“John Dowland Lachrimae” door Capriccio Stravagante Renaissance Orchestra o.l.v. Skip Sempé, op het label Paradizo. Schitterend!

Het ensemble Capriccio Stravagante is wereldberoemd vanwege hun schitterende interpretaties van renaissance- en barokmuziek. Eén van de mooiste overgeleverde verzamelingen instrumentale dansmuziek uit het begin van de 17de eeuw is de Lachrimae cyclus van John Dowland. Deze opname door het prestigieus renaissance ensemble Capriccio Stravagante is nieuw georkestreerd door Skip Sempé voor 6 violen, 5 blokfluiten, 2 cornetten, 3 trombones, 2 virginalen en klavecimbel. Skip Sempé’s arrangement van de eenentwintig Lachrimae dansen doet de traditie van de Pavane en Galliarde paren herleven in plaats van ze te beschouwen als geïsoleerde bewegingen.

John Dowland, waarschijnlijk in het Londense Westminster of in Dublin geboren, trad rond 1580 in dienst van de Britse gezant in Parijs, Sir Henry Cobham en vanaf 1583, van diens opvolger, Sir Edward Stafford. In 1587 behaalde hij zijn baccalaureaat muziekwetenschappen aan de Universiteit van Oxford en een jaar later ook aan de Universiteit van Cambridge. Hierna trok hij naar Duitsland om in dienst te treden van de hertog van Brunswijk en later bij de landgraaf van Hessen. Hij reisde door Italië en keerde tegen het eind van de eeuw terug naar Engeland. In november 1598 vertrok hij naar Denemarken, als musicus aan het hof van Christiaan IV. In 1603 keerde hij terug naar Londen.

Met de woorden “A pleasant melancholy” beschreef Robert Burton in 1621 in zijn “The Anatomy of Melancholy”, de gevoelens die bepaalde muziek kan oproepen. Ongeveer 20 jaar eerder had John Dowland (1563-1626), de melancholicus par excellence, een soortgelijk idee uitgedrukt in zijn “Lachrimae, or Seven Tears”. Tijdens de periode 1600-1617 was melancholie in Engeland modieus geworden, vooral in culturele en literaire kringen. Er ontstonden talloze gedichten, schilderijen en liederen rond het thema. Toen Dowlands song met luitbegeleiding, “Flow My Tears” in 1600 werd gepubliceerd, was de instrumentale “Lachrimae” pavane waarop het was gebaseerd, al enkele jaren in omloop en was de componist er mee bekend in Engeland en op het continent. Vier jaar later keerde hij naar de muziek terug en varieerde het als “seven tears” voor een consort van gamba’s en luit.

Collega’s van Dowland zoals Robert Jones en John Danyel hebben ook soortgelijke stemmingen en emoties in hun eigen liederen uitgedrukt. Vaak baseerden zij zich daarbij op hun beurt op Dowlands beroemde pavane, zoals Danyel in zijn “Eyes look no more”. De dominante stemming van verdriet, weerspiegeld in het persoonlijk motto van Dowland (foto), “Semper Dowland, semper dolens” (“altijd Dowland, altijd treurig”), bv. in klagende liederen als “O sweet woods”, “I saw my lady weep”, “Now, O now I needs must part”, “Come, heavy sleep”, en vooral, “Flow my tears”, gaven alle uitdrukking aan het gestileerd liefdesverlangen van de componist.

Lachrimae, in Dowlands tijd bekend als “Flow my tears”, verscheen voor het eerst in de “Lachrymae antiquae” voor luit solo, en diende in 1604 als basis voor zeven gevoelige, vijfstemmige, instrumentale pavanes voor vijf gamba’s (Viols), (“Lachrimæ Antiquæ”, “Lachrimæ Gementes”, “Lachrimæ Tristes”, “Lachrimæ Coactæ”, “Lachrimæ Pavan”, “Lachrimæ Amantis” en “Lachrimæ Veræ”). In 1604 verscheen “Lachrimæ, or seaven Teares figured in seaven passionate Pavans, set forth for the Lute, Viols, or Violons, in five parts”. Deze uitgave werd opgedragen aan Anna van Denemarken (foto), de gemalin van de latere Engelse koning James I met als opschrift “Aut Furit, aut Lachrimat, quem non Fortuna beavit” (“He whom Fortune has not blessed either rages or weeps”). Dowland was toen nl. als luitspeler in dienst van Christiaan IV Anna Catherina, koning en koningin van Denemarken en Noorwegen.

Dowland heeft een van de grootste meesterwerken van renaissancemuziek gecomponeerd. Hij had Engeland verlaten om in dienst te treden van het Deense hof, teleurgesteld dat hij niet was benoemd tot hofcomponist van Elizabeth I, maar hij lijkt het beste te hebben gemaakt van al zijn tegenslagen, om deze magnifieke verzameling puur instrumentale werken te componeren.

Het idee van een ‘Renaissance orkest’, waarin alle verschillende instrumentale groepen zijn samengebracht, is de verborgen boodschap van de 16de en 17de -eeuwse uitgaven. Grote ensembles voor prestigieuze of feestelijke gelegenheden zaten evenzeer in het hoofd van de componist als kleinere, intieme groepen. Dit weinig opgemerkte element is opgenomen in de concerten en opnames van het renaissanceorkest Capriccio Stravagante en is een van de opmerkelijke prestaties van het orkest als het gaat om het creëren van nieuwe perspectieven.

John Dowland Lachrimae Capriccio Stravagante Renaissance Orchestra Skip Sempé cd Paradizo PA0022