Eugenio Montale, “Zeekatskeletten”, in Nederlandse vertaling, uitgegeven door Ijzer.

“Ossi di seppia” (1925), de debuutbundel van de Italiaanse dichter en Nobelprijswinnaar Eugenio Montale (1896-1981), werd bij publicatie terecht meteen herkend als een meesterwerk en is nog steeds een begrip in de Italiaanse literatuurgeschiedenis. Precies honderd jaar later verschijnt nu de eerste integrale, Nederlandse vertaling. Niet te missen!

Eugenio Montale had en heeft een internationale reputatie als een van de grootste dichters van de 20ste eeuw. “Ossi di seppia” werd onthaald als een belangrijk, nieuw geluid in de Italiaanse poëzie. In 1975, kreeg hij de Nobelprijs voor Literatuur en twee jaar later werd hij erelid van de prestigieuze “American Academy of Arts and Letters”. Eugenio Montale schreef weliswaar slechts vijf dichtbundels.

Over de bundel “Ossi di seppia” (inktvisbeenderen of zeeschuim), hier vertaald als “Zeekatskeletten”, (een zeekat (foto), een soort inktvis, heeft geen botten, maar een interne skeletschelp), bestaan geen formele documenten of directe getuigenissen van de auteur. Oorspronkelijk gepubliceerd onder de naam “Rottami” (afval), zijn er verschillende hypothesen over de titel van de bundel. De meest geprezene is dat “inktvisgraten”, kalkresten van weekdieren die de zee op het strand afzet, verwijzen naar een verarmde levenstoestand, gereduceerd tot droogte en inconsistentie, tot een poëtica van “resten”.

Toen de bundel in 1925, in Turijn werd gepubliceerd, nota bene in het jaar waarin Montale het antifascistisch manifest (“Manifesto degli intellettuali non fascisti”) van Benedetto Croce (1866-1952) (foto) ondertekende, een reactie op het “Manifesto degli Intellettuali del Fascismo” van Giovanni Gentile (1875-1944), de “filosoof van het fascisme”, was deze uitgave echter het resultaat van een selectie. De oorspronkelijke bundel was in feite erg dun, samengesteld door de dichter uit jeugdige, lyrische gedichten. In 1928, verscheen een tweede editie met toevoeging van nog 6 gedichten/liederen en enkele wijzigingen van de interne structuur van het boek.

 “Zeekatskeletten” is een metafysisch onderzoek in verzen. Het metafysische van Montale’s poëzie schuilt in de zintuiglijke natuurlyriek, maar ook in het uitpuren van de menselijke conditie, van de toestand van de mens in het algemeen, in het doordringen tot de naakte werkelijkheid van de materie (“l’essenza nuda delle cose”), tot de hardheid en onbeduidendheid van de existentiële conditie, en de Goddelijke onverschilligheid in “Spesso il male di vivere ho incontrato” (“De kwade kant van het leven”).

De gedichten zijn veelal gesitueerd aan de Ligurische kust, waar Montale in een familiehuis in Cinque Terre, de zomers doorbracht. Montale bracht nl. een groot deel van zijn jeugd door in zijn geboortestad, Genua en in het paradijselijke Monterosso al Mare (foto’s), één van de vijf dorpen in Cinque Terre, waar hij later een huis liet bouwen (foto).  

Montale was een jonge dichter die zich losgemaakt voelde van het hedendaagse leven en troost en toevlucht vond in de eenzaamheid van de natuur. De desolate, Ligurische kust (lees het gedicht “Arsenio”, deel II van “Meriggi e ombre” (“Middagen en schaduwen)), was voor hem een metafoor voor het pijnlijk, verstikkend bestaan van de mens. Het contact met de nog ongerepte Ligurische Rivièra, was voor Montale de mysterieuze en emblematische sleutel tot het begrijpen van het menselijk bestaan, vergelijkbaar met “The Waste Land” uit 1922, één van de belangrijkste, Engelstalige gedichten van de 20ste eeuw, van de Amerikaans/Engelse dichter, essayist en toneelschrijver, T.S. Eliot (1888-1965).

In 1927, verhuisde Montale naar Firenze, de bakermat van de nieuwe, Italiaanse poëzie (denk aan de lyrische gedichten, bv. “Il porto sepolto” (“De begraven haven”) uit 1917, van Giuseppe Ungaretti (1888-1970)), om er als redacteur te werken voor de joodse uitgever, Enrico Bemporad. In Firenze publiceerde hij in 1939, beïnvloed door Dante, zijn wellicht mooiste dichtbundel, het vierdelige “Le occasioni” (“Gelegenheden”), met o.a. 20 “Motetti”. Van 1933 tot 1938, had hij nl. een liefdesrelatie met Irma Brandeis (1905-1990) (foto), een Joods-Amerikaanse literatuurcriticus en specialiste van het werk van Dante

In 1962, publiceerde zij “The Ladder of Vision, A Study of Dante’s Comedy“ (foto). “Le occasioni” bevat dan ook talloze toespelingen op Irma Brandeis. Montale idealiseerde haar (in de teksten heet ze Clizia) als een engelachtige vrouw (zoals Beatrice in Dante’s “Vita Nova”), die in staat was betekenis te geven aan zijn leven en hem in staat stelde zijn existentiële drama’s onder ogen te zien. De Russische dichter Joseph Brodsky (1940-1996) schreef het meesterlijk essay “The Art of Montale” en  “In the Shadow of Dante”, een essay over o.a. de invloed van Dante op Montale.

Bepaalde gedichten, eigenl. liedteksten, hadden de intentie om muziek met woorden te imiteren. Muziek en meer bepaald bel canto was immers dé grote liefde van Montale. In plaats van een opeenvolging van gedefinieerde vormen is er een muzikale afwisseling van meer ontspannen en meditatieve bewegingen, zoals het adagio van een sonate en bliksemflitsen van symbolische beelden zoals in een scherzo.

Van 1915 tot 1925, volgde Montale nl. een opleiding tot operazanger. Na zijn legerdienst als officier bij de infanterie (foto) en na het overlijden van zijn zangleraar, de bariton, Ernesto Sivori, in 1923, (Montale noemde hem de beste Simon Boccanegra), begon hij pas poëzie te schrijven. Later schreef hij als journalist o.a. muziekrecensies. Van 1948 tot aan zijn overlijden in 1981, woonde Montale in Milaan, waar hij als journalist werkte voor de “Corriere della Sera”. 

“In limine” (op de drempel), “Movimenti” (bewegingen), “Ossi di seppia” (zeekatskeletten), “Mediterraneo” (Middellandse Zee), “Meriggi e ombre” (Middagen en schaduwen) en “Riviere” (Zeekusten) werden vertaald uit het Italiaans en van een buitengewoon interessant nawoord voorzien door Jur Koksma & Joep Stapel.

Joep Stapel is schrijver en klassieke muziekjournalist voor NRC. Eind 2022, verscheen bij uitgeverij Meulenhoff zijn tweede roman “De onzichtbare”. Hij publiceerde poëzie, verhalen en essays in o.a. De Gids, Dietsche Warande & Belfort en Het Liegend Konijn. Jur Koksma studeerde filosofie en biologie en is als universitair hoofddocent verbonden aan het Radboudumc (Radboud universitair medisch centrum) in Nijmegen. Met Joep Stapel vertaalt hij poëzie. Koksma en Stapel vormden de redactie van het nonsenstijdschrift dodo/nododo, een tijdschrift dat wil bijdragen tot het voortbestaan van Lewis Carroll en Alice. Voor uitgeverij Vleugels vertaalden zij werk van de Amerikaanse dichters Delmore Schwartz en John Ashbery. In 2020, publiceerden zij in “Filter”, een Tijdschrift voor Vertalen en Vertaalwetenschap, een essay over het vertalen van de poëzie van Eugenio Montale.

Eugenio Montale Zeekatskeletten 207 bladz. uitg. Ijzer ISBN 9789086843107