Claude Debussy, “Complete Works for Piano Duo I & II”, door Genova & Dimitrov, op het label Oehms in samenwerking met WDR. Een revelatie!

Het gerenommeerd pianoduo Genova & Dimitrov viert in 2025 zijn 30-jarig jubileum en is geëerd met talloze internationale prijzen en lovende kritieken voor hun opnames. Ze verschijnen nu voor het eerst op het label OehmsClassics met de eerste 2 volumes van hun driedelige serie met Debussy’s complete werken voor pianoduo. De programma’s bevatten zowel bekende als minder bekende stukken, waaronder bv. de oorspronkelijke versies van de beroemde “Prélude à l’aprèsmidi d’un faune” en “La Mer” 

“L’enfant prodigue”, oorspronkelijk een scène lyrique of cantate in één bedrijf, oorspronkelijk gecomponeerd voor piano en solostemmen, op tekst van Édouard Guinand (1838-1909), “Sous-directeur au Ministère de la marine”, amateurdichter en toneelauteur, ging in première in Parijs in juni 1884 als onderdeel van de Prix de Rome voor compositie. De prijs werd aan Debussy, eigenl. toen nog Achilles, toegekend met 22 van de 28 stemmen. De prijswinst leverde de jonge Debussy een studiebeurs op voor de Académie des Beaux-Arts, waaronder een vierjarige residentie in de Villa Medici, de Franse Academie in Rome, om er zijn studie voort te zetten (1885-1887).

De orkestratie liet hij over aan de componist/dirigent Henri Büsser (1872-1973) (foto), die eerder reeds zijn “Petite suite” had georkestreerd. Onder het toeziend oog van Debussy liet Büsser de zangpartijen weg en zette die om voor instrumenten, maar behield het pianoduo in het orkest als sprankelend percussief alternatief voor de harp, net zoals Debussy zelf dat had voorzien. Debussy maakte zelf van de “Prélude, Cortège et Air de Danse”, een versie voor vierhandig klavier.

Debussy droeg “L’enfant prodigue” op aan de componist Ernest Guiraud (1837-1892), de uitvinder van de orkestrale recitatieven en de definitieve versie van 1907 werd mede door André Caplet georkestreerd. De solisten op de première waren Rose Caron (Lia), de Antwerpenaar Ernest Van Dyck (Azaël (L’enfant prodigue)), en Émile-Alexandre Taskin (Siméon). “Printemps” (1887), oorspronkelijke voor zang en pianoduo (vierhandig). naar Boticelli’s “Primavera”, is het enige overblijfsel van Debussy’s verblijf in de Villa Medici uit 1885 nadat hij de Prix de Rome had gewonnen.Bon anniversaire posthume au poète Stéphane Mallarmé né le 18 Mars 1842

Aan het begin van zijn carrière werd de jonge Debussy door de jury aan het Intitut des beaux arts, verweten voor impressionist, het door hen negatief bedoeld muzikaal equivalent van het impressionisme in de toen nieuwe, figuratieve schilderkunst. De term was geïntroduceerd door Louis Leroy, die voor “Le Charivari” een satirische recensie schreef in de vorm van een dialoog van de eerste tentoonstelling van de impressionisten van midden april tot midden mei 1874 in Parijs. Vanwege zijn connecties met Mallarmé en Maeterlinck, werd hij later eerder als symbolistisch kunstenaar omschreven.

Hij componeerde zijn eerste meesterwerk, de cantate “La Damoiselle élue” op een tekst van Dante Gabriele Rossetti, de meest vooraanstaande figuur van de Pre-Raphaelitische beweging. Zijn laatste werken waren daarentegen hedendaags of eigentijds, zowel chronologisch als spiritueel, en behoorden tot het begin van het kubisme dat tussen 1911 en 1914, o.a. door Piet Mondriaan in Parijs was geïnitieerd.

“Ces nymphes, je les veux perpétuer.

Si clair,

Leur incarnat léger, qu’il voltige dans l’air

Assoupi de sommeils touffus.

Aimai-je un rêve ?

Mon doute, amas de nuit ancienne, s’achève

En maint rameau subtil, qui, demeuré les vrais

Bois même, prouve, hélas ! que bien seul je m’offrais

Pour triomphe la faute idéale de roses.

Réfléchissons …”

(aanhef van de églogue “L’après midi d’un Faune” van Mallarmé)

« Il ne me faut plus qu’un air de flûte,

Très lointain en des couchants éteints.

Je suis si fatigué de la lutte

Qu’il ne me faut plus qu’un air de flûte »

(uit de bundel “Epigrammes” (1894) van Paul Verlaine)

Pierre Boulez beweerde dat “moderne muziek werd gewekt” door Debussy’s reactie op Mallarmé’s gedicht (“églogue”), “L’après-midi d’un faune”, in 1876, uitgegeven met houtgravures (foto’s) van Édouard Manet. Debussy’s meesterwerk, Ravel sprak van een « miracle unique dans toute la musique », (Ravel maakte een versie voor piano vierhandig), werd tussen 1892 en 1894, oorspronkelijk (eerst) gecomponeerd voor 2 piano’s. Op basis daarvan werd “Prélude à l’après-midi d’un faune” in 1894, geïnspireerd door een vers van Verlaine, door Debussy georkestreerd.

“Car nous voulons la Nuance encor,

Pas la Couleur, rien que la nuance!

Oh ! la nuance seule fiance

Le rêve au rêve et la flûte au cor !”

(Paul Verlaine – 1874)

De orkestversie heeft weliswaar de geloofsbrieven van de componist gevestigd en is terecht een hoeksteen van het orkestrepertoire geworden. “C’est avec la flûte du faune que commence une respiration nouvelle de l’art musical […], on peut dire que la musique moderne commence avec L’après-midi d’un faune.”, scheef Pierre Boulez in Encyclopédie de la Musique, Éditions, 1958. Deze cd biedt u weliswaar de gelegenheid om te ontdekken dat de legendarische fluit solo, oorspronkelijk gecomponeerd werd voor piano.

“La musique de ce Prélude est une très libre illustration du beau poème de Mallarmé. Elle ne désire guère résumer ce poème, mais veut suggérer les différentes atmosphères, au milieu desquelles évoluent les désirs, et les rêves de l’Egipan, par cette brûlante après-midi. Fatigué de poursuivre nymphes craintives et naïades timides, il s’abandonne à un sommeil voluptueux qu’anime le rêve d’un désir enfin réalisé : la possession complète de la nature entière”. (Debussy)

“Lindaraja” werd in 1901, oorspronkelijk gecomponeerd voor twee piano’s. Er bestaat een transcriptie van het werk voor piano solo van Roger-Ducasse uit 1926. “Lindaraja” werd pas in oktober 1926 in première gespeeld door Jean Roger-Ducasse en Marguerite Long tijdens een concert van de Société musicale indépendante in de Salle des Agriculteurs in Parijs. De titel van het werk verwees naar de naam van een van de patio’s van het Alhambra-paleis in Granada en was daardoor in zekere zin een schets voor “La soirée dans Grenade”, het tweede deel van Debussy’s “Estampes” (1903) voor piano solo. De partituur, die lang verloren was, verscheen in 1925 opnieuw, voor ze in 1926 werd gepubliceerd.

De  magnifieke “Danses”, waarmee volume II opent, werden in 1904 gecomponeerd in opdracht van het huis Pleyel en zijn directeur Gustave Lyon om de chromatische harp te promoten en waren bedoeld om te concurreren met de traditionele, diatonische harp, een monopolie van de firma Érard. Het werk werd meer bepaald gecomponeerd voor de wedstrijd van 1904 aan het Conservatorium van Brussel, die reeds een chromatische harpklas had. De partituur werd door Debussy gecomponeerd voor chromatische harp met begeleiding door een strijkorkest en datzelfde jaar uitgegeven door Durand met een opdracht aan Gustave Lyon.

In 1880, kreeg de 18-jarige Debussy een tijdelijke baan als pianist in het huishouden van Nadezjda von Meck, de patrones van Tsjaikovski. Hij reisde mee met haar familie en verbleef op verschillende plaatsen in Frankrijk, Zwitserland en Italië, en bij haar thuis in Moskou. Hij componeerde zijn Pianotrio in G voor het ensemble van von Meck en maakte een transcriptie voor pianoduet van drie dansen uit Tsjaikofski’s “Zwanenmeer”. Tussen december 1880 en januari 1881, componeerde de jonge Debussy een “Allegro ben marcato” als eendelige “Symphonie” voor 4-handig piano. Hij stuurde het manuscript naar Nadezjda von Meck (1831-1894), waardoor de partituur na haar overlijden in een Russisch archief terecht kwam. Het werk is door Debussy nooit georkestreerd en werd in 1933 postuum uitgegeven.

“En blanc et noir”, een 3-delige suite voor twee piano’s, een werk met persoonlijke, literaire en muzikale toespelingen, werd gecomponeerd in juni 1915. Debussy componeerde het werk aan de Normandische kust, lijdend aan kanker en bezorgd over de vooruitzichten van Frankrijk, wat hij omschreef als de “Austro-Boches” in de Eerste Wereldoorlog. Elk deel kreeg een literair motto. Rond dezelfde tijd, tijdens een late en laatste productieve periode, componeerde hij zijn Cellosonate, een Sonate voor fluit, altviool en harp en de Études voor piano.

De titel “En blanc et noir”, de oorspronkelijke titel was “Caprices en blanc et noir”,  verwees niet alleen naar de witte en zwarte toetsen van de piano. Er wordt nl. ook verondersteld dat de titel werd geïnspireerd door enkele regels uit het gedicht “Le Débat du cueur et du corps” van François Villon, nl. “Rien ne congnois. Si fais: mouches en laict: L’ung est blanc, l’autre est noir, c’est la distanc”..

Het eerste deel, een energieke wals, gemarkeerd “Avec emportement”, werd opgedragen aan de Russische contrabassist en later dirigent, Serge Koussevitzky (1874-1951), met wie Debussy bevriend was. Debussy leidde de beweging in met een fragment uit het libretto van Barbier en Carré van Gounods opera, “Roméo et Juliette”, “Qui reste à sa place – Et ne danse pas – De quelque disgrâce – Fait l’aveu tout bas”.

Het tweede deel, “Lent. Sombre”, werd gecomponeerd ter nagedachtenis aan Jacques Charlot (1885-1915), een neef en zakenpartner van Debussy’s uitgever Durand, die in de oorlog was gesneuveld, “au lieutenant Jacques Charlot, tué à l’ennemi en 1915, le 3 mars”. Dit deel wordt voorafgegaan door een passage uit Villons “Ballade contre les ennemis de la France”. Debussy had reeds enkele ballades van deze 15de -eeuwse dichter op muziek gezet.

Het derde deel, gemarkeerd “Scherzando”, opgedragen aan Igor Stravinsky (samen op de foto), liet hij voorafgaan door een citaat van een andere 15de -eeuwse dichter, Charles d’Orléans, “Yver, vous n’estes qu’un vilain”. Debussy had dit gedicht al in 1908 getoonzet als één van de “Trois Chansons de Charles d’Orléans” voor koor a capella. In het derde deel van “En blanc et noir” citeerde hij symbolisch de Duitse hymne ” Ein feste Burg ” van Maarten Luther met de nadruk op het militaire aspect ervan, terwijl Debussy de Franse “Marseillaise” verborgen op de achtergrond liet klinken.

“Petite Suite”, een tedere en schattige compositie voor piano quatre mains uit 1888-1889, werd door Debussy voor de eerste keer uitgevoerd in februari 1889, samen met de pianist/publicist/muziekuitgever Jacques Durand. De eerste twee delen, “En bateau” en “Cortège” werden geïnspireerd door gedichten uit de bundel “Fêtes galantes”  van Paul Verlaine (1844-1896). In 1907, orkestreerde Henri Büsser (1872-1973) de Petite Suite.  Büsser (foto) viel op door zijn vakkundige manier van arrangeren, maar was zelf ook als componist zeer actief. In zijn lange leven componeerde hij opera’s, balletmuziek, toneelmuziek, missen en koorliederen en in zijn jonge jaren had hij zelfs de Prix de Rome (1893) gewonnen. Buiten Frankrijk is hij echter nauwelijks bekend geworden. Henri Büsser overleed in 1973 op 101-jarige leeftijd in Parijs.

De “Marche écossaise sur un thème populaire” (“March of the Old Counts of Ross”), opgedragen aan de Amerikaanse generaal John Meredith Read (1837-1896) die diplomaat was in Parijs en van Schotse afkomst (‘Lords of Ross’), werd oorspronkelijk gecomponeerd in 1890 voor vierhandig piano en werd tussen 1893 en 1910 georkestreerd door Debussy zelf.

In “La Mer” vertelde Debussy het verhaal van de eeuwige odyssee van de oceaan. Hij voer als het ware door een emotionele storm en rust, wind en regen, in muziek, die stijgt en daalt met het ritme van de zee. Debussy voltooide “La mer, trois esquisses symphoniques pour orchestre” in 1905 na er twee jaar aan te hebben gewerkt. Naast een versie voor orkest maakte hij ook een versie voor vierhandig piano. De bestaande versie voor twee piano’s was van de hand van André Caplet. In 1908-1909 bewerkte Debussy het werk nogmaals. De subtitel ‘drie symfonische schetsen voor orkest’ refereerde oorspronkelijk aan een symfonie, maar een strikte symfonie is het niet geworden. Toch heeft het werk symfonische kenmerken. Het thema dat in de opening wordt neergezet komt in alle drie de delen terug en wordt in deel 3 als aankondiging van het slot van de compositie gebruikt. Het werk wordt daarom ook wel als symfonie of symfonisch gedicht bestempeld.

Debussy componeerde “La Mer”, beïnvloed door zijn intense ervaringen in de zomer van 1904, in Jersey en in Dieppe, met zijn grote, nieuwe geliefde, Emma Bardac (foto), Hij had haar via haar zoon Raoul, die een leerling was van hem, eind 1903 leren kennen. De titel verwijst bijgevolg niet enkel naar de zee, maar naar de achter het Frans woord voor zee, verstopte betekenis van “moeder”, moeder van….

De natuurverschijnselen die hij in zijn drie symfonisch schetsen evoceert, verklanken en exprimeren zijn liefdeservaringen met Emma. Debussy begon aan het werk grotendeels in Villeneuve-la-Guyard in Bourgondië. Hij voltooide zijn meesterwerk weliswaar in Eastbourne (foto) in Engeland, dat wel degelijk aan zee ligt. De première in 1905 in Parijs door het Orchestre Lamoureux o.l.v. Camille Chevillard was echter geen succes. De uitvoering op deze cd is dat wel, want ontdaan van zijn orkestratie, stelt de versie voor twee piano’s u als luisteraar in staat om Debussy’s baanbrekende harmonische innovaties makkelijker te onderscheiden en energetische veranderingen in kleur en tempo geven het Duo de mogelijkheid tot geanimeerd en virtuoos spel.

Het Bulgaars pianoduo Genova & Dimitrov bestaat uit Aglika Genova (1971) en Liuben Dimitrov (1969). Ze spelen zowel vierhandig als op twee piano’s. Genova & Dimitrov ontmoetten elkaar aan de Hochschule für Musik in Hannover in 1995, die per toeval samen piano oefenden. Meteen erna begon hun internationale concertcarrière en wonnen ze tal van grote piano duo-wedstrijden, waaronder de ARD Music Competition 1996 in München, de Murray Dranoff Piano Duo Competition 1997 in Miami, de 1996 Tokyo Piano Duo wedstrijd en de Bellini-muziekwedstrijd van 1995 in Sicilië. Sinds 2008 zijn Genova en Dimitrov universitair hoofddocenten van de Hannover State Academy of Music and Theatre en leiden ze de speciale klasse voor pianoduo-uitvoering.

Tracklist vol. I:

L’Enfant prodigue for Piano 4 Hands

Prélude

Cortège – Air de danse

Divertissement for Piano 4 Hands

Prélude à l’apres-midi d’un faune for 2 pianos

Première Suite d’Orchestre for Piano 4 Hands

  1. Fête
  2. Ballet
  3. Rêve
  4. Cortège et Bacchanale

Suite symphonique “Printemps” for Piano 4 Hands

  1. Très modéré
  2. Modéré

Lindaraja for 2 pianos

Tracklist vol. II:

Danses, L. 103 for 2 Pianos

  1. Danse sacrée
  2. Danse profane

 Symphonie en si mineur L. 10 for Piano 4 Hands 

 En blanc et noir, L. 134 for 2 Pianos

  1. Avec emportement
  2. Lent. Sombre
  3. Scherzando

 Marche écossaise sur un thème populaire, L. 77 for Piano 4 Hands,

 Petite suite, L. 65 for Piano 4 Hands

  1. En bateau
  2. Cortège
  3. Menuet
  4. Ballet

 La Mer, L. 109 for Piano 4 Hands

  1. De l’aube a midi sur la mer
  2. Jeux de vagues
  3. Dialogue du vent et de la mer

Claude Debussy Complete Works for Piano Duo I Genova & Dimitrov Piano Duo cd Oehms OC1740

Claude Debussy Complete Works for Piano Duo . II Genova & Dimitrov Piano Duo cd Oehms OC1741