


De tentoonstelling en een schitterende, indrukwekkende monografie tonen de kleurrijke, kubistische en abstracte schilderijen van Marthe Donas, de eerste vrouwelijke kunstenaar, die internationale erkenning verwierf binnen de avant-garde. Samen met de beeldhouwer Alexander Archipenko, vormde ze een kleurrijk, grensverleggend en verrassend kunstenaarskoppel. 


Kort na de Eerste Wereldoorlog dook in tal van Europese avant-gardebladen en tentoonstellingen de raadselachtige naam ‘Tour Donas’ op. Onder dit pseudoniem werd de Antwerpse kunstenares Marthe Donas (1885-1967) (foto), bekend voor haar vernieuwende, kleurrijke en verfijnde schilderijen. In 1917, leerde ze aan de Franse Rivièra de visionaire Alexander Archipenko (1887-1964) kennen, een Oekraïens-Amerikaans avant-gardistisch kunstenaar, beeldhouwer en grafisch ontwerper. Hun samenwerking in het Château de Valrose in Nice leidde tot een korte verhouding en Archipenko werd haar mentor en bron van inspiratie.


Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog was de familie Donas naar het Nederlandse Goes in Walcheren gevlucht, waarna Marthe Donas en haar tweelingzus verder trokken naar Dublin. Vanwege de bloedige Paasopstand in Dublin in april 1916, moesten ze echter opnieuw vluchten. Na een kort verblijf in Engeland vestigde Marthe Donas zich eind 1916 in Parijs, en schreef ze zich na aankomst meteen in, in “La Grande Chaumière”, “l’Académie Ranson” en in het atelier in Montparnasse van de kubist, André Lhote (1885-1962) (foto), (de leraar van Henri Cartier-Bresson en van Tamara de Lempicka), waar Marthe in contact kwam met het kubisme. 


De Académie de la Grande Chaumière (foto) werd rond 1902 opgericht en werd van 1909 tot 1945, geleid door de Zwitserse schilderes Martha Stettler (1870-1945) en haar Baltische vriendin Alice Dannenberg (1861-1948). In de eerste helft van de 20ste eeuw was de Académie de la Grande Chaumière de beroemdste kunstacademie in Parijs. De Académie de Ranson was in 1908 opgericht door de schilder Paul-Elie Ranson (1864-1909) (foto). Aan deze kunstacademie gaven verschillende Nabis-kunstenaars les en begin jaren ’30, verzamelde zich daar een grote groep jonge kunstenaars rond Roger Bissière (1886-1964), die tot de meest actieve leden van de “École de Paris” zou gaan behoren. Bissière was trouwens de oudste van de generatie kunstenaars, die in de jaren ’50, nog steeds de non-figuratieve schilderkunst vertegenwoordigde

In december 1918, huurde Marthe Donas het Parijs atelier van Piet Mondriaan, die toen nog in Nederland woonde. Archipenko (foto’s) betrok een eigen studio in de Parijse wijk Montmartre en woonde van 1909 tot 1914 met andere Russische emigranten, zoals Vladimir Baranoff-Rossine, Sonia Delaunay-Terk en Nathan Altman, in de kunstenaarskolonie “La Ruche” (foto). 


Oorspronkelijk een tijdelijk gebouw, ontworpen door Gustave Eiffel voor gebruik als wijnrotonde tijdens de Wereldtentoonstelling van 1900, werd het gebouw ontmanteld en heropgebouwd als goedkope ateliers voor kunstenaars door Alfred Boucher (1850-1934) (foto), een beeldhouwer, die jonge kunstenaars wilde helpen door hen gedeelde modellen en een tentoonstellingsruimte te bieden die openstond voor alle bewoners. In La Ruche was de huur laag en werd niemand eruit gezet wegens wanbetaling. Wanneer ze honger hadden, trokken velen naar de gaarkeuken (de cantine) van de kunstenares Marie Vassilieff (foto) voor een maaltijd en een gesprek met andere hongerende kunstenaars.

De doorbraak van Marthe Donas kwam in 1919, met een solotentoonstelling in Genève, waar haar kenmerkende lyrische stijl met innovatieve vormen in zachte, parelmoerachtige tinten, meteen opviel. De kubistische, avant-gardistische werken van Donas vertoonden overeenkomsten met het oeuvre van De Stijl en Archipenko en kenmerkten zich door de afwisseling en aanvulling van geometrische volumes, nabootsing van materialen, zuivere vormen en de collagetechniek. Haar stijl zou weliswaar steeds meer evolueren naar het abstracte.
KMSKA-conservator moderne kunst Adriaan Gonnissen en specialist van Donas, Peter J.H. P!uwels, curator van het privékunstencentrum FIBAC, reconstrueerden voor het eerst vanuit een internationaal standpunt, het artistiek verhaal van het koppel Donas en Archipenko en hun creatieve wisselwerking.
De tentoonstelling en de catalogus belichten en situeren hun werk nl. binnen het internationaal netwerk van “La Section d’Or” of “Puteaux-groep”, een groep van Franse schilders die ontstond in het atelier van de Franse schilder Jacques Villon in Puteaux, alsook hun relatie met belangrijke figuren als Herwarth Walden, Theo van Doesburg en Katherine Dreier (1877-1952). De kosmopolitische groep, “La Section d’Or”, waartoe ook Georges Braque, Fernand Léger en Constantin Brancusi behoorden, trok tal van baanbrekende vrouwelijke kunstenaars aan, zoals Natalia Goncharova en Marie Vassilieff.

In 1906 had Jacques Villon (1875-1963), bekend van de glasramen (foto) in de Sacré-Coeur-kapel van de kathedraal van Metz, zich in Puteaux op de linkeroever van de Seine gevestigd, waar hij zich waagde aan kubisme in de lijn van Cézanne. Hij noemde zichzelf “Cubiste impressionniste” en in zijn atelier ontpopte hij zich vanaf 1911, samen met zijn broers, Raymond en Marcel (samen op de foto), Albert Gleizes, František Kupka, Albert Metzinger, Francis Picabia en Fernand Léger, als de voortrekker van het synthetisch kubisme. 


Na de expositie van “Les Indépendants”, in Parijs in mei 1910, bestempelde de Franse criticus Louis Vauxcelles (1870-1943) in het blad “Gil Blas”, de werken van Georges Braque, zijn “compositions simultanées” (foto), als “bizarreries cubiques”. De term kubisme was geboren. Vauxcelles had overigens ook in een recensie in 1905 van de Salon d’Automne-tentoonstelling, de term ‘les fauves’ (‘wilde beesten’) bedacht om op spottende wijze het werk van schilders te beschrijven die verbonden waren met Henri Matisse (foto), o.a. André Derain, Maurice de Vlaminck en Kees van Dongen. De eerste Salon d’Autumne-tentoonstelling was in oktober 1903, in het Palais des Beaux-Arts de la Ville de Paris (Petit Palais) in Parijs.

De tentoonstelling en het boek met uitvoerige bijdragen van o.a. Peter J.H. Pauwels en Adriaan Gonnissen, plaatsten Donas en Archipenko binnen een internationale context en belichten hun banden met andere kunstenaars. Dankzij unieke bruiklenen van de Archipenko Foundation in Bearsville (New York), de Stichting Marthe Donas in Gent en het Saarlandmuseum−Moderne Galerie in Saarbrücken en van zelden getoonde werken uit privéverzamelingen, is “Donas, Archipenko & La Section d’Or. Betoverend modernisme” een visueel rijke herontdekking van een intrigerend kunstenaarsduo en hun plaats in de avant-garde aan het begin van de 20ste eeuw. Niet te missen!
Weet dat in Ittre in de provincie Waals-Brabant, in haar vroegere woning, het “Musée Marthe Donas” (foto) is gevestigd. Ze woonde daar in de jaren ‘40. Dit Museum bezit een veertigtal schilderijen, gravures en tekeningen van haar.
Tentoonstelling in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen van 4 oktober 2025 tot 11 januari 2026.
https://www.kmska.be/nl/donas-archipenko-la-section-dor-betoverend-modernisme


Peter J.H. Pauwels Adriaan Gonnissen (red.) Donas, Archipenko & La Section d’Or Betoverend modernisme 352 bladz. geïllustreerd uitg. Hannibal Books ISBN 9789493416390