“1612 Italian Vespers” door I Fagiolini o.l.v. Robert Hollingworth, op het label Coro. Magistraal!

Op deze opname uit 2012, die eerder beschikbaar was op Decca, leidt Robert Hollingworth verloren gegane werken uit de laat renaissance en vroeg barok. U ontdekt de enige opname van de spectaculaire Vespers voor 4 koren van Lodovico Viadana, evenals Giovanni Gabrieli’s ongeëvenaard, zelfs militair aandoend Magnificat voor wel zeven! koren (gereconstrueerd door Hugh Keyte) met fanfares en heuse kanonschoten in het “Sicut locutus est”.

Op het programma, gewijd aan  Onze-Lieve-Vrouw van de Heilige Rozenkrans, staat indrukwekkend, vocaal, religieus werk van Lodovico da Viadana (1560-1627), Bartolomeo Barbarino (1568-1617), Giovanni Pierluigi da Palestrina (1525-1594), Claudio Monteverdi (1567-1643) en Giovanni (1557-1612) en Andrea Gabrieli (1510-1586).

De Slag bij Lepanto op 7 oktober 1571, was een gruwelijke zeeslag tussen de christelijke, Heilige Liga en het islamitisch Ottomaans Rijk. Het ging over de beheersing van het oostelijk Middellandse Zeegebied. Het was een van de grootste zeeslagen uit de wereldgeschiedenis en ook de laatste grote zeeslag waarbij gebruik gemaakt werd van galeischepen, met menselijke roeiers dus!. Hij vond plaats in de buurt van Lepanto, de vroegere, Griekse havenstad, Návpaktos, aan de nauwe ingang van de Golf van Korinthe. Onder de christelijke strijdkrachten bevond zich trouwens de Spaanse schrijver, Miguel de Cervantes, de auteur van Don Quichot. Claudio Monteverdi componeerde in 1610, Mariavespers. Hij droeg zijn meesterwerk op aan paus Paulus V. Camillo Borghese (foto), en reisde persoonlijk naar Rome om zijn Mariavespers aan de paus te overhandigen.

Omdat de vespers het enige officie waren, waarbij, vanaf de vroegste tijden, meerstemmige zang was toegestaan, waren ze van groot belang voor de geschiedenis van de geestelijke muziek. De psalmen en hymnen van de vespers hebben dan ook veel componisten geïnspireerd. Devotie tot de Maagd Maria was een machtige kracht in het Venetiaans religieus leven. Het gevoel dat de stad de bijzondere bescherming genoot van de Maagd, werd nl. versterkt toen paus Pius V (foto) verklaarde, dat de overwinning van de Venetianen op de Turken in 1571, bij de slag bij Lepanto, te danken was aan de tussenkomst van… de Madonna van de Rozenkrans.

De vele polyfone toonzettingen van de Litanie van de Heilige Maagd waren dan ook het gevolg van de hernieuwde golf van Mariaverering, die volgde op de overwinning bij Lepanto. Aan christelijke zijde werd de overwinning nl. toegeschreven aan het bidden van de rozenkrans door zowel het niet-strijdend volk als de krijgsmacht. Na de slag stelde paus Pius V officieel op 7 oktober, een feestdag in, ter gedachtenis van de overwinning op de Ottomanen. Sindsdien geldt binnen de Katholieke Kerk, de maand oktober, als rozenkransmaand. De zeeslag had dus een immense invloed op het moreel van de christenheid en was bijgevolg het onderwerp van schilderijen van Titiaan, Tintoretto en Veronese.

Rond 1600, toen de opera in Italië werd uitgevonden, schitterde Venetië met de werken van Giovanni Gabrieli in de basiliek van San Marco. Tussen 1575 en ca. 1580 verbleef hij aan de hofkapel van de hertog Albrecht V van Beieren (foto), waar hij in de leer was bij Lassus. Tijdens zijn verblijf aan het hof componeerde er hij zijn eerste madrigalen. Na het overlijden van hertog Albrecht V in 1579, verliet Giovanni Gabrieli het hof en keerde terug naar Venetië. In 1584 verving hij daar Claudio Merulo als organist van de basiliek van San Marco. Tweede organist was zijn oom, Andrea Gabrieli, die echter een jaar later overleed. Na 1585 nam Giovanni Gabrieli de taak van zijn oom over als belangrijkste componist van ceremoniële muziek, doorgaans toonzettingen van psalmen, van de San Marcobasiliek, en bijgevolg ook van de Venetiaanse doge.

Na het overlijden van Andrea Gabrieli in 1585, besloot Giovanni Gabrieli een groot deel van het oeuvre van zijn oom te bewerken om het te kunnen publiceren. “Concerti di Andrea e Giovanni Gabrieli” (1587) was een collectie van Andrea’s grootste werken, aangevuld met eigen composities. “Terzo libro de madrigale a cinque voci” (1589) was de naam van een tweede uitgave. In 1585 werd Gabrieli gekozen om Vincenzo Ballavere op te volgen als organist aan de Scuola Grande di San Rocco, een van de zes broederschappen in Venetië. Hier voorzag hij samen met diverse andere musici, onder wie de cornettist, Giovanni Bassano, de ceremonies van prachtige muziek.

Gabrieli wist de Cori spezzati’, de afwisseling van twee koren, die zijn oorsprong kende bij Adriaan Willaert, als geen ander te vermengen met de glorieuze, Venetiaanse polyfonie. Naast geestelijke composities als de motetten voor San Marco, componeerde Gabrieli ook canzones, madrigalen en composities voor vocale en instrumentale ensembles, bv. “Canzoni et sonate… a 3, 5, 6, 7, 8, 10, 12, 14, 15, & 22 voci, per sonar con ogni sorte de instrumenti, con il basso per l’organo” (1615), of “Concerti di Andrea e di Gio. Gabrieli, organisti della serenissima signoria di Venezia, continenti musica di chiesa, madrigali ed altri per voci e stromenti musicali a 6, 7, 8, 10, 12,16, etc “… (1587).Op de hoogste feestdagen in het Venetië van de Renaissance, moest de Doge zelf, met alle Signoria van de stad, deelnemen aan de religieuze ceremonie van de kathedraal. Doorlaatbare grenzen tussen kerk en staat gingen uiteen, zoals het ceremonieel hoofd van de Venetiaanse regering, zich verenigde met het volk in een al even ceremoniële eredienst.

Tegen het begin van de 17de eeuw was de rijkdom van de Venetiaanse handelsstaat een intrinsiek onderdeel geworden van dezelfde erediensten. Toen Giovanni Gabrieli muziek voorbereidde voor de viering van Kerstmis in de kathedraal, kon hij niet alleen de grote instrumentale en vocale krachten verzamelen van het regulier muzikaal establishment van de kathedraal, maar ze ook aanvullen met extra’s. In 1603 betaalde hij bijvoorbeeld vier cornetspelers, vijf trombonisten, een fagottist, twee violisten en een bassist, om toe te voegen aan de pracht van de ceremonie. Maar het bruisend muzikaal leven van de Venetiaanse staat werd zelfs weerspiegeld in zijn instrumentale werken met een meer bescheiden karakter. Een “eenvoudige” vierstemmige canzona, zoals Gabrieli’s stuk dat bekend staat als “La spiritata”, geeft op elegante wijze het bruisend leven van de beroemde carnavalsstad weer.

Ook  Mantua had een bloeiende muziekcultuur. Componisten als Ludovico Viadana, Jacques de Wert, Giovanni Gastoldi en Claudio Monteverdi (foto) componeerden er naar de theoretische werken Ricercate, passagi et cadentie, Passaggi per potersi esercitare nel diminuire en Selva de varii passaggi van Giovanni Bassano en vader en zoon Rognoni. Giovanni Rovetta, mogelijk geboren in Venetië, was een Italiaanse componist, instrumentalist en zanger, die in de schaduw van Monteverdi werkte, van wie hij waarschijnlijk een leerling was. Net als zijn vader, Giacomo, die violist was, begon Giovanni’s carrière vanaf het einde van 1614, in de San Marco in Venetië. Daar volgde hij nl. in 1630, Alessandro Grandi (foto) op als assistent-maestro. Grandi was het slachtoffer geworden van de beruchte pestplaag. Na het overlijden van Claudio Monteverdi in 1643, werd hij benoemd tot maestro tot aan zijn overlijden in 1668. Zijn oeuvre bestond voornamelijk uit motetten, missen en psalmen met instrumenten (concertati), en drie boeken madrigalen voor verschillende bezettingen.

Lodovico Grossi ( da Viadana), een Italiaanse monnik, was een van de eerste componisten van concerterende kerkmuziek. Hij was een leerling van Costanzo Porta en werkte als kapelmeester aan de Dom van Mantua (tot 1609) en had vervolgens soortgelijke betrekkingen in Fano en Venetië. Ten slotte keerde hij naar Mantua terug en in 1596 werd hij Franciscaner monnik. Aan Viadana wordt de ‘uitvinding’ van de basso continuo-praktijk toegeschreven (cfr. zijn “Cento concerti con il basso continuo” uit 1602). Volgens een 18e-eeuws document voegde hij de naam van zijn geboorteplaats, Viadana toe aan zijn naam toen hij bij de franciscanen intrad. Hij was maestro di cappella in Mantua en was later werkzaam in onder meer San Luca, Cremona, in de gemeente Concordia Sagittaria nabij Venetië en in Bologna. Later moest hij vanwege ruzie met andere kloosterleden, de franciscanen verlaten en vestigde hij zich eerst in Busseto en later in het klooster van San Andrea in Gualtieri, waar hij tot zijn overlijden verbleef.

Viadana was een vruchtbaar componist van kerkmuziek. Zijn Concerti ecclesiastici op.12 (1602) was de eerste publicatie van kerkmuziek met basso continuo. De concerten voor een, twee, drie of vier solozangers met basso continuo, werden zo geschreven dat ze ook uitgevoerd konden worden als een of meer van deze stemmen ontbraken. Bij de concerten voor drie stemmen was de basso continuo (met gedeeltelijk becijferde bas) noodzakelijk, maar die met vier solisten konden ook zonder basso continuo uitgevoerd worden. Zijn Salmi a 4 cori op.27 behoren tot zijn beste werken en de verzameling “Sacri Concentus”, gepubliceerd in 1614, was een monumentale bijdrage aan het repertoire van het motet met basso continuo.

Tracklist:

Viadana:

Deus in adiutorium meum

Dixit Dominus Laudate, pueri

Barbarino: Exaudi Deus

A.Gabrieli: Benedictus Dominus Deus Sabaoth

Viadana: Laetatus sum

O dulcissima Maria

Nisi Dominus

Palestrina: Quae est ista

Viadana: Lauda, Jerusalem

A.Gabrieli: Toccata del 9. Tono

Monteverdi/Soriano: Ave, Maris Stella

Plainchant Versicle and Response

G.Gabrieli: Magnificat for Seven Choirs

Monteverdi: Ab aeterno ordinata sum

Plainchant: Versicle and Response and Collect of the feast

G.Gabrieli: In ecclesiis

1612 Italian Vespers Viadana Palestrina Gabrieli Monteverdi I Fagiolini Robert Hollingworth cd Coro COR16212