Het boek, “De dichtende paus Damasus”, brengt de overgeleverde epigrafische poëzie van Damasus voor het eerst in het Latijn en Nederlands samen en biedt inzicht in de historische, archeologische en culturele context waarin deze tot stand kwamen. Aan de hand van Damasus’ poëzie is het boek een uitzonderlijke, geïllustreerde, literaire gids naar het vroegchristelijke Rome van de 4de eeuw.
De Portugees, Damasus I (ca. 305-384), berucht om zijn decadente banketten, is ook bekend als de eerste dichtende paus. Een deel van zijn gedichten is nog altijd in Rome te zien, omdat hij ze er om de verering van de christelijke martelaren aan te moedigen, in kalligrafsch schrift (foto) in marmer liet graveren. Zijn poëzie had als doel om op die wijze, kerken, catacomben en begraafplaatsen te verfraaien, maar ook om zijn eigen positie en theologie te verstevigen in een hopeloos verdeelde gemeenschap van Romeinse christenen met discussiepunten over o.a. de goddelijkheid van de Heilige Geest, de Goddelijke Logos tegenover de vermeende, menselijke, rationele geest van Jezus, en het christologisch standpunt of Jezus Christus twee naturen had, goddelijk en menselijk of slechts één.
Het pontificaat van Damasus was derhalve gekenmerkt door zijn zoektocht naar een theologisch argument voor de versterking van eenvormige, christelijke dogma’s, vertegenwoordigd door de pauselijke macht. Hij werd daarbij gesteund door Hiëronymus, die de beschikbare Oud-Latijnse versies van de Bijbel herzag en die in nauwkeuriger Latijn, op basis van de Septuagint (de Griekse vertaling van de Hebreeuwse Bijbel uit het oorspronkelijk Bijbels Hebreeuws), de Bijbel vertaalde, bekend als de Vulgaat, naar de uitdrukking “versio vulgata” (Volkslatijn).
Damasus wilde de Kerk van Rome en de Kerk van Antiochië met elkaar verzoenen, verzette zich tegen het “ketters” apollinarisme en het macedonisme, en kwam in conflict met de aanhangers van het arianisme, die het dogma van de drie-eenheid niet accepteerden. Zowel de Zoon als de Heilige Geest werden door hen gezien als ondergeschikt aan de scheppingen van de Vader. De Zoon was hierbij alleen ondergeschikt aan de Vader, terwijl de Heilige Geest ondergeschikt was aan zowel de Zoon als de Vader. Volgens het arianisme was Jezus bijgevolg niet God én mens, maar god gelijkend.
In de 4de eeuw was het conflict tussen arianen en gelovigen in de drie-eenheid (ook wel trinitariërs genoemd) het grootste theologisch discussiepunt in de Kerk. Om dit op te lossen werd in 325, het Concilie van Nicea bijeen geroepen. De opgestelde geloofsbelijdenis van Nicea betekende door de zin “dat de Vader en de Zoon van dezelfde substantie” zijn, de verwerping van het arianisme. In 381, werd na de laatste vervolgingen van de christenen volgens de edicten van de keizers Diocletianus, Maximianus, Galerius en Constantius, ten tijde van keizer Theodosius I, de orthodoxe leer van Nicea, de officiële staatsgodsdienst van het Romeinse Rijk. De geloofsbelijdenis van Nicea, “Credo in unum Deum”, werd als onderdeel van de Latijnse ritus, vastgelegd in het Credo, het derde gezang van het Ordinarium Missae, en de Romeinse, keizerlijke kerk was geboren.
Dat in het boek aandacht wordt besteed aan “Rome en haar heiligen”, komt omdat deskundigen er vanuit gaan dat Damasus in 382, als bisschop van Rome, ook het Concilie van Rome voorzat. Op deze synode stelde men een complete lijst samen van de canonieke boeken van zowel het Oude als het Nieuwe Testament. Deze canon werd overgenomen op het Concilie van Trente (25 sessies tussen 1545 en 1563) (foto’s), dé belichaming van de contrareformatie (de katholieke reactie op de “ketterse”, protestantse reformatie), gegroeid uit het schisma tussen het rooms-katholicisme en het lutheranisme.
Na het Concilie van Trente gingen er meer dan driehonderd jaar voorbij vooraleer het volgend oecumenisch concilie, het Eerste Vaticaans Concilie (Vaticanum I), in 1869, door paus Pius IX, werd bijeengeroepen. Dit Concilie hield dan weer omwille van de toenemende invloed, een veroordeling (Dogmatische Constitutie) in van de moderne, filosofische stromingen van de 19de eeuw en de bevestiging van de onfeilbaarheid van de bisschop van Rome, de paus.
Een belangrijk thema in de inleiding van het boek is gewijd aan de heiligencultus. De Heilige Traditie was en bleef nl. het fundament van de doctrinaire en spirituele autoriteit van het christendom. Het was aanvankelijk in navolging van de apostel Paulus die de gelovigen aanmaande om vast te houden aan de overleveringen, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, de reactie van het vroeg orthodox christendom op het gnosticisme. De brieven van Paulus maken dan ook deel uit van de Heilige Schrift, want wat hij doorgaf, maakt deel uit van de Heilige Traditie, het geïnspireerd woord van God. De Heilige Traditie kon en kan als “Levende Traditie”, nooit in conflict zijn met de Heilige Schrift.
“De dichtende Paus” plaatst de epigrafische en de niet-epigrafische verzen van Damasus in de context van het christendom in de 4de eeuw, in de literaire traditie, en gidst u langs catacomben en kerken in Rome. Damasus’ poëzie werd uitermate deskundig vertaald, ingeleid en van bijzonder interessant en gedetailleerd commentaar voorzien door Roald Dijkstra, universitair docent Latijn aan de Radboud Universiteit. Roald Dijkstra vertaalde eerder, samen met zijn collega, Vincent Hunink, docent klassiek en vroegchristelijk Grieks en Latijn aan de Radboud Universiteit, Augustinus en Plinius, publiceerde samen met een andere collega, de mediëvist, Dorine van Espelo “Petrus in Rome, een historische gids tot de oudste Petrustradities, en schreef over humor in de Oudheid en in verschillende religies.
Roald Dijkstra De dichtende paus Damasus over Rome en haar heiligen 200 bladz. geïllustreerd uitg. Amsterdam University Press ISBN 9789048568703