“Academische vrijheid, Een Leuvense geschiedenis, 1834-2024”, een bijzondere uitgave van Universitaire Pers Leuven.

De prestigieuze KU Leuven viert haar 600-jari bestaan met een belangrijke ode aan academische vrijheid, want zonder academische vrijheid is er aan een universiteit geen openheid, vrij onderzoek of debat, en is er geen kritisch denken of ontwikkeling van nieuwe, wetenschappelijke kennis.

KU Leuven werd in 1425 gesticht als Studium Generale Lovaniense. Willem Neve, magister in de Zeven vrije kunsten en baccalaureus in canoniek recht en scholaster van de Sint-Pieterskerk, werd de eerste rector. Van Artesië in het zuiden tot Friesland in het noorden, studeerden Filips-Willem, zoon van Willem van Oranje, Marnix van Sint-Aldegonde, Johan van Oldenbarnevelt, Erasmus, Dodoens, Vesalius, Mercator, tot zelfs paus Adrianus van Utrecht, in Leuven, hét trefpunt van het intellectueel leven in de Nederlanden.

De Faculteit Godgeleerdheid Leuven was er eeuwenlang de meest eerbiedwaardige van alle faculteiten. Onder inspiratie en leiding van de Nederlandse humanist, katholieke theoloog, filosoof, filoloog en pedagoog, Desiderius Erasmus (1466/68-1536) (foto), werd in 1518, in Leuven het ‘Collegium Trilingue’ (Drietalencollege) opgericht. Daar werden de drie ‘gewijde’ talen Latijn, Grieks en Hebreeuws bestudeerd. Tegelijk nam de universiteit het voortouw in het bestrijden van het protestantisme. In de 17de – en 18de eeuw, was de Leuvense Universiteit een centrum van het Jansenisme en het Gallicanisme van bisschop, Jacques-Bénigne Bossuet (1627-1704) (foto). Een deel van de professoren bleef toen weliswaar trouw aan de paus en aan de ultramontanen onder de bisschoppen.

In 1797, werd de soevereiniteit over de Zuidelijke Nederlanden door het Traktaat of De Vrede van Campo Formio officieel door de Heilig Roomse Keizer aan Frankrijk overgedragen. De Leuvense universiteit werd onder het Directoire afgeschaft, maar vanaf 1817, werd Leuven opnieuw een universitaire stad. Op 6 oktober 1817, werd door de regering van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, de Rijksuniversiteit Leuven geopend.

.Academische vrijheid biedt de garantie dat onderzoek en onderwijs intellectueel en moreel onafhankelijk zijn van alle politieke en economische belangen. Het beschermt de intellectuele onafhankelijkheid van academici om te twijfelen aan algemeen aanvaarde opvattingen en om nieuwe ideeën en meningen, zelfs controversiële of impopulaire, te uiten, essentieel voor de vooruitgang van de wetenschap.

In “Authentica habita” of “Privilegium Scholasticum”, een document uit ca. 1155, legde keizer Frederik I Barbarossa voor het eerst enkele regels, rechten en privileges van studenten en geleerden vast. Dit document wordt als een belangrijke voorloper van de vorming van middeleeuwse universiteiten in Europa, beschouwd als de oorsprong van “academische vrijheid”.

Welke geschiedenis academische vrijheid heeft en wat die vrijheid de voorbije eeuwen betekende aan de Leuvense universiteit, is de inhoud van dit boek. Het belicht hoe de universiteit in dialoog met kerk, overheid en samenleving, zocht en zoekt naar die vrijheid en hoe dat ideaal in de praktijk werd en wordt omgezet. “Academische Vrijheid” gaat over waarheid en (katholieke) vrijheid van denken. Het is een boek over vreugde en hoop, antiklerikaal protest tegen bisschoppen en de eis tot inspraak van opstandige studenten en docenten, en over het durven ingaan tegen het pauselijk gezag.

Tussen het Voorwoord van Rector Luc Sels (1967) en de Epiloog van Helder De Schutter, gewoon hoogleraar en decaan van het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte van de KU Leuven, bevinden zich 4 bijzondere delen. Elk deel, “De oude universiteit (1425-1834)”, “Voor alles katholiek (1834-1898)”, “Twee wegen tot de waarheid (1898-1968)” en “Geen kerkelijke, wel een katholieke universiteit” (1968-heden)”, eindigt met “Meer weten?”, een lijst van publicaties over het onderwerp of de onderwerpen van het betreffend deel.

Na de beschrijving van de oudste geschiedenis van de universiteit, van de toestemming in 1425, in de bul “Sapientiae Immarcessibilis” van paus Martinus V om in Leuven een universiteit op te richten, tot de stichting van de Rijksuniversiteit Leuven door Willem I en de situering van Ultramontanen versus liberaal-katholieken, volgt het overzicht van belangrijke perioden en episoden in de Leuvense geschiedenis van de interpretatie van het begrip “universalis”, aanvankelijk binnen het Katholiek keurslijf van de tweede helft van de 19de eeuw.

In het deel, “Twee wegen tot de waarheid” leest u o.a. over de verdeelde opvattingen over het samengaan van religie en wetenschap van Jan-Baptist Abbeloos (1836-1906) (foto), voorheen professor moraaltheologie en exegese aan het Grootseminarie van Mechelen, en van 1887 tot 1898, de vijfde rector magnificus van de Katholieke Universiteit Leuven sinds haar heroprichting, en zijn opvolger, Adolphe Hebbelynck (1859-1939) (foto), doctor en magister in de theologie en rector magnificus van de Katholieke Universiteit Leuven.

In dit deel wordt ook “De affaire de Dorlodot” besproken. De Belgische kanunnik, theoloog, stratigraaf (de bestudering van de volgorde en datering van gesteentelagen en aardlagen), en paleontoloog, Henry de Dorlodot (1855-1929) (foto) verdedigde nl. net als Pierre Teilhard de Chardin, als docent kosmologie aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte van de Katholieke Universiteit Leuven, het theïstisch evolutionisme, waardoor hij in conflict kwam met Désiré-Joseph Mercier (1851-1926) (foto), titularis van de leerstoel thomistische wijsbegeerte en de oprichter en decaan van het instituut.

Ook leest u in “Lemaître en de vrijheid van geest van de christelijke onderzoeker”, over de priester, astronoom, kosmoloog, wiskundige en natuurkundige. Georges Lemaître (1894-1966) (foto), wiens oerknaltheorie en hypothese van het uitdijend heelal, belangrijke bijdragen waren aan de algemene relativiteitstheorie. 

Het hoofdstuk “La Squadra belga” in het deel, “Geen kerkelijke, wel een katholieke universiteit”, situeert de concilietekst, “Gaudeum et Spes” een interdisciplinaire benadering van huwelijk, voortplanting, gezinsplanning en geboortebeperking, van progressieve, Leuvense theologen in de vroege jaren ’60 van de vorige eeuw, rond kardinaal en vice-rector Leo Suenens (1904-1996) (foto), tegenover de encycliek,“Humaniae Vitae” van paus Paulus VI. Het boek, “Academische Vrijheid” is een meerwaarde bij het essentieel belang en de waarde van wetenschappelijk onderzoek.

Over de auteurs:

Sarah Van Ruyskensvelde is docent historische pedagogiek aan de Onderzoeksgroep Educatie, Cultuur en Samenleving van de KU Leuven. Kaat Wils is gewoon hoogleraar aan de onderzoeksgroep Cultuurgeschiedenis vanaf 1750 en voorzitter van de Onderzoekseenheid Geschiedenis van de KU Leuven. Rajesh Heynickx is gewoon hoogleraar aan de Faculteit Architectuur en voorzitter van het Departement Architectuur van de KU Leuven.

Nelleke Teughels is onderzoeker bij historisch projectbureau Geheugen Collectief. Ze doctoreerde in de kunstwetenschappen en archeologie aan de Vrije Universiteit Brussel en werkte nadien als docent cultuurgeschiedenis en onderzoeker aan de VUB en de KU Leuven. Bas De Roo is onderzoeker bij historisch projectbureau Geheugen Collectief. Hij doctoreerde aan de Universiteit Gent over de geschiedenis van koloniaal Congo en was senior researcher aan de Universität Leipzig. Hij is als gastprofessor verbonden aan de Universiteit Antwerpen.

Stijn Knuts is onderzoeker bij historisch projectbureau Geheugen Collectief. Hij doctoreerde aan de KU Leuven over nationalisme in de wielersport voor de Tweede Wereldoorlog en werkte als wetenschappelijk medewerker aan de Universiteit Gent. Nienke Roelants was als postdoctoraal onderzoeker (Faculteit Letteren) en uitgeefdirecteur (Leuven University Press) verbonden aan KU Leuven en is nu werkzaam als coördinator Wetenschapsaangelegenheden bij Belspo/Federaal Wetenschapsbeleid.

Academische vrijheid, Een Leuvense geschiedenis, 1834-2024 Sarah Van Ruyskensvelde Kaat Wils Rajesh Heynickx (red.) 174 bladz. geïllustreerd uitg. Universitaire Pers Leuven ISBN 9789462704626