


Béla Bartóks vriendschap met de violisten Joseph Szigeti en Zoltán Székely stelde hem in staat een diepgaande kennis van de viool te verwerven die zijn componeren vormde. De hier opgenomen Vioolsonate nr. 1 bv., stak vol sfeervol drama en grootse gebaren, hier en daar impressionistisch, afgesloten met rijke Hongaarse volksmotieven.
In de jaren ’20, bereikte Bartóks muziek een hoogtepunt van moderniteit en dissonantie, waaruit hij zich in zijn latere jaren terugtrok en die hem in de jaren tussen de oorlogen een reputatie van agressieve lelijkheid bezorgden die noch Schönberg noch Stravinsky ooit konden evenaren. Achteraf kunnen we begrijpen dat de geschokte critici van die tijd werden geconfronteerd met geluiden die ze nooit in hun leven hadden verwacht te horen, maar ook dat deze muziek verre van lelijk of vormloos is. Het vertoont misschien niet de prachtige lijnen waar we van houden bij Mozart en Schubert, maar het is vol lyrisch gevoel, jeugdige energie, zeer inventieve ritmes en harmonieën, en het heeft een vormelijkheid die redelijkerwijs gezien kan worden als een erfenis van de klassieke meesters.
Béla Bartók verwerkte Szymanowski’s bijdrage en componeerde begin jaren twintig in korte tijd twee sonates voor viool en piano. Deze twee even gedurfde als veeleisende werken vermengden op kundige wijze de invloed van hedendaagse componisten zoals Debussy en Schönberg met elementen uit de Midden-Europese folklore.
Beide vioolsonates van Bartók werden gecomponeerd voor de Hongaarse violiste, Jelly d’Arányi (1893-1966) (foto), de achternicht van Joseph Joachim. In de eerste Sonate uit 1921, wordt van beide spelers een buitengewone behendigheid verwacht en de pianist krijgt een eindeloze reeks brede, dissonante akkoorden te spelen. In geen van de drie delen blijft het tempo lang gelijk, maar het eerste en laatste deel zijn over het algemeen energiek en levendig, het middendeel veel rustiger. De sonatevorm van het eerste deel is voelbaar wanneer de violist terugkeert naar de cantilena van de opening, met lange noten tegenover de pianopartij. Het centrale deel geeft de viool meer ruimte om enkele sierlijke melodische vormen te verkennen, terwijl de finale doet denken aan het onvermoeibare tokkelen van volksmuziek met een vertoon van wervelende energie van beide uitvoerders.
Bartóks tweede Vioolsonate werd een jaar na de eerste gecomponeerd, in de herfst van 1922. In februari van het daaropvolgende jaar werd de 2-delige Sonate met de viool duidelijk in de hoofdrol, in Boedapest in première gespeeld, met als solist de Hongaarse violist Ede Zathureczky (1903-1959) (foto). Bartóks experimentele periode, de invloed van Stravinsky en Schönberg, was duidelijk hoorbaar in zijn werk. De improvisatorische, vrije compositie (een tweedelige vorm), de behandeling van intervallen en de frequente octaafovergangen in de melodie droegen daarvan de sporen. De tweede beweging, gecomponeerd in een rondo-achtige vorm, bevat variaties.
Karol Szymanowski (1882-1937) (foto) werd geboren op het landgoed van zijn familie in het Gouvernement Kiev, een onderdeel van het toenmalige Rusland, nu gelegen in Oekraïne. Hij stamde uit een oude Poolse familie, de Korwin-Szymanowscys. Zijn vader, Stanislaw Korwin-Szymanowski, was een Poolse landeigenaar. Anna Taube, zijn moeder, was van Zweedse adel. Beiden hielden veel van kunst, en hun vijf kinderen kozen ook voor de kunst als beroep: musicus, dichter en schilder. Szymanowski’s eerste muzikaal onderricht kreeg hij van zijn vader; daarna kreeg hij onderwijs van Gustav Neuhaus, een familielid. Neuhaus had een school in Jelisavetgrad, het tegenwoordige Kropyvnytsky. Van 1901-1904 studeerde hij verder in Warschau, waar hij privélessen genoot bij Marek Zawirski voor harmonie en Zygmunt Noskowski voor contrapunt en compositie.
Gedurende de jaren 1914-1917 verbleef hij op het familielandgoed in Tymoszówka, waar hij zich intensief bezighield met studeren en componeren. In 1917 werd tijdens de Russische Revolutie het familieverblijf in Tymoszówka volledig verwoest, waardoor Szymanowski moest verhuizen naar het nabijgelegen Elisavetgrad. De daarop volgende twee jaar hield hij zich bezig met het schrijven van een roman, genaamd Efebos (= Efebe), die verloren ging in de grote brand van Warschau in 1939. In 1918 begon hij aan zijn opera Krol Roger. Zijn opera Krol Roger ging in 1926 in première en in 1927 werd hij gevraagd als directeur van de conservatoria van zowel Warschau als Caïro, waarop hij toch Warschau verkoos, ondanks een betere betaling in Caïro en een klimaat dat beter voor zijn tuberculose was. In 1930 werd hij benoemd tot directeur van het conservatorium van Warschau en eredoctor aan de Jagiellonische Universiteit van Krakau.
Karol Szymanowski componeerde de suite voor viool en piano, “Mythes”, op. 30, in 1915 en speelde een jaar later het werk in première met Paul Kochanski op viool. De suite werd opgedragen aan Kochanski’s vrouw, Zofia Kochańska. Net als “Métopes”, dat rond dezelfde tijd werd gecomponeerd, bestaat Mythes uit drie programmatische miniatuurtonengedichten, gebaseerd op de Griekse mythologie.
In Métopes, op. 29, voor piano solo bevat elk van de drie delen een vrouwelijk personage dat Odysseus tegenkomt op zijn terugreis, “Het Eiland van de Sirenen”, “Calypso” en “Nausicaa”. “Métopes” werd mogelijks geïnspireerd door de metopen, architectonisch elementen in een fries van de Dorische orde (foto), op de tempels in Selinunte aan de zuidwestelijke kust van Sicilië. Szymanowski werd voor “Myrthes” geïnspireerd door zijn eerdere reizen naar Sicilië en Noord-Afrika en door impressionistische muziek.
De drie werken op deze opname getuigen van de veranderingen die plaatsvonden aan het begin van het muzikaal modernisme. De herwaardering en herinterpretatie van traditionele muziekgenres en innovaties leidden tot nieuwe manieren om de harmonische, melodische, timbre- en ritmische elementen van muziek te organiseren en te benaderen. De Poolse componist Karol Szymanowski ontwikkelde een zeer persoonlijke muzikale taal die de toonkleur centraal stelt, een benadering die perfect past bij het drieluik Mythes, geïnspireerd door legenden uit het oude Griekenland. Hier ontwikkelde hij een nieuwe manier van expressie, een fusie van viool en piano tot één geheel met behulp van uitgebreide viooltechnieken.
De Duitse violist, Frank Peter Zimmermann (1965) begon met vioolspelen toen hij vijf jaar oud was, en gaf zijn eerste concert op tienjarige leeftijd. Nadat hij zijn studie bij Valery Gradov, Saschko Gawriloff en Herman Krebbers in 1983 voltooid had, heeft Frank Zimmermann opgetreden met de meeste belangrijke symfonieorkesten en dirigenten ter wereld, waaronder het Boston Symphony Orchestra en Paavo Berglund, het National Symphony Orchestra Washington en Leonard Slatkin, het Chicago Symphony Orchestra en Manfred Honeck, het Berliner Philharmoniker en Bernard Haitink, het Philharmonia Orchestra en Wolfgang Sawallisch en het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks en Mariss Jansons.
Behalve met orkest, speelt Zimmermann ook veel kamermuziek, en geeft hij recitals. Sinds 1998 heeft hij een vaste partner gevonden in de Italiaanse pianist Enrico Pace. Andere kamermuziek-partners zijn Heinrich Schiff, Piotr Anderszewski en Christian Zacharias. Met zijn opname van het dubbelconcert van Brahms met Schiff won hij de Deutsche Schallplattenpreis. Voor EMI Classics nam Zimmermann alle belangrijke vioolconcerten op, en daarnaast veel werken voor viool en piano, en solo-vioolmuziek. In 2002 gaf Teldec zijn opname van het Ligeti vioolconcert uit. Zimmermann speelt op een Stradivarius uit 1711, die aan Fritz Kreisler toebehoorde.
Dmytro Choni (1993) werd geboren in Kiev in de Oekraïne. Hij kreeg zijn eerste pianoles op vierjarige leeftijd van Galina Zaslavets en studeerde later in Kiev bij Nina Naiditch en prof. Yuri Kot. Momenteel studeert hij bij Prof. Dr. Milana Chernyavska aan de Universiteit voor Muziek en Podiumkunsten in Graz. De jonge pianist ontving een beurs van de International Academy of Music in Liechtenstein en neemt regelmatig deel aan de intensieve muziekweken en andere activiteiten die daar worden gehouden.Vanaf 2017 ontvangt hij subsidies van de liefdadigheidsstichting VERE MUSIC FUND. Dmytro volgde ook masterclasses bij gerenommeerde musici als Arie Vardi, Sergei Babayan, Pavel Gililov, Klaus Hellwig, Claudio Martínez Mehner, Grigory Gruzman, Aquiles delle Vigne en Yakov Kasman.
Naast zijn overwinning op de prestigieuze “Paloma O’Shea (foto) Santander International Competition”, 2018, was hij ook laureaat van andere prestigieuze wedstrijden zoals de Ferruccio Busoni International Piano Competition (Italië, 2017) en de International Piano Competition in Memory of Vladimir Horowitz (Oekraïne, 2017). In 2019 ontving hij 2de Vendome-prijs op het festival van Verbier in Zwitserland.


Bartók Sonatas Nos. 1& 2 for Violin and Piano Szymanowski Myrthes Frank Peter Zimmermann Dmytro Choni cd BIS 2787![]()