Theo Mulders “De hersenverzamelaar, Het roerige leven van Franz Joseph Gall”, een schitterende uitgave van Balans.

De Weense arts Franz Joseph Gall (1758-1828) was gefascineerd door de verschillen in menselijk gedrag. Hij stelde dat de menselijke geest zich in het brein bevond en dat geestesziekten hersenaandoeningen waren. Door aan de schedel te voelen kon men moordzucht, agressie en andere eigenschappen lokaliseren, een wetenschap die later bekend werd onder de naam frenologie. Dat bleek een dramatische misvatting, waardoor Gall uiteindelijk in de vergetelheid raakte.

Gall (foto) was een pionier in de studie van het lokaliseren van psychische functies in het brein en onderzocht de anatomische functies van onderdelen van het zenuwstelsel. De Duitse arts, Johann Spurzheim (foto) maakte in 1800 kennis met Franz Joseph Gall die hem aanstelde als assistent. Samen deden ze onderzoek naar onder meer het piramidaal systeem en rond die tijd ontwikkelde Gall de Cranioscopie, een methode om de persoonlijkheid en de psychische en morele ontwikkeling vast te stellen op basis van de vorm van de menselijke schedel. Cranioscopie werd later omgedoopt tot frenologie door Galls collega, Johann Spurzheim. Aanvankelijk publiceerden de twee gezamenlijk boeken over het nieuw vakgebied, maar in 1812 kregen ze een conflict waarna Spurzheim zijn eigen weg ging. Hij gaf door heel Europa colleges en lezingen over wat hij noemde “Dr. Gall en Spurzheims fysionomisch systeem”.

De Duitse anatomen Franz Joseph Gall en Johann Spurzheim hadden een theorie ontwikkeld, die ervan uitging dat alle anatomische structuren van het zenuwstelsel behalve opvulling en bescherming, nog een andere functie hadden. Ze sneden in het piramidale systeem (het geheel van axonen, de primaire elementen van informatieoverdracht in het zenuwstelsel) en toonden aan dat dit systeem verantwoordelijk was voor het doorgeven van instructies over spierbewegingen van de hersenschors.

In 1796 was Gall begonnen met lezingen in zijn huis in Wenen, waarbij hij hersenen ontleedde in een zorgvuldige mix van theater en wetenschap. Toen de Oostenrijkse keizer Franz II deze controversiële evenementen verbood, ondernam Gall een tournee met een koets vol schedels door heel Europa. Zijn ster rees snel, maar de ijdele Gall bleef achtervolgd door controverses. In Frankrijk kreeg hij ruzie met Napoleon en de Kerk plaatste al zijn boeken op de Index. Desondanks veroverden zijn ideeën Groot-Brittannië en Amerika en hadden daar een enorme invloed.

Galls denkbeelden raakten alle gebieden van de maatschappij, van de geneeskunde tot de kunsten (hij correspondeerde met de pianiste Nanette Streicher (foto), vriendin van Beethoven), ze drongen door tot de rechtszaal en effenden de weg voor de antropologie en de neuropsychologie.

“Gall heeft een hoop onzin beweerd”, schrijft Theo Mulder, “maar tegelijkertijd de fundamenten gelegd van wat we nu de neurowetenschappen noemen. Zijn werk is nog steeds aanwezig in alle pogingen om gedrag in specifieke delen van de hersenen te lokaliseren. Bij iedere hersenscan zit Gall op de rand van de machine en kijkt mee. Het is niet overdreven te stellen dat Franz Joseph Gall heeft gezorgd voor een wetenschappelijke revolutie. Zijn gedachtebouwwerk vormt een van de belangrijkste ijkpunten in de ontwikkeling van de neuropsychologie, hoe bizar sommige onderdelen ervan ook mogen klinken. Dat vinden we nu ook van Descartes en Newton. Maar Descartes is niet verwaarloosd vanwege zijn onzinnige theorie over de pijnappelklier, en Newton niet terzijde geschoven vanwege zijn levenslange speuren naar een geheime code in de Bijbel en zijn interesse voor alchemie”.

“Gall dacht”, vervolgt Mulder, “dat je aan de buitenkant van het hoofd iemands psychologische vermogens kon aflezen of beter gezegd kon aftasten en dat was onzin, maar hij dacht zoveel meer en veel daarvan was geen onzin. Hij beweerde bv. als een van de eersten dat geestesziekte een hersenziekte was en hij was een onvermoeibaar voorvechter van de hervorming van de behandeling van geesteszieken en van de hervorming van het strafrecht. Tolerantie was voor hem een essentieel maatschappelijk begrip”.

De frenologie vond het meeste gehoor in Engeland, waar de heersende klasse haar gebruikte om de inferioriteit van de gekoloniseerde bevolking (inclusief de Ieren) te rechtvaardigen. In de Verenigde Staten werd de frenologie erg populair tussen 1820 en 1850. Het boek van Mulder is ook een tijdsdocument. Het gaat over hoezeer wetenschap en kennis ingebed zijn in het geheel van maatschappelijke processen, de ‘rijpheid’ en ontvankelijkheid van de burgers voor nieuwe ideeën, de mate van denkvrijheid, de macht en de positie van de Kerk, de aard van de regering en nog veel meer. Het is ondenkbaar om wetenschappelijke ontwikkelingen hiervan af te zonderen. Dat geldt voor de 18de en 19de eeuw, net zoals dat geldt voor de 21ste eeuw. Het is ook een verhaal over hoe kennis omgaat met macht en hoe macht omgaat met kennis. Het is een verhaal uit het verleden, uit de tijd dat het moderne Europa ontstond, maar het had zich ook nu kunnen afspelen.

“Gall zette zich fel af tegen de ideeën van de natuurfilosofen en metafysici. Voor Gall was dit onbegrijpelijke onzin, hij vond dat alleen de natuur met haar waarneembare wetmatigheden telde. Door de natuur centraal te stellen riep Gall echter vele moeilijkheden over zich af. De natuur of de natuurwetten zien als de bepalende factor van ons leven was een gevaarlijke materialistische gedachte waar je zowel Kerk als Staat mee provoceerde”.

“Gall beweerde veel zaken die later onjuist bleken te zijn”, schrijft Mulder, “maar zei ook opvallend veel dingen die modern en vooruitziend waren. Hij pleitte voortdurend voor hervormingen in de psychiatrie en het strafrecht. Zijn kerngedachten dat de hersenen het orgaan van de ‘geest’ waren, een reeks gespecialiseerde centra bevatten en dat er een relatie moest bestaan tussen deze centra en de werking van de ‘geest’, plaveiden de weg waarover de moderne neurowetenschap haar zoektocht naar de lokalisatie van functies begon”.

Met veel kennis van zaken vertelt Theo Mulder in “De hersenverzamelaar” op een levendige en boeiende wijze over het roerig leven van Gall en zijn volgers tegen de wetenschappelijke en politieke achtergrond van de vroege 19de eeuw. Een fantastisch verhaal over de theorie dat emoties niet in het hart zitten maar in het brein. Een buitengewoon interessant boek dat u geenszins mag missen!

Neuropsycholoog, Theo Mulder (°1953) (foto) was hoogleraar in Nijmegen en Groningen en directeur van de 15 Instituten van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. In 1994 werd hij benoemd tot bijzonder hoogleraar Revalidatie Onderzoek aan het Neurologisch Instituut van de Radboud universiteit. Hij is de auteur/mede-auteur van meer dan 150 artikelen over revalidatie na hersenletsel en eerder schreef hij “De Geboren Aanpasser”, waarvan 20.000 exemplaren werden verkocht.

Theo Mulder De hersenverzamelaar, Het roerige leven van Franz Joseph Gall (1758-1828) 360 bladz. Uitg. Balans ISBN 9789460039324