


Niccolò Machiavelli (1469-1527) geldt als een van de grote denkers van de Italiaanse renaissance. Niemand minder dan Spinoza noemde hem de ‘zeer wijze, zeer sluwe Florentijn’, over wie ‘het wel vaststaat dat hij een voorstander was van de vrijheid en dat hij heel heilzame raadgevingen heeft geformuleerd om haar te beschermen’.

Niccolò di Bernardo dei Machiavelli (foto) was een Florentijnse diplomaat, politiek filosoof, militair strateeg, historicus, dichter, toneelschrijver en humanist. Hij legde vanuit systematische, empirische waarneming de focus op het individu zoals in “De Vorst”, (“Il principe”) uit 1513-1515, in het Nederlands ook vertaald als “De heerser”, had inzicht in de menselijke psyche en analyseerde de drijfveren achter het handelen van de burger.
Machiavelli’s “Il principe” was een voorbeeld van een vorstenspiegel (“speculum principum”), een educatief, literair werk met adviezen voor een vorst. Dit traktaat was door de auteur weliswaar niet voor publicatie bedoeld maar als een soort praktische handleiding voor heersers om het land te verenigen en weerstand te bieden aan buitenlandse legers. Verder schreef Machiavelli o.a. de 3 boeken, “Discorsi sopra la prima deca di Tito Livio” (over de Romeinse geschiedschrijver uit Padua, Titus Livius (ca. 59 v. Chr. 17 n. Chr.)), de in 7 boeken onderverdeelde, het hier vertaald uitgegeven, “Dell’arte della guerra”, de komedie, “La Mandragola” en het deels autobiografisch toneelstuk, “Clizia” (1525), geïnspireerd door zijn affaire met de jonge actrice, Barbera Salutati, dat opgevoerd werd met madrigalen van Philippe Verdelot.

Machiavelli had een komische kijk op de mensheid. Hij wantrouwde de menselijke natuur en stelde dat de feilbare, zelfzuchtige mens van nature gewelddadig en egoïstisch is. Politiek gezien ging het er om, om in het besef van de hypocrisie van de heersende klasse en de zogenaamde vroomheid van de geestelijkheid, ieders eigen belangen samen te brengen in de stabiele instellingen van de Florentijnse republiek zonder daarbij te verwijzen naar zoiets als de goddelijke voorzienigheid.
Ter vergelijking, in 1494, had de dominicaan Girolamo Savonarola (1452-1498) (foto), een tiranniek bewind met een onverbiddelijke rechtspraak gevestigd in Florence. Hij dreigde voortdurend met de hel en verdoemenis en wilde de zondige samenleving “zuiveren”, wat in 1497, leidde tot de desastreuze vernieling van kunstwerken en een grootschalige boek- en kunstverbranding, bekend als de “falò delle vanità”, het “Vreugdevuur van de ijdelheden”. Spiegels, schilderijen, beeldhouwwerken en zelfs muziekinstrumenten en niet-religieuze gezangen, boeken die gecatalogeerd werden als immoreel, zoals b.v. van Giovanni Boccaccio, en manuscripten, gaven volgens Savonarola en zijn aanhang aanleiding tot zonde, meer bepaald tot ijdelheid…
Het traktaat “Il principe” met de universele principes van een vorstendom, werd geschreven voor Giuliano de Medici (foto), de zoon van Lorenzo I, “il Magnifico” (foto), maar werd uiteindelijk opgedragen aan diens opvolger, Lorenzo II (1492-1519) (foto), de vader van Catharina de’ Medici, die van 1547 tot 1559, koningin van Frankrijk was.


De hertogen van Florence behoorden tot de machtige en onnoemelijk rijke Medici-familie, Florentijnse bankiers met filialen in Venetië, Pisa en Milaan, Avignon, Brugge, Genève en Londen. De familie telde drie pausen en vijftig kardinalen… Stamvader en grondlegger van het fortuin was Giovanni di Bicci de’ Medici (1360-1429), gehuwd met de vermogende Piccarda Bueri. Hij was de vader van Cosimo en Lorenzo Giovanni de’ Medici en de grootvader van Lorenzo I il Magnifico. In 1531 werd de Florentijnse Republiek (Repubblica Fiorentina, ontstaan in 1115), onder Alessandro de’ Medici (“il Moro”), het hertogdom Florence (Ducato di Fiorenza). 


Na een korte republikeinse heropleving (1527-1530), annexeerde Florence in 1555, de Republiek Siena, en 10 jaar later ook Pistoia. In 1569 werd het hertogdom onder Cosimo I de’ Medici, verheven tot het groothertogdom Toscane (Granducato di Toscana). Onder het bewind van de Medici werd Florence hét middelpunt van de renaissance van kunsten en wetenschappen. Brunelleschi en Donatello kregen opdracht tot de bouw en versiering van de Dom in Florence, Michelangelo begon zijn opleiding als beeldhouwer in de tuinen van De’ Medici, Sandro Botticelli kreeg opdrachten als kunstschilder en Giovanni Boccaccio als dichter.



Florence had echter tussen eind 14de – begin 15de eeuw, voortdurend oorlog moeten voeren met buursteden als Lucca en Pisa, Arezzo en Livorno, en uiteindelijk met de pauselijke legers en Frankrijk. Intern was door hoge belastingen en uitsluiting van het bestuur, de oude, feodale landadel hun vijand. Deze vijandschap bereikte een hoogtepunt in 1478, met de samenzwering tegen de Medici, beraamd door de (andere) bankiersfamilies, Pazzi en Salviati met de steun van paus Sixtus IV. De paus streefde nl. gebiedsuitbreiding na en vreesde dat de Medici heel Noord-Italië zouden inpalmen. 

Dit complot met o.a. (mislukte) aanslagen op Cosimo en Piero di Medici was gedoemd om te mislukken. Nadat Giuliano de’ Medici tijdens de eucharistie met messteken werd gedood, keerden de inwoners van Florence zich tegen de samenzweerders. Leden van de families Salviati en Pazzi werden opgepakt en vermoord, waarna hun lichamen demonstratief aan de gevel van het Palazzo Vecchio werden gehangen. De opgehangen Bernardo Bandini Baroncelli, die in dienst was van de familie Pazzi werd door Leonardo da Vinci getekend. Deze tekening (foto) behoort tot de collectie van het magnifiek “Musée Bonnat-Helleu” (foto) in Bayonne in Frans Baskenland, dat in de het najaar van 2025 heropent.


Vanuit zijn politieke opvattingen en zijn kennis van de geschiedenis van het oude Rome, beschreven in zijn “Discorsi”, wilde Machiavelli dat Florence groot en machtig werd zoals in de tijd van de Romeinse Republiek. In juni 1498, na de afzetting en executie op de brandstapel (foto) van Savonarola, werd de 29-jarige Machiavelli secretaris van de Tweede Kanselarij van de republikeinse stadstaat en secretaris van de Raad van Tien, het voornaamste militair orgaan van Florence.
Het 16de-eeuws Italië, bestaande uit stadstaten die geen politieke eenheid kenden en voortdurend met elkaar in oorlog waren geweest, vereiste volgens Machiavelli nieuwe oplossingen. Met zijn scherpzinnige geest was hij een van de eersten die de competitieve aard van een modern staatssysteem inzag. Zijn militair denken was erop gericht om legers, en daarmee heel Italië, te hervormen. Geharnaste soldaten waren niet langer bestand tegen buskruit en vuurwapens. De middeleeuwse, militaire organisatie, waarin ridders een beslissende rol speelden, was hopeloos verouderd. Voor Machiavelli kon de nieuwe staat dan ook niet overleven zonder een fundamenteel, hervormd leger.
In “De kunst van het oorlog voeren” legde Machiavelli uit hoe je de vijand kan demoraliseren, soldaten kan motiveren en strategische voordelen kan behalen. Hij ontrafelde klassieke denkbeelden en Romeinse militaire principes, combineerde ze met zijn eigen ideeën en demonstreerde hun toepasbaarheid. Enerzijds zag hij oorlog als een grote plaag en definieerde hij het als “de wrede en zielige ziekte van arme stervelingen”, maar anderzijds erkende hij dat oorlog onvermijdelijk was wanneer het voortbestaan van een volk of een staat op het spel stond, ondanks het klimaat van angst dat het creëerde. De kunst van de oorlog, dat sinds de publicatie een handboek is geweest voor talloze leiders en commandanten, blijft vandaag de dag relevant.
Machiavelli zag krijgskunst als het belangrijkste onderdeel van de politiek. In zijn ideale staat is sprake van een algemene dienstplicht, waarbij de vorst in plaats van huursoldaten, te allen tijde burgers naar het front kon sturen. Hij raadde de principe nuovo (nieuwe vorst) van Florence dan ook aan om een nationaal leger op de been te brengen dat Italië moest verenigen. Daartoe ging hij in op zaken als strategie, belegeringen, wapens, logistiek en zelfs het uniform.

“Dell’arte della guerra” werd opgedragen aan de Florentijnse patriciër Lorenzo Strozzi, de broer van Filippo Strozzi, beiden financiers van het pauselijk hof. Interessant om weten is dat Machiavelli in mei 1523, een tekst, dit keer in briefvorm, aan Lorenzo Strozzi stuurde. Daarin beschreef hij de toestand van het door de pest geteisterd Florence. Na Machiavelli’s overlijden claimde Strozzi het auteurschap en wijzigde het origineel manuscript, waardoor de tekst sedert het einde van de 19de eeuw toegeschreven werd aan Strozzi . Uitgebreid historisch, filologisch en kritisch onderzoek gaf het auteurschap weliswaar terug aan de auteur van “Il Principe”. In plaats van de pest als een tragisch symbool te beschouwen, “come emblema tragico”, zoals men in de klassieke oudheid deed, parodieerde Machiavelli, Boccaccio en bood met een originaliteit die deze “Epistola della peste” tot een meesterwerkje maakte, een komisch en grotesk portret van het door de pest geteisterd Florence. Tegelijkertijd belichte het een interessant, voorheen onbekend hoofdstuk in de literaire cultuur van de Florentijnse Renaissance.

“Dell’arte della guerra”, geschreven in 1520, bevat teksten met gedetailleerde uiteenzettingen over militaire verdediging. Machiavelli vatte zijn in het Nederlands niet eerder vertaalde teksten, op als dialogen, (eigenl. vragen en antwoorden) tussen Cosimo Rucellai, de condottiero (de aanvoerder van een huurlingenleger) Fabrizio Colonna (het alter ego van Machiavelli zelf) als gastheer, en de Florentijnse edellieden, Zanobi Buondelmonti (aan wie Machiavelli zijn “Discordi” had opgedragen), de politicus en kunstverzamelaar, Giovanni Battista della Palla, en de dichter en staatsman, Luigi Alamanni, een loyale vriend van de gastheer.
De gesprekken spelen zich af in de “Orti Oricellari” (foto), de tuinen van het palazzo van Bernardo Rucellai (1448-1514) (foto), de schoonbroer van Lorenzo ‘de Medici. In de eerste decennia van de 16de eeuw verzamelden zich nl. aristocraten en intellectuelen rond Bernardo Rucellai in de Orti Oricellari (foto) van het Palazzo (nu het Palazzo Venturi Ginori). Ze waren nostalgisch naar de klassieke oudheid, idealiseerden Lorenzo de Medici (il Magnifico) en wilden een oplossing voor de politieke en culturele crisis in Florence. 

Ze behoorden tot de Florentijnse Neoplatonische Academie (Accademia Fiorentina) (vandaar de (Platoonse) dialogen in “Dell’arte della guerra”), een prestigieuze, culturele instelling die in 1462, namens Cosimo de’ Medici, in Florence werd opgericht door Marsilio Ficino (foto), de vertaler van Plato en de Neoplatonisten, in de Villa Le Fontanelle (foto), vandaag een magistraal 4 Palace hotel. Later kwamen de academici samen in de tuin van de Medici-villa in Careggi (foto’s).


Uit de gesprekken blijkt dat Fabrizio gefascineerd is door de Romeinse legioenen uit de vroege Republiek en een groot voorstander is van de mogelijkheid om datzelfde systeem toe te passen op Florence. Hij domineert de discussie met zijn kennis en wijsheid, waardoor de dialogen vaak monologen zijn, waarin Fabrizio uitlegt hoe een leger gevormd, getraind en georganiseerd moet worden. Veel ideeën uit Machiavelli’s eerder geschreven “Il Principe” en de “Discorsi” kregen in “De kunst van het oorlog voeren” of “De krijgskunst” een concrete invulling.
Deze Noordboek-uitgave is extra interessant omdat Machiavelli’s tekst vooraf gegaan wordt door zijn biografie, deskundig gesitueerd binnen de politieke constellatie van zijn tijd. Daarnaast maakt de uitgave melding van de vele klassieke bronnen, waaruit Machiavelli putte voor zijn “Dell’arte della guerra”, Vegetius, Suetonius, Frontinus, Polybius, Livius, Josephus, Caesar, Ploutarchos, Valerius, Thucydides en Xenophanes. Daarenboven is elk van de 7 Boeken, waaruit “De kunst van het oorlog voeren” bestaat, voorzien van verrijkende en verduidelijkende noten.
“L’arte della guerra” werd vertaald door Hakan Sönmez, die meerdere geschriften van Machiavelli heeft vertaald. Hij is docent literatuur aan de universiteit, “Gaziosmanpaşa Üniversitesi” (genoemd naar de Osmaanse veldmaarschalk, Gazi Osman Pasha (1832-1900)), in Tokat, een stad in het Zwarte Zeegebied van Anatolië in Turkije. Tokat is een stad met een immens rijke geschiedenis die meer dan drieduizend jaar terug gaat, van het Hettitisch Koninkrijk (ca.1700 tot 1200 v.Chr.) en het Hellenistisch, Perzisch koninkrijk “Pontus”, gesticht door Mithridates (cfr. het dramma per musica,“Mitridate, Rè di Ponto” van W. A. Mozart), tot het Ottomaanse Rijk (1299-1922). De stad bevat bijgevolg uitzonderlijk veel historische, Turks/Ottomaanse-islamitische gebouwen.


Machiavelli De kunst van het oorlog voeren 286 bladz. uitg. Noordboek ISBN 9789464713367