Mark Delaere, “Alban Berg, Wozzeck”, deel 7 in de reeks “Operatheek”, uitgegeven door Universitaire Pers Leuven in samenwerking met Opera Ballet Vlaanderen.

“Wozzeck” (1925) is één van de belangrijkste opera’s van de 20ste eeuw. Het beklemmend verhaal over een vernederde en uitgebuite soldaat grijpt naar de keel. Mark Delaere verkent in zijn compacte operagids Alban Bergs bewerking van de toneeltekst en belicht heel deskundig de muzikale vormgeving van het meesterwerk. Ook de plaats van Wozzeck in de opera-esthetiek van de eerste helft van de 20ste eeuw (in “Wozzeck in context”) komt aan bod.

Franz Wozzeck, een door armoede getekende soldaat, worstelt om zijn onwettige zoon en de moeder van het kind te onderhouden. En dit terwijl hij de vernederingen moet ondergaan van vrijwel iedereen uit zijn omgeving. Hij laat zich misbruiken als proefkonijn voor  experimenten van een dokter en hij wordt uitgebuit door de plaatselijke garnizoenskapitein. Tot hij ontdekt dat zijn vriendin hem ontrouw is. Hij vermoordt haar met een mes en vervolgens, verscheurd door schuldgevoelens en angst, verdrinkt hij terwijl hij probeert het moordwapen uit het meer te halen. De slotscène is huiveringwekkend. We zien een tragedie. De verweesde peuter beseft niet wat er is gebeurd is, wanneer de oudere kinderen het lijk van de moeder hebben gevonden, ‘Du! Dein Mutter ist tot!’

“Wozzeck”, naar een toneelstuk van Georg Büchner, gebaseerd op een waar gebeurd verhaal, maakte de auteur en de componist wereldberoemd. ‘Das junge Deutschland’, dat leden telde zoals Heinrich Heine en Karl Gutzkow, beïnvloedde de revolutionaire ideeën van de  jonge, politiek en sociaal geëngageerd auteur, Georg  Büchner, zodat hij in 1834 in het geheim, de vereniging van de rechten van de mens oprichtte. De “Hessische Landbote” was zijn politiek pamflet. Om aan zijn arrestatie te ontsnappen vluchtte hij naar Straatburg en vervolgens naar Zürich, waar hij zijn onvoltooid gebleven “Woyzeck” schreef, en er jong overleed aan tyfus.

“Woyzeck” was Büchners derde drama. ‘Dantons Tod’ zou in 1947 door Gottfried van Einem tot opera verwerkt worden. ‘Lenz’ een ander toneelstuk van Georg Büchner, was gebaseerd op de figuur van Jakob Michaël Reinhold Lenz, de auteur van het stuk ’Die Soldaten’. Dit stuk zou op zijn beurt in 1965, door Bernd Aloïs Zimmerman tot opera verwerkt worden. Georg Büchner, die in 1837 op 23-jarige leeftijd overleed, zou de meest bezongen auteur worden van de opera in de 20ste eeuw. Zijn toneelstuk “Woyzeck” werd echter pas voor het eerst opgevoerd in november 1913 in het Residenztheater in München in een regie van Edgar Steiger.

Alban Berg gebruikte de tweede editie, voltooid door Karl Emil Franzos, van het toneelstuk voor zijn zelf geschreven libretto. Het grootste deel van de originele dialoog werd bewaard, maar het aantal scènes werd van 26 tot 15 gereduceerd. Deze reductie behelsde een herschikking van de scènes in een samenhangende structuur van drie akten van telkens vijf scènes. De eerste akte, “Wozzeck und die Umwelt”, toont Wozzeck in zijn relatie tot verschillende omgevingen en personages. In de tweede akte, “Dramatische Entwicklung” wordt Wozzeck zich geleidelijk bewust van Marie’s ontrouw en in de derde akte, “Der Ablauf”, komt de catastrofe van de moord op Marie, de verdrinking van Wozzeck en de epiloog. Muzikaal gezien is Wozzeck in dezelfde vrij atonale stijl gecomponeerd die Berg had ontwikkeld in de “Orchesterstücke”, op. 6, hoewel de atonaliteit, bijna altijd voor een dramatisch effect, afgewisseld wordt met tonale passages. Om het uniek karakter van de scènes weer te geven, construeerde Berg voor elke scène, een aparte, muzikaal gesloten vorm. Dit gaf het meesterwerk een moderne samenhang en concordantie die zijn grimmige, gewelddadige onderwerpen centraal stellen. Elke scène maakt deel uit van een grotere vorm met meerdere bewegingen die een hele akte bestrijkt. Voor verduidelijkende uitleg kan u terecht in de hoofdstukken “Muzikale vormgeving: de uitgangspunten” en “Toepassing: de opbouw per scène” van het boekje.

Bergs opera bestaat uit drie akten, waarbij de orkestpartituur onafhankelijk ten opzichte van de vocale partijen staat. Het werk zou met andere woorden zonder de zang kunnen uitgevoerd worden. De eerste akte met zijn focus op de uiteenlopende aspecten van Wozzecks persoonlijkheid, heeft een eerder vrij geconstrueerde vorm. De vijf scènes zijn als vijf karakterstukken, Suite, Rapsodie, Militaire Mars en Wiegenlied, Passacaglia en Quasi-Rondo. De suite met een prelude in dodecafonische “Krebsgang”, pavane, gigue, gavotte, air en de herhaling van de prelude, staat voor de Hauptmann, de  rapsodie op drie akkoorden en het jagerslied, voor de volkse Andres, een vrije vorm voor de ongebonden Marie, een dreigende, passacaglia met 21 variaties op een dodecafonische reeks voor de dokter, en een rondo voor wanneer Marie gestrikt wordt door de tramboer-majoor.

De tweede akte vroeg omwille van de ontwikkeling, een meer dramatische en organische vorm, Symfonie-Sonate, Fantasie en Fuga op drie thema’s, Largo, Scherzo met o.a. een Ländler en een wals, en Rondo marziale. In de derde akte wordt de onvermijdelijkheid van de catastrofe en epiloog muzikaal gekenmerkt door zes inventies op ostinato-gegevens, respectievelijk op een thema met zeven variaties, een toon (si), een ritme, een akkoord, en een gerepeteerde achtste noot of achtste-notenbeweging. De vierde en vijfde scène worden gescheiden door een belangrijk en indrukwekkend, orkestraal intermezzo. De tweede akte is een symfonie in 5 delen.

Het eerste deel, wanneer Wozzeck de oorbellen van Marie ontdekt, is een sonatevorm. Het tweede deel, waar de dokter en de hoofdman Wozzeck vernederen, is een fantasie gevolgd door een fuga. Het derde deel, wanneer Wozzeck Marie confronteert, is een langzaam deel in liedvorm. Het vierde deel, op het volksfeest, is een menuet/Ländler en scherzo. Het vijfde deel is opnieuw een rondo. De eerste scène, waarin Marie de Bijbel leest, is een scène die in zijn geheel op één lyrische melodie is gebaseerd. De tweede scène, waarin Wozzeck Marie vermoordt, heeft constant ergens in de orkestratie een orgelpunt, namelijk de noot si. Deze noot symboliseert de moord en klinkt de hele scène door dreigend, tot, na de moord in het tussenspel, de noot ruim een minuut lang tot extreme intensiteit, crescendo aangehouden wordt! De derde scène is gebaseerd op een ritme, dat overal aanwezig is. De vierde scène is gebaseerd op een zes tonig akkoord. Het intermezzo hierna is gebaseerd op de toonsoort re klein. De laatste scène is gebaseerd op een constant ritme van achtste noten. Berg heeft Wozzeck opgedragen aan Alma Mahler die hem bij de publicatie van de opera financieel gesteund heeft. Zeker lezen!

Mark Delaere is emeritus gewoon hoogleraar Musicologie aan de KU Leuven. Hij is oprichter van het Festival 20-21 en van het centrum voor nieuwe muziek MATRIX. De muziek van de Weense School – Arnold Schönberg, Alban Berg, Anton Webern – ligt hem na aan het hart. In 2020 stelde hij ‘Een kleine muziekgeschiedenis van hier en nu’ samen, een toegankelijk boek over de Westerse klassieke muziek sinds 1950.

Mark Delaere Alban Berg, Wozzeck 80 bladz. uitg Universitaire Pers Leuven ISBN 9789462704572

https://www.operaballet.be/nl/programma/seizoen-2024-2025/wozzeck

                                     

https://www.stretto.be/2020/10/04/een-kleine-muziekgeschiedenis-van-hier-en-nu-mark-delaere-red-een-uitzonderlijk-interessante-uitgave-van-pelckmans-pro-niet-te-missen/

https://www.stretto.be/2020/06/22/abew-alban-berg-ensemble-wien-op-het-label-deutsche-grammophon-meesterlijk/