramatische combinatie van ballet, aria’s, ensembles en koren, met theatraliteit, landelijke pracht en een hoog emotioneel karakter. Het werk trad duidelijk in de voetsporen van Gluck (foto) en omarmde zijn hervorming begonnen met Orfeo ed Euridice en Alceste. Het libretto voor Armida was van Marco Coltellini, de huisdichter van de keizerlijke theaters. Terwijl Salieri de voorschriften van Gluck en zijn librettist Ranieri de ‘Calzabigi in het voorwoord van Alceste opvolgde, putte Salieri ook uit enkele muzikale ideeën uit de meer traditionele opera seria en zelfs opera buffa en creëerde daarbij een nieuwe synthese. “Armida” werd in het Duits vertaald en op grote schaal uitgevoerd, vooral in de Noord-Duitse deelstaten, waar het hielp om de reputatie van Salieri als een belangrijke en innovatieve moderne componist te vestigen. Het was ook de eerste opera die in 1783 serieus werd voorbereid in een piano- en vocale reductie door Carl Friedrich Cramer. Armida werd al snel gevolgd door Salieri’s eerste echt populaire succes, een commedia per musica in de stijl van Carlo Goldoni “La fiera di Venezia” (De beurs van Venetië). La fiera werd in 1772 voor carnaval geschreven.Lully, Handel en Traetta, om er maar een paar te noemen, hadden al opera’s gecomponeerd op basis van de verhalen van Tasso. De plot van al deze, en het werk van Salieri, was gebaseerd op de relatie tussen Armida en de kruisvaarder Rinaldo. Salieri’s opera werd voor het eerst opgevoerd in het Weens Burgtheater op 2 juni 1771, en zijn compositie werd sterk beïnvloed door de esthetiek van Christoph Willibald Gluck, die de opera seria probeerde te hervormen door het drama nauwer met de muziek te verbinden. Salieri’s ouverture bv. volgde de principes die Gluck had uiteengezet in het voorwoord tot Alceste. Andere Gluckiaanse invloeden komen tot uiting in het frequente samenspel van solist en het koor, en het intensief gebruik van het koor in het algemeen. Salieri’s Sinfonia, uitgevoerd bij een Pantomime, was een muziekhistorische vernieuwing, waarin hij de voorgeschiedenis van de opera-plot probeerde uit te beelden en zo een onafscheidelijke eenheid vormde met de opera in schril contrast met de willekeur van vele toenmalige benaderingen. Het werk werd daarenboven buitengewoon kleurrijk georkestreerd, met behoorlijk veeleisende orkestpartijen. De karakteristieke klank van de trombones, die destijds in Wenen nogal ongebruikelijk waren, werden ook effectief benut. Na de succesvolle première verspreidde het werk zich snel over Europa en het werd gespeeld in tal van vertalingen, ook in het Deens. Vanwege het groot succes van deze opera kreeg Salieri zelfs een baan aangeboden bij de progressieve Gustavische Opera in Stockholm, maar hij accepteerde het aanbod uit Zweden niet, waarschijnlijk op instigatie van keizer Jozef II (foto).
De Italiaanse tenor, librettist en drukker Marco Coltellini (1724-1777) (foto), uit Montepulciano, begon een carrière in de kerk, maar moest vertrekken nadat hij vier dochters had verwekt. Hij zette een drukkerij op in Livorno om de werken van figuren uit de Verlichting zoals Francesco Algarotti en Cesare Beccaria te publiceren. Coltellini was zeer geïnteresseerd in opera en maakte kennis met Metastasio (de leidende librettist van opera seria) en met Christoph Willibald Gluck, Ranieri de ‘Calzabigi en Giacomo Durazzo, die betrokken waren bij de hervorming van de Italiaanse opera. In 1763 volgde Coltellini Metastasio op als keizerlijke dichter aan het hof van Wenen. Hij leverde libretti voor Gluck, Hasse (Piramo e Tisbe) en Salieri, en herzag ook Carlo Goldoni’s La finta semplice zodat het door Mozart kon worden getoonzet. Zijn samenwerking met Traetta, Ifigenia in Aulide (1763), ontwikkelde de opera-innovaties van Gluck’s Orfeo ed Euridice. In 1768 schreef hij het libretto voor Giuseppe Scarlatti’s opera Dove è amore è gelosia, die in première ging in het theater van het kasteel Český Krumlov (Schloss Krumau) (foto) in de regio Zuid-Bohemen in Tsjechië, voor de huwelijksviering van de oudste zoon van prins Joseph Adam I van Schwarzenberg (1722-1782) (foto), waarin hij de rol van Patrizio zong. Coltellini werd in 1772 uit zijn functie ontslagen nadat een van zijn satires de keizerin Maria Theresia boos had gemaakt, en hij aanvaardde de baan van officiële librettist voor het Imperial Theatre in Sint-Petersburg, Rusland. Hier leverde hij teksten voor Giovanni Paisiello en Traetta (Antigona). Hij viel opnieuw in schande en volgens de geruchten was zijn plotselinge dood het gevolg van vergiftiging. Hij overleed in Sint-Petersburg.Het epische gedicht “Gerusalemme liberata”, geschreven door Torquato Tasso tussen 1571 en 1580, het jaar van zijn eerste publicatie in Venetië, heeft veel opera’s geïnspireerd. Een van de meest populairste episoden vertelt over de liefde tussen de kruisvaarder Rinaldo en de Saraceense tovenares en de afgezette koningin van Damascus, Armida. Dit verhaal heeft de basis gelegd voor meer dan tweehonderd opera’s, evenals vele literaire bewerkingen en schilderijen, enkele balletten en films. Het onderwerp leende zich voor weelderige ensceneringen, en muziek en dans die een publiek altijd boeiden dat graag nieuwe variaties wilde horen op een thema dat in de 17de en 18de eeuw iconisch was geworden voor theaterbezoekers.
Naast de onmiddellijke aantrekkingskracht en het transgressief aspect van een liefdesrelatie tussen een christelijke kruisvaarder en een Saraceense tovenares, vond het verhaal een onmiddellijke weerklank in Wenen, dat in het verleden in werkelijkheid, tweemaal (in 1529 en 1683) was belegerd door de Ottomanen. Na 1733 en Antonio Caldara’s versie van het verhaal, werden in Wenen een half dozijn opera’s over dat thema opgevoerd. Het was niet de eerste keer dat in Wenen een op “Gerusalemme liberata” geïnspireerde opera werd gepresenteerd. Tien jaar eerder, in 1761, was Traetta’s Armida, een eendelige azione teatrale, naar een libretto afgeleid van Quinault’s tekst voor Lully’s “Armide” (1686), gegeven als onderdeel van de viering van het huwelijk van keizer Joseph II met Isabella van Bourbon-Parma, en voor de Habsburg-Bourbon alliantie vertegenwoordigd door die bruiloft, bedoeld om het Eerste Verdrag van Versailles (1756), ondertekend door Frankrijk en Oostenrijk, te versterken. Deze uitvoeringen, voorafgaand aan die van Gluck’s Orfeo ed Euridice (1762), tonen het belang van het Frans theater in het Weense muziek- en theaterleven van die tijd, en de opkomst van de zogenaamde ‘hervormingskunsten’ tijdens de dynastieke allianties die de Europese politiek structureerden.Antonio Salieri (foto) was pas twintig toen hij zich tot het moeilijk opera seria-genre wendde. Hij koos ervoor om een bekend onderwerp aan te pakken, dat van de liefdesrelatie tussen de christelijke kruisvaarder Rinaldo en de Saraceense tovenares Armida, ontleend aan Tasso’s episch gedicht “Gerusalemme liberata”. De vlotheid, originaliteit en brio van zijn compositorische stijl verzekerden Salieri’s blijvende reputatie in heel Europa. Met zijn “Armida” was Antonio Salieri de voorbode van “Armide” van Gluck uit 1777. De plasticiteit van zijn compositie, de originaliteit en het talent die hij in deze avant-gardistische stijl liet zien, moesten zijn blijvende reputatie verzekeren en hem later zijn eerste opdracht bezorgen bij de Académie Royale de Musique in Parijs, waarvoor hij drie opera’s op Franse libretto’s zou componeren, “Les Danaïdes” (1784), “Les Horaces” (1786) en “Tarare” (1787), die Les Talens Lyriques de afgelopen jaren alle hebben opgenomen. De eerste opvoering van Armida in Frankrijk was het begin van een opera-œuvre dat zich triomfantelijk over heel Europa zou verspreiden.
Het verhaal gaat over de tovenares Armida, koningin van Damascus, die haar magische krachten gebruikt om Jeruzalem te verdedigen tegen de kruisvaarders. Ze bedriegt de ‘meest dappere’ ridder, Rinaldo, en brengt hem naar haar betoverde eiland. Ze is wanhopig verliefd geworden op haar gevangene en is bang hem te verliezen. Ubaldo, Rinaldo’s metgezel en mede-kruisvaarder, is op zoek gegaan naar hem, met als doel hem te bevrijden en terug te brengen om deel te nemen aan de belegering van Jeruzalem onder leiding van Gotfried van Bouillon.

De ouverture beschrijft de aankomst van Ubaldo op de oevers van het eiland van Armida, vervolgens zijn strijd tegen de demonen die het verdedigen en ze uiteindelijk op de vlucht slaan met zijn magische schild. Hij komt bij een prachtig park – “un parco delizioso” – waarin het paleis van de tovenares staat. Deze bijzondere Aparté uitgave werd opgenomen in de Philharmonie in Parijs. De solisten/personages zijn Lenneke Ruiten (Armida) (foto), Teresa Iervolino (Ismene), Florie Valiquette (Rinaldo), en Ashley Riches (Ubaldo). Het Choeur de chambre de Namur en Les Talens Lyriques staan o.l.v. Christophe Rousset. Warm aanbevolen.Salieri Armida Ruiten Valiquette Iervolino Riches Chœur de Chambre de Namur 2 cd Aparté AP244