Op deze opname van het pianoduo Silver-Garburg en het gerenommeerd, Oostenrijks Artis Quartett, werden Beethovens twee Grote Fuga’s gecombineerd met nieuw gecomponeerde en gearrangeerde werken van de Oostenrijkse componist, Richard Dünser. Een revelatie!
Er wordt al eens gezegd dat Mozart de fijnste, Brahms de mooiste, maar Beethoven de beste strijkkwartetten heeft gecomponeerd. Beethovens 16 strijkkwartetten omvatten de drie perioden in de ontwikkeling en het leven van de geniale componist, zijn vormingsjaren, de zogenaamde ‘heroïsche’ middenperiode, en deze van zijn artistieke volwassenheid, elk met zijn eigen karakteristieke en innovatieve eigenschappen.
In Beethovens ‘late’ periode (1822-1826) bereikten de stilistische innovaties uit zijn eerdere twee creatieve periodes, hun volle bloei. De periode van Beethovens laatste kwartetten begon met op. 127, voltooid in 1825, het eerste van de drie kwartetten in opdracht van Prins Nikolaus Galitzin (foto). Het werk aan het tweede van de drie op.132, werd onderbroken door ziekte, terwijl het derde, op.130, met de hartverscheurende Cavatina, oorspronkelijk eindigde met een veeleisende fuga, die naderhand als “Grosse Fuge”, afzonderlijk werd gepubliceerd en opgedragen werd aan kardinaal aartshertog Rudolph (foto). Ter vervanging van de fuga als finale, componeerde Beethoven een Rondo-Finale met een herkenbaar, volks en landelijk Gassenhauer-melodietje. Beethovens 2 laatste Strijkkwartetten, op.131 (zelf vond hij deze zijn beste) en op.135, het 16de- en laatste Strijkkwartet (met de opschriften, “Der schwer gefaßte Entschluß“, “Muß es sein?“ en “Es muß sein!“), beide uit 1826, werden postuum gepubliceerd.
De Grosse Fuge op.133 had door zijn vergaande moderniteit een gemengde receptie, maar werd naderhand door zijn contrapuntische complexiteit, beschouwd als een meesterwerk.
In zijn laatste jaren, bestudeerde Beethoven nl. de contrapuntische werken van Bach en componeerde hij nog uitsluitend strijkkwartetten. Het meeste muzikaal materiaal dat hij gebruikte voor zijn laatste vijf strijkkwartetten, was min of meer terug te vinden in bepaalde fuga’s van Bach. Zo werd de essentie van Bachs fuga in cis klein, getransformeerd in Beethovens op. 131. Ook komt het hoofdthema van de “Grosse Fuge” (de oorspronkelijke finale van het 13de strijkkwartet), als citaat voor in dit zevendelig kwartet.
Het werk begint nl. met een fugatische verwerking van een direct aan het thema van de Grosse Fuge (tweede notenbeeld) verwant motief. Het motief g-gis-f’-e’ (eerste notenbeeld), dat de Große Fuge domineert, is in meerdere varianten, de pijler van het hele kwartet op. 130. Dit motief komt trouwens voor in alle drie de Galitzin-kwartetten, dus ook in op. 131 en op. 132. De voorliefde van Beethoven betrof daarenboven in zijn laatste jaren vaker de dubbelfuga. Deze kwam voor in de slotbewegingen van de Hammerklaviersonate op. 106, zijn Negende Symfonie op. 125, en de Pianosonate nr. 31, op. 110. Het laatste werk dat Beethoven voltooide, was de vervangende slotbeweging van het 13de kwartet op. 130, die de uiterst moeilijke “Große Fuge” verving.
De opname speelt zich af tegen de achtergrond van twee fuga’s van Ludwig van Beethoven (1770-1827), waarvan de compositiegeschiedenis nauw met elkaar verweven is. De fuga in de finale beweging van zijn zesdelig Strijkkwartet nr. 13 in B-Dur, op. 130, veroorzaakte bij de première in 1826, irritatie en ongenoegen bij het publiek. Deze fuga was te onconventioneel en te complex, waardoor Beethoven het later als een op zichzelf staand werk uitbracht onder een eigen opusnummer, “Grote Fuga voor Strijkkwartet in B-Dur”, op. 133. Hij maakte ook een versie voor piano vierhandig, die eveneens uitgebracht werd onder een eigen opusnummer, “Grote Fuga voor Piano Vierhandig in B-Dur,” op. 134.
Het was trouwens Karl Holz (1798-1858) (foto), de tweede violist van het Schuppanzigh Strijkkwartet en kopiist en vertrouweling van Beethoven in zijn laatste jaren, die Beethoven ervan kon overtuigen de fuga onafhankelijk van het kwartet, op. 130, uit te geven. Een vergelijking tussen de twee versies van Beethovens Grote Fuga onthult interessante verschillen. In de versie voor piano vierhandig onderzocht Beethoven bv. nieuwe mogelijkheden, texturen en registers.
Tussen de “Grote Fuga’s” staan twee werken. Het eerste is de “Sonate in B-Dur”, D. 617 van Franz Schubert, die deze sonate in 1818, oorspronkelijk voor vierhandig piano componeerde. Het Silver-Garburg Duo koos voor het arrangement voor piano vierhandig en strijkkwartet van Richard Dünser, een Oostenrijkse componist, geboren in Bregenz in 1959. Het duo is al jarenlang bevriend met hem en in 2020, werkten ze succesvol met hem samen aan de cd, “Brahms, Piano Concerto op. 25 & Haydn Variations” (foto). Dünser maakte nl. voor deze opname een arrangement van het eerste Pianokwartet in g-moll op. 25 van Brams voor vierhandig pianoduo en strijkorkest.
Na zijn conservatoriumopleiding ging Richard Dünser (foto) naar de Universiteit voor Muziek en Uitvoerende Kunsten in Wenen, waar hij compositie studeerde bij Francis Burt (1926-2012). Na zijn afstuderen voltooide hij een postdoctorale opleiding bij Hans Werner Henze in Keulen en bracht hij een zomer door als compositiestudent in Tanglewood, VS. Naast zijn werk als componist is Richard Dünser hoogleraar muziektheorie aan de Universiteit voor Muziek en Uitvoerende Kunsten Graz, waar hij ook een compositieklas leidt
Het tweede werk is “Synopsis voor piano vierhandig en strijkkwartet I & II”, dat Richard Dünser speciaal voor het Silver-Garburg Duo en het Artis Quartett componeerde. “Voor mij staat Richard Dünser in een prachtige traditie van harmonie. Hij componeert eerlijke, expressieve, unieke muziek die getuigt van een zoektocht naar betekenis en menselijkheid”, aldus Gil Garburg. De hoge compositorische kwaliteit van Dünsers muziek en zijn bewerking van Schuberts Sonate, staan in een spannende context met Beethovens laat avant-garde oeuvre. Met “Große Fuge” presenteren het Silver-Garburg Pianoduo en het Artis Quartet een spannend programma vol passie, perfect samenspel en artistieke nauwkeurigheid, dat de grens tussen traditie en heden overbrugt. Niet te missen!
Het hemels Silver-Garburg Piano Duo, bestaande uit de Israëlische pianisten Sivan Silver en Gil Garburg, staan bekend om hun uitvoeringen van klassieke en hedendaagse muziek, evenals originele transcripties en arrangementen van werken voor piano vierhandig en twee piano’s. Na twintig jaar samenspelen, hebben Sivan Silver en Gil Garburg zich gevestigd aan de top van de muziekwereld. Ze zijn een koppel sinds ze samen piano studeerden in Israël en Hannover en nog tijdens hun studententijd traden ze op als pianoduo. Ze wonen nu met hun zoon in Berlijn en hebben een aantal indrukwekkende opnames. Sinds 2014 bekleedt het duo Silver-Garburg een van de weinige bestaande lectoraten voor pianoduo’s aan de Kunstuniversiteit van Graz.
Sivan Silver (1976) (op de foto met Gil) studeerde cum laude af aan de muziekafdeling van de Thelma Yellin School of the Arts, en behoorde tot de Young Musicians Unit van het Jerusalem Music Center. Ze studeerde piano bij Rina Weiss, Neima Rosh, Yahli Wagman en Arie Vardi, en theorie en compositie bij Sergiu Natra en Yitzhak Sadai, aan de Rubin Academie van de Universiteit van Tel Aviv (omgedoopt tot Buchmann-Mehta School of Music), en aan de Universiteit van Hannover van muziek, drama en media. Silver is de eerste prijswinnaar in de Ben-Haim Competitie (1993), in de Adriana Katz Competitie aan de Tel Aviv Academy of Music (1994), in de Clermont Competitie (1996), in de Viotti-Valsesia International Competition, Italië ( 1997), in de YMFE-competitie, Duitsland (1999), en in de International Piano-Fabia Competition, Italië (1999).
Gil Garburg (1975) studeerde aan het Israëlische Conservatorium voor Muziek in Tel Aviv, bij Hava Armonn en aan de Thelma Yellin High School of the Arts, en studeerde cum laude af. Hij heeft regelmatig beurzen gewonnen van de America-Israel Cultural Foundation. Hij studeerde ook compositie bij professor Sergio Natra. Sinds 1993 studeerde hij bij Arie Vardi, eerst aan de Rubin Academie van de Universiteit van Tel Aviv en vervolgens aan de Hannover University of Music, Drama and Media. Hij won de eerste prijs in de voorjaarscompetities van de America-Israel Cultural Foundation (1996), en de tweede prijs in de internationale competitie vernoemd naar Porino in Italië. Hij won de derde prijs op het internationale concours ter nagedachtenis aan Sjostakovitsj in Duitsland (1997). Hij won de eerste prijs op de IBLA International Competition (1998), en de eerste prijs op de Brahms International Competition in Hamburg (1999). Het paar richtte het duo in 1997 op tijdens hun studie in Hannover en in 1998 wonnen ze als duo de eerste prijs in de IBLA International Competition.
Het wereldberoemd Artis Quartet uit Wenen heeft aangekondigd dat het na ‘een lange en succesvolle carrière’ van 45 jaar, eind 2025 uit elkaar gaat. Het kwartet bestaat uit de violisten Peter Schuhmayer en Johannes Meissl, altviolist Herbert Kefer en cellist Othmar Müller. Het kwartet werd opgericht in 1980 en is sindsdien niet meer van bezetting veranderd. De leden van het Artis Quartet studeerden aan de Muziekuniversiteit van Wenen. Ze namen meer dan 40 cd’s op en wonnen prijzen op prestigieuze wedstrijden in Cambridge (1983), Evian (1984) en Yellow Springs in de VS (1985). Van 1984 tot 1985, studeerden ze als ontvanger van de Friedlander Fellowship, bij het befaamd LaSalle Quartet aan het College Conservatory of Music van de Universiteit van Cincinnati. Vanaf dan begon het kwartet aan een internationale carrière en trad op in talloze zalen over de hele wereld, waaronder Carnegie Hall, Kennedy Center, Library of Congress, Suntory Hall, Wigmore Hall en Queen Elizabeth Hall. Peter Schuhmayer speelt op een Philipp Keller-viool uit 1907, Johannes Meissl op een A. Guarneri-viool uit 1690, Herbert Kefer speelt op een Guadagnini-altviool uit 1784 en Othmar Müller op een A. Amati-cello uit 1573, alle in bruikleen van de collectie van de Oostenrijkse Nationale Bank.
Tracklist:
Beethoven
Große Fuge für Klavier zu vier Händen B-Dur op. 134
Schubert / R. Dünser
Sonata in B-Dur, Op. 30, D617
Dünser
Synopsis I für Klavier zu vier Händen und Streichquartett
Beethoven
Große Fuge für Streichquartett B-Dur op. 133
Große Fuge Beethoven Dünser Schubert Silver-Garburg Piano Duo Artis Quartett cd Berlin Classics 0304068BC