


“Parsifal”, Richard Wagners laatste muziekdrama, behoort tot één van zijn meest controversiële werken. Friedrich Nietzsche, ooit een vurig bewonderaar, verweet Wagner “een knieval voor het kruis” en koos voor de contrasterende esthetiek van “Carmen” van Georges Bizet. Wat bezielde Wagner, die ooit bekend stond als een atheïstisch en progressief denker aan de zijde van Bakoenin, om een akelig, zwaar christelijk geladen verhaal vol bloed en kwelling met “Mitleidsethik” als “Bühnenweihfestspiel” te componeren ?

In dit boekje in de schitterende reeks “Operatheek”, uitgeven in samenwerking met Opera Ballet Vlaanderen, schrijft Piet De Volder over de spirituele en filosofische connotaties van het verhaal en de personages en heeft hij het over de bronnen van de christelijke gelaagdheid waaruit Wagner putte, het christendom, het boeddhisme en Schopenhauer. Een terugkeer naar de bronnen voert naar “Parzival”, het middeleeuws ridderepos dat de narratieve leidraad vormde voor Wagners opera.
“Weten door mededogen”, “Erkenntnis, Mitleid und Erlösung”. In deze woorden vindt de intellectuele en filosofische inhoud van Wagners “Parsifal” zijn kortste en meest beknopte samenvatting.
Het verhaal van Parsifal gaat nl. over Koning Titurel, die door God werd aangesteld als bewaarder van de relikwieën van de Graal en de Heilige Speer. Daarvoor bouwde hij een tempel. De Graal, een beker of een schaal, was nl. de drinkbeker bij het Laatste Avondmaal en ving het bloed van Christus op aan het kruis. Jezus werd met de speer aan de zijkant van het kruis gewond. Titurel heeft ridders om zich heen verzameld, die, gesterkt door deze relikwieën, de wereld intrekken om te strijden voor het goede. Klingsor heeft ooit geprobeerd tot de Graalgemeenschap te mogen behoren, maar werd vanwege zijn driften en perverse onkuisheid afgewezen. Daarom castreerde hij zichzelf, maar werd daarom nog minder geaccepteerd. Daarop creëerde hij op zijn beurt een tegenrijk, een magische tuin met verleidelijk mooie vrouwen, o.a. Kundry, een reïncarnatie van één van de vrouwen, die Jezus bespotten langs zijn kruisweg en daarom werd vervloekt om voor altijd over de wereld te zwerven.

Nadat Klingsor verschillende ridders had verleid door middel van zijn magische tuin en zo de Graal had verlaten, besloot Titurels zoon en opvolger, de Graalkoning Amfortas, om gewapend met de heilige speer, Klingsor te bestrijden. Maar, Amfortas bezweek voor Kundry’s verleidingskunsten en verloor zo de speer aan Klingsor, die de speer vergiftigde en Amfortas ermee verwondde in zijn lies, waaraan hij sindsdien vreselijk lijdt. Bij elke nieuwe openbaring van de Graal, gaat de wonde nl. weer open. Een profetie belooft Amfortas dat een zuivere, medelijdende dwaas, “ein durch Mitleid wissender reiner Tor”, hem op een dag zal verlossen van zijn kwellingen. Kundry, die spijt krijgt van haar daden in dienst van Klingsor, stelt zich uiteindelijk in dienst van de Graalridders en doet boete voor haar zonden.

Sommige personages, vooral Titurel, Amfortas, Klingsor en Parsifal, gingen terug naar het vers-epos “Parzival” uit het begin van de 13de eeuw. De eigenlijke plot van het Bühnenweihfestspiel, “Parsifal”, dat Wagner zijn “versöhnendstes Werk“ noemde, was weliswaar maar losjes gebaseerd op het oorspronkelijk vers-epos. In veel details was het Wagners eigen creatie. Met name de figuur van Kundry als tovenares en boetelinge, maar ook de spelling “Parsifal” en de wetenschappelijk onhoudbare etymologie, die Parsifal gelijkstelt met “Fal Parsi”, de zuivere dwaas, waren creaties van Wagner zelf. 
De christelijke relikwieën van de Graal en de Heilige Speer en de boeddhistisch idee van reïncarnatie, waren volkomen vreemd aan Parzivals 16 avonturen in het oorspronkelijk Parzival-epos (foto’s) van Wolfram von Eschenbach, het verhaal dat eindigt met de geschiedenis van Lohengrin. Eerder beschreef Chrétien de Troyes (ca. 1135/1140-1190) trouwens Parzivals geschiedenis in zijn ridderroman, “Perceval ou le Conte du Graal”, opgedragen aan de Vlaamse graaf, Filips van den Elzas, eigenl. Philippe d’Alsace, de zoon van Diederik van den Elzas, eigenl. Thierry d’Alsace. Chrétien de Troyes was trouwens de eerste, die de graal en de Graalburcht, het kasteel van de “Roi Pêcheur”, de Visserkoning, in de wereld van koning Arthur introduceerde.


Het idee voor “Parsifal”, Wagners demonisch, ideologisch meesterwerk, “Aus Parsifal baue ich mir meine Religion” (Adolf Hitler), dat Himmlers “Blutsmystik” inspireerde, ging o.a. terug tot het ontwerp voor Wagners nooit gerealiseerde opera, “Die sieger”. Het plan voor “Die Sieger” werd opgesteld tussen 1856 en 1858, in een periode waarin Wagner grote belangstelling had voor het boeddhisme en Schopenhauer. De fragmentarische prozaschets die bewaard is gebleven, laat zien dat deze was gebaseerd op legendes die Wagner ontdekte in de “Inleiding tot de geschiedenis van het boeddhisme” uit 1844, van de indoloog en oriëntalist, Eugène Burnouf (1801-1852) (foto). Het verhaal vertelt over de liefde van de uitgestotene chandala, Prakriti, voor de monnik Ānanda. Hoewel beiden door de andere monniken worden verbannen, staat Boeddha hun kuise vereniging toe en staat Prakriti toe, lid te worden van de kloostergemeenschap.


Burnoufs “Introduction à l’Histoire du Bouddhisme Indien” wordt erkend als dé inleiding tot de boeddhistische metafysica die in de 19de eeuw veel Franse occultisten beïnvloedde voor wie het indianisme en Sanskrietteksten, een bron van inspiratie waren. Wagner schreef in 1857 aan Marie Sayn-Wittgenstein en verwees naar het meisje als ‘Savitri’ en suggereerde voor zijn opera, een structuur met drie bedrijven. Hij schreef verder over het project aan Mathilde Wesendonck vanuit Venetië in 1858, waarbij hij zichzelf en Mathilde vergeleek met Ananda en Savitri. Er zijn geen muzikale schetsen van dit werk bekend, maar elementen van het verhaal verwerkte hij in zijn “Parsifal”, een “weihevoll reinigender religiöser Akt“, een “heilige, religieuze daad”…


Het samenstellen van de volledige partituur werd aangevat in augustus 1879, maar vanwege zijn verslechtende gezondheidstoestand, zocht Wagner het warme Italië op. Het was daar dat hij in mei 1880, in het gezelschap van de Russische schilder, Paul von Joukowsky (1845-1912), meer bepaald in Ravello, de Villa Rufolo en de magnifieke tuin (foto) bezocht, die hem inspireerde voor het decor van de tovertuin van het kasteel van Klingsor. Joukofsky maakte daarop schetsen van de tuin voor het decor van “Klingsors Zaubergarten” in het tweede bedrijf.


Wagners tweede bedrijf vertoonde opvallend sterke gelijkenissen met de 3de akte uit de Grand Opéra, ”Robert le diable” (1831), van Giacomo Meyerbeer. In dit meesterwerk, dat zich nota bene afspeelt in Palermo, gebaseerd op de legende over hertog Robert van Normandië, de vader van Willem de Veroveraar, eindigt de 3de akte nl. met een akelig ballet (het eerste ballet blanc in de muziekgeschiedenis) van vervloekte, dode nonnen, die in een vervallen klooster, opstaan uit hun graven om de ridder Robert (le Diable) te verleiden.
Komt daarbij dat de rol van Wagners Wotan gemodelleerd werd naar de rol van Bertram in “Robert le Diable” en dat het Bertram-motief, dat in de opening van Meyerbeers opera te horen is, door Wagner “overgenomen” werd als het motief van “Wotans speer” in zijn “Der Ring des Nibelungen”. Deze overeenkomsten (en nog vele andere) zijn des te verrassender omdat Wagner de muziek van Meyerbeer met de grootste heftigheid had veroordeeld in zijn essay “Das Judenthum in der Musik”, anoniem gepubliceerd in 1850…Hét probleem bij dit alles is dat niemand Meyerbeers meesterwerk (nog) kent, wat ook geldt voor “La Juive” van Halévy en de opera’s van Wagners eerste tijdgenoten, de Duitse operacomponisten van de Romantiek, o.a. Marschner, Spohr, Lortzing en Conradin Kreutzer, Wagners eigen “Die Feen” (1833) en “Das Liebsverbot oder die Novize von Palermo” (1835) inbegrepen.

De zaal voor de graaldienst in Parsifal was geïnspireerd door de kathedraal van Siena (foto’s). In november 1880, keerde Wagner terug naar Bayreuth en op 25 december, presenteerde hij de laatste georkestreerde bladzijde aan Cosima als verjaardagsgeschenk. Het eerste dat van de opera werd uitgevoerd, was trouwens het voorspel tot het eerste bedrijf, door het Meiningen orkest, in Wagners huis “Wahnfried” in Bayreuth, op 25 december 1878, ter gelegenheid van de 44ste verjaardag van zijn 21 jaar jongere, tweede vrouw, Cosima. Op 12 november 1880, dirigeerde Wagner dit voorspel zelf in een privé concert voor koning Ludwig II van Beieren (foto).


De repetities voor de première begonnen op 1 juli 1882. Vanaf januari 1881 tot in juli 1882, hielp de nog jonge componist, Engelbert Humperdinck (1854-1921) (foto) als Wagners assistent, bij de uitbreidingen van de “Verwandlungsmusik” bij de “Wandeldekorationen” en het instuderen van de zang- en speelpartijen. De première was uiteindelijk op 26 juli 1882, in het Festspielhaus in Bayreuth, o.l.v. Hermann Levi, de dirigent van de Bayerische Staatsoper.

Carrie Pringle (1859-1930), een in Oostenrijk geboren, Engelse sopraanzangeres, was één van Klingsors bloemenmeisjes. Geruchten associëren Wagners vermeende verliefdheid op Pringle met de verdachte omstandigheden van zijn dood in Venetië in 1883. Pringle was met name de enige van de oorspronkelijke Bloemenmeisjes, die niet opnieuw werd ingezet voor de productie van “Parsifal” in 1883. Ze verhuisde met haar ouders, broers en zussen naar Londen. In Engeland verliep haar carrière onrustig en verscheen ze nooit meer op het operapodium…
Piet De Volder is musicoloog en dramaturg (Opera Ballet Vlaanderen). Hij is actief als productiedramaturg in opera, dans en muziektheater.


Piet De Volder Richard Wagner Parsifal 87 bladz. geïllustreerd uitg. Universitaire Pers Leuven ISBN 9789462704787
