Monteverdi, “L’Incoronazione di Poppea” met o.a. Francesca Aspromonte, Nicolò Balducci en Eva Zaïcik, samen met Les Épopées o.l.v. Stéphane Fuget, op het label Château de Versailles. Magistraal!

“L’incoronazione di Poppea”, Monteverdi’s laatste, ultiem meesterwerk, was de eerste opera, geïnspireerd door historische gebeurtenissen, in tegenstelling tot mythen en legendes. Emoties, passies en zwakheden van geloofwaardige personages kwamen door Monteverdi’s “seconda prattica” op de voorgrond en bereikten een opvallend expressief realisme. Stéphane Fuget begreep diepte en contrast van Monteverdi’s “recitar cantando vestire in musica” zeer goed. En hoe!

In 1607, componeerde Monteverdi voor het carnaval van Mantua zijn “L’Orfeo”, het verhaal van Orpheus en Eurydice. Monteverdi noemde zijn Orfeo een “favola in musica”. Na Orfeo componeerde hij op tekst van Ottavio Rinuccini, “L’Arianna”, de klassieke mythe van Ariadne op het eiland Naxos. Van de “Arianna” bleven echter enkel het libretto en de muziek van het lamento bewaard, het “Lamento d’Arianna”. Daarna componeerde Monteverdi “Il Ritorno d’Ulisse in Patria” (1641) over de mythe van de terugkeer van Odysseus, (Ulisse in het Italiaans), op het eiland Ithaka. Penelope, zijn trouwe vrouw maar belaagd door minnaars, wachtte daar al twintig jaar op hem.

Op zijn “Ritorno” volgde in 1642 “l’Incoronazione di Poppea”, Monteverdi’s laatste opera, het verhaal over Poppaea Sabina en keizer Nero. Van de minstens 18 opera’s die Monteverdi componeerde, zijn er echter heel wat verloren gegaan, bv. “Andromeda”, “Proserpina rapita” en “Le nozze d’Enea con Lavinia”. Tussen Orfeo (1607) en Il Ritorno d’Ulisse (1641) componeerde Monteverdi minstens nog drie andere opera’s, die tot nu toe niet werden teruggevonden, “Le nozze di Tetide”, “La finta pazza Licori” en “Armida abbandonata”.

Florentijnse recitatiefstijl, de basso continuo om in madrigalen de tekst te accentueren en emotionele inhoud te geven, het aanwenden van decoratieve, instrumentale muziek in de dubbelkorige, godsdienstige muziekpraktijk met de introductie van tremolo en pizzicato als stile concitato, de antithese van prima en seconda prattica, portamento, het zijn maar enkele van de stijlkenmerken van de muziek van Monteverdi, verder uitgewerkt door zijn volgelingen. Zij werkten in Padua, Parma, Modena, Venetië, Ferrara, Milaan, Bologna, Mantua, Bergamo en Brescia en werkten de canzone, ricercar en fantasia uit tot de monothematische Triosonate, Sonata da chiesa en Sonata da camera met continuo.

“L’Incoronazione di Poppea”, een opera met een proloog en drie bedrijven op een libretto van Giovanni Francesco Busenello (1598-1659) (foto), geïnspireerd door de Annalen van Tacitus, ging in 1642 in première in het Teatro SS. Giovanni e Paolo in Venetië. De Italiaanse dichter en librettist, Giovanni Francesco Busenello, afkomstig uit een rijke Venetiaanse familie, was jurist en ambassadeur aan het hof van Mantua. Hij schreef ook libretti voor 4 opera’s van Cavalli (o.a. “La prosperita di Giulio dittatore” (1646)). Als één van de eerste Venetiaanse librettisten, lid van de “Accadmia degli Incogniti”, beïnvloedde hij een hele generatie librettisten in de manier waarop ze moesten omgaan met mythen en geschiedenis terwijl ze tegelijkertijd de politieke, sociale en commerciële belangen van de Republiek dienden. Hij putte zijn inspiratie voornamelijk uit antieke bronnen, nl. Tacitus, Ovidius, Plutarchus, Marcus Annaeus Lucanus en Vergilius.

In de Proloog van “L’Incoronazione di Poppea” betwisten Fortuna, La Virtù en Amor elkaar de almacht over goden en mensen. Amor wint en belooft nog die dag te laten zien hoe ver zijn invloed reikt. Het verhaal is als volgt. De Romeinse keizer Nerome is verliefd op de courtisane Poppea, wil haar tot vrouw nemen en zijn wettige echtgenote Ottavia verstoten. Nerone’s leermeester Seneca acht deze plannen moreel en politiek verwerpelijk en moet zijn tegenstand met gedwongen zelfmoord bekopen. De wanhopige Ottavia besluit Poppea te laten vermoorden en dwingt Ottone, Poppea’s voormalige geliefde, door middel van chantage om de aanslag te volbrengen. Ottone roept hierbij de hulp in van Drusilla, die hij destijds voor Poppea verlaten heeft. Verscheurd door liefde en wrok besluipt Ottone, gehuld in Drusilla’s mantel, de slapende Poppea.

De moord wordt echter verijdeld door Amore, die belooft ervoor te zorgen dat Poppea diezelfde dag nog tot keizerin wordt gekroond. Drusilla, wier mantel herkend is, wordt opgepakt en naar Nerone gebracht, die haar scherp ondervraagt. Om Ottone te beschermen neemt zij alle schuld op zich. Als Ottone dit hoort, vertelt hij de ware toedracht. Hij wordt verbannen, en als beloning voor de door haar betoonde trouw mag Drusilla hem vergezellen. Nerone heeft nu een goede reden om Ottavia te verstoten en verbant haar voorgoed uit Rome. Poppea wordt tot keizerin gekroond, en in een euforisch finaal duet bezingen Nerone en Poppea hun liefde.

Om de harmonie onder de partijen van de zangers te laten schitteren en om de expressie van de stile rappresentativo van de zangers zo accuraat mogelijk te begeleiden, voert Stéphane Fuget, conform de Venetiaanse traditie, de instrumentale partijen uit met een beperkt aantal strijkers, twee violen, een altviool, een cello en een basgamba. De continuo bestaat daarentegen uit twee klavecimbels en twee theorbes. Hoogtepunten zijn de klaagzang “Addio Roma, a Dio patria”, het liefdesduet “Pur ti miro, pur te godo” en het prachtig wiegenlied, “Oblivion Soave”.

Stéphane Fuget studeerde piano bij Catherine Collard en Jean-Claude Pennetier, orgel bij Nicole Pillet-Wiener, clavichord bij Ilton Wjunisky, klavecimbel bij Christophe Rousset, Pierre Hantaï en Ton Koopman, en directie bij Nicolas Brochot. Hij behaalde een eerste prijs voor klavecimbel en basso continuo aan het CNSM in Parijs en is tevens afgestudeerd aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. In 2001 won hij de Internationale Klavecimbel wedstrijd in Brugge. Gedreven door de wens om met jonge artiesten samen te werken, ontwikkelde hij aan de CRR in Parijs, een klas voor zangdirigenten en een klas voor barokopera, uniek in Frankrijk. Deze brachten hem ertoe om bij tal van operaproducties te experimenteren met zijn visie op declamatie en versiering in het barokrepertoire, l’Incoronazione di Poppea en Il Ritorno d’Ulisse in Patria van Monteverdi, Semele en Rodelinda van Händel, Calisto van Cavalli, Tito van Cesti, Psyché van Lully en Orfeo van Rossi. Om de vrucht van deze ervaring en onderzoek zo goed mogelijk tot uitdrukking te brengen, besloot hij in 2018 zijn eigen ensemble “Les Épopées” op te richten, waarmee hij zijn beslist nieuwe visie op interpretatie brengt.

Roverdeling:

Francesca Aspromonte: Poppea

Nicolò Balducci: Nerone

Eva Zaïcik: Ottavia, Coro di Amore

Paul-Antoine Bénos-Djian: Ottone, Famigliari, Coro di Amore

Camille Poul : Drusilla, Coro di Amore

Alex Rosen: Seneca, Tribuni

Nicholas Scott: Arnalta, Soldato, Consuli

Juan Sancho : Nutrice, Lucano, Consuli

Claire Lefilliâtre : Fortuna, Pallade, Venere, Coro di Amore

Jennifer Courcier: Amore, Damigella, Coro di Amore

Ana Escudero: Virtu, Valetto, Coro di Amore

Marco Angioloni: Liberto, Soldato, Famigliari, Consuli

Geoffroy Buffière: Mercurio, Littore, Famigliari, Tribuni

Monteverdi l’Incoronazione di Poppea Francesca Aspromonte Nicolò Balducci Eva Zaïcik Octavia Paul-Antoine Bénos-Djian Camille Poul Alex Rosen Les Épopées Stéphane Fuget 3 cd Château de Versailles

https://www.stretto.be/2024/06/26/monteverdi-lorfeo-door-les-epopees-o-l-v-stephane-fuget-op-het-label-chateau-de-versailles-spectacles-prachtig/

https://www.stretto.be/2022/07/11/monteverdi-il-ritorno-dulisse-in-patria-door-les-epopees-o-l-v-stephane-fuget-op-het-label-chateau-de-versailles-meesterlijk/