“Rondom de Bergense School”, uitgegeven door WBooks in samenwerking met Museum Kranenburgh.

In Bergen in de Nederlandse provincie Noord-Holland, de woonplaats van Adriaan Roland Holst (1888-1976), de “Prins der Dichters”, bestond  een belangrijke schilderschool. In de periode 1880-1940, de ’tweede Gouden Eeuw’, behoorde die School tot de Europese avant-garde. In “Rondom de Bergense School” in de reeks over Nederlandse kunstenaarskolonies, worden avant-gardisten als John Rädecker, Charley Toorop, Dirk Filarski en Leo Gestel met hun door expressionisme en kubisme beïnvloede stijlen, uitvoerig voorgesteld.

Het Gooi, een Nederlandse landstreek in het zuidoosten van de provincie Noord-Holland met de gemeenten Huizen, Blaricum, Laren en Hilversum, Naarden en Bussum, was rijk aan schilderkunst. De Bergense School was de eerste expressionistische kunststroming met een eigen manifest in Nederland. Omstreeks 1910 vestigden de eerste kunstenaars zich in het Noord-Hollandse Bergen.

Eind 19de eeuw buitelen in Frankrijk, België en Duitsland nieuwe schilderstijlen over elkaar heen: van impressionisme en post-impressionisme, tot fauvisme en symbolisme. Deze vernieuwingsgolf ging echter volledig aan Nederland voorbij. Sinds 1870, was de kunstwereld in de ban van het realisme van de Haagse School: polderlandschappen onder grootse wolkenluchten en taferelen uit het leven van de vissersbevolking. Enkele vooruitstrevende kunstenaars organiseerden rond de eeuwwisseling internationale tentoonstellingen waardoor Nederlanders konden kennismaken met de artistieke vernieuwingen uit de omringende landen.

Onder de bezielende leiding van de Franse kubistische schilder, Henri Le Fauconnier (1881-1945), werd een nieuwe schilderkunst ontwikkeld. In Bergen hadden zich naast meest Amsterdamse kunstenaars, ook musici, toneelspelers en dichters verzameld, wat ook gebeurde in kunstenaarsgemeenschappen als het Gooise Laren-Blaricum. De villawijk Park Meerwijk in Bergen bv. werd tussen 1915 en 1918 geheel in de stijl van de Amsterdamse School gebouwd. Het Hollands impressionisme dat in het spoor van de Haagse School bloeide, werd door de schilders van de Bergense School beschouwd als ouderwets en sentimenteel. Zij wilden ‘echte’ kunst maken, ontstaan vanuit een diep innerlijk gevoel. Uit onvrede met het behoudende Nederlandse kunstklimaat sloten zij zich aan bij de buitenlandse avant-gardestromingen.

Met zijn manifest ‘De Nieuwe Schilderkunst’ legde Piet Van Wijngaerdt (1873-1964) in 1916, het theoretisch’ fundament onder de expressionistische beweging. Zijn pleidooi voor ‘grootere innerlijkheid’, gebruik van dissonanten en het ‘vermijden van gemaniëreerdheid’, maakte veel indruk op de schilders in Bergen.

De allereerste expressionistische beweging van Nederland ontstond omstreeks 1914, toen een groep jonge kunstenaars geïnspireerd raakte door de internationale avant-garde die steeds vaker te zien was in Nederland. Ook het werk van Vincent van Gogh, Paul Cézanne en Henri Le Fauconnier werd in Nederland getoond op spraakmakende tentoonstellingen. Tegelijkertijd ontdekten kunstenaars het pittoresk Noord-Hollands dorp Bergen, waar zij zich vanaf 1910 vestigden, en een gemeenschappelijke expressionistische stijl ontwikkelden. Landschappen, stillevens en portretten werden met brede penseelstreken op het doek gezet, in verzadigde kleuren met sterke contrasten. Het belang van Van Gogh, Cézanne en Le Fauconnier voor het ontstaan van de Bergense School werd al vroeg opgemerkt.

Vanaf 1914 werkten de kunstenaars van de Bergense School in een gemeenschappelijke stijl die afrekende met het impressionisme. Bekende namen waren Piet van Wijngaerdt, Elsa Berg, Gerrit van Blaaderen, Arnout Colnot, Dirk Filarski, Leo Gestel, Henri ten Holt, Frans Huysmans, Mattheus Lau, Adriaan Lubbers, Wim Schuhmacher, Mommie Schwarz, Charley Toorop, Jelle Troelstra, Jaap Weijand en Piet en Matthieu Wiegman. Ze schilderden landschappen, stillevens en reisimpressies in hoekige, krachtige vormen, geschilderd met brede penseelstreken in contrastrijke kleuren en met sterke licht-donker contrasten.

Aan de Buerweg in Bergen bouwden de van oorsprong Gooise schilders Leo Gestel, Gerrit van Blaaderen en Charley Toorop, hun ateliers, daartoe uitgenodigd door Marie Amalie Dorothea van Reenen- Völter (1854-1925) (foto), de Duitse echtgenote van Jacob van Reenen, de burgemeester en gemeentesecretaris van Bergen, die van de agrarische gemeente Bergen, een kunstenaarsdorp naar het voorbeeld van Laren, wilde maken. Van Blaaderen werd in zijn bewoning opgevolgd door achtereenvolgens de schilders Jaap Sax en Dirk Filarski. “De Bergense School“, zoals de groep al snel genoemd werd, was ultramodern en zeer succesvol. Vervolg op deze eerste kunstenaarsbeweging in Nederland was het Gronings kunstenaarscollectief, “De Ploeg”, met leden als Jan Altink, Jan Jordens, George Martens, Hendrik Werkman, Johan Dijkstra, Jan Wiegers, Wobbe Alkema, Ekke Kleima, Jacob Gerard Hansen  en Jan van der Zee.

De Buerweg in de buurtschap Westdorp van het Noord-Hollandse dorp Bergen is een van de weinige nog rustieke, lange oorspronkelijke wegen van Nederland, inmiddels aan weerskanten bebouwd met landelijke villa’s. Hier bouwden de van oorsprong Gooise schilders Leo Gestel (de Hollandse Otto Dix) en Gerrit van Blaaderen, maar ook Charley Toorop (dochter van), hun ateliers, daartoe uitgenodigd door mevrouw Van Reenen, die van Bergen, oorspronkelijk een agrarische gemeente, een kunstenaarsdorp naar het voorbeeld van Laren, inclusief hertenkamp, wilde maken.

In de inleiding lezen we dat rond 1900, de eerste schilders zich in Bergen vestigden: Jan Bleys, Hendrik van Bloem, J.M. Graadt van Roggen, J. Veldheer en de beeldhouwer Tjipke Visser. Het was weliswaar vooral de komst van de jonge revolutionaire schilders Arnout  Colnot en Dirk Filarski (foto) die de grondslag legde voor een kunstenaarskolonie. Ze hadden het dorpje Bergen, te midden van bos, duin, boerderijen en landerijen, ontdekt en hadden er al enkele zomers schilderend en tekenend doorgebracht voor ze zich er rond 1908 vestigden met steun van de viool spelende, Amsterdamse industrieel, August Heinrich Ludwig Maschmeijer (1848-1922).

Na een ontmoeting met Dirk Filarski en Arnout Colnot, op een tentoonstelling van Sint Lucas in Amsterdam, spoorde hij in 1908 beide schilders aan zich in Bergen te vestigen. Maschmeijer bood hen een kleine stolpboerderij aan om er te wonen en te werken. Zij noemden het huisje ‘Plein Air’ maar de wind woei er helaas dwars doorheen. Enige tijd later verbouwde Maschmeijer een landbouwschuur voor de beide schilders tot atelierwoningen. Colnot en Filarski gaven de schuur een nieuwe naam: ‘Artibus Ingenuis Sacrum’(‘Heiligdom voor de Edele Kunsten’). In deze verbouwde schuur organiseerden ze van 17 juli tot 14 augustus 1910, hun eerste tentoonstelling.

Via de Bergenaar, de dichter, prozaschrijver, vertaler en journalist, Gerrit Kouwenaar (1923-2014) (foto) en de Amsterdamse dichter en schilder, Lubertus Swaanswijk, bekend als “Lucebert” (1929-1994) (foto), “Alles van waarde is weerloos”, beiden leden van de “Vijftigers”, heeft Bergen overigens ook wortels in de kunstenaarsgroep Cobra. In 1953, ontmoette Lucebert trouwens in een café in Bergen, zijn toekomstige echtgenote, Tony Koek (1927-2011) met wie hij 5 kinderen zou krijgen. Ze gingen in Bergen in het huis (“huize De Klomp”) van het verzamelaarsechtpaar Piet (foto, portret door Leo Gestel) en Marie Boendermaker wonen, dat nu onder de naam “Luceberthuis” geëxploiteerd wordt voor een “artist in residence”.

Daarenboven werd op initiatief van drie Bergense kunstenaars, Karel Colnot, David Kouwenaar en Kees den Tex, de ‘villa Kranenburgh’ (foto’s) een museum, dat in april 1993 officieel werd geopend. Vanuit Museum Kranenburgh zijn dan ook de bijzonderste werken bijeengebracht in het boek “Rondom de Bergense School” met als thema’s landschappen, invloeden van buitenaf, stillevens, portretten, reizen , ateliers en zelfportretten en de stad.

Maria Smook-Krikke, Patricia Bracke-Logeman (red.) Rondom de Bergense School 263 bladz. geïllustreerd uitg. WBooks ISBN 9789462581210