“The Survival of the Jesuits in the Low Countries, 1773-1850, Edited by Leo Kenis and Marc Lindeijer”, alweer een heel interessante, Engelstalige uitgave van Leuven University Press.

In 1773 onderdrukte paus Clemens XIV de Sociëteit van Jezus. Voor de 823 jezuïeten in de Lage Landen betekende dit het einde van hun institutioneel, religieus leven. In de Oostenrijkse Nederlanden werden de jezuïeten onder streng toezicht geplaatst, maar in de Nederlandse Republiek konden ze hun zendingswerk voortzetten. Het is dit regionaal contrast en de kansen die het de Orde bood om te overleven, die de Lage Landen tot een uitzonderlijk en interessant geval in de geschiedenis van de jezuïeten maakte.

In 1773 hief Paus Clemens XIV (foto) via de bul, “Dominus ac Redemptor”, de orde voorgoed op onder druk van de koningen van Frankrijk, Spanje en Portugal. De vorsten Frederik II van Pruisen en Catharina II van Rusland negeerden deze opheffing. In enkele landen in het Verre Oosten, China en India kwam de opdracht zelfs nooit aan. Hierdoor kon de Sociëteit in deze landen blijven bestaan. In 1814 werd de jezuïetenorde door paus Pius VII (foto)met de bul, “Sollicitudo omnium ecclesiarum” weer hersteld. De Amsterdammer Jan Roothaan zorgde daarbij voor een sterke impuls. De Sociëteit werd weliswaar in ere hersteld maar ook de Index en de Inquisitie werden hersteld, en Joden moesten terug naar hun getto’s…

“Net als in Wit-Rusland”, zo lezen we, “bereidden voormalige jezuïeten en nieuwe jezuïeten met de hulp van andere religieuzen, priesters en leken-weldoeners, zich in de Lage Landen voor op het herstel van de Orde”. “In 1814, acht dagen voor de restauratie van het Genootschap door paus Pius VII”, zo lezen we verder, “opende het noviciaat nabij Gent, met elf kandidaten uit heel Nederland. Amper twintig jaar later vormde de Orde in de Lage Landen – inmiddels honderd leden – een onafhankelijke Belgische provincie. Een aparte Nederlandse provincie volgde in 1850. Het was duidelijk dat de heroprichting met nieuwe kerken en nieuwe hogescholen, een zware overlevingslast droeg. Tegenover hun oude vijanden en de zwarte legendes moesten de jezuïeten hun ware identiteit, die veertig jaar lang was onderdrukt, terugvinden”.

De elf hoofdstukken in het boek zijn onderverdeeld in drie delen rond drie hoofdthema’s, overleving, overlevenden en revival. Het herstel van de Sociéteit van Jezus in 1814, betekende immers niet noodzakelijk dat de test was geslaagd en dat het leven weer normaal kon zijn. Het eerste deel combineert twee specifiek prosopografische artikelen over het lot van de leden van de Gallo-Belgische provincie, met twee meer algemene studies over de gebeurtenissen na 1773, eerst in de voormalige Vlaams-Belgische provincie en haar Nederlandse missie, en vervolgens in Rusland, waar niet-onderdrukte, in het verleden onderdrukte, en nieuw binnengekomen jezuïeten uit heel Europa, inclusief de Lage Landen, erin slaagden, het leven van de Orde voort te zetten.

Na een tekst over “The Quick Downfall and Slow Rise of the Jesuit Order in the Low Countries”, gaat het in deel één, “Survival”, over “The ‘Suppressions’ of the Society of Jesus in the Gallo-Belgian Province and of the Jesuits of the Flemish-Belgian Province”, “The Fate of the Jesuits of the Gallo-Belgian Province after 1773” en over “The Jesuits of the Low Countries and the Society of Jesus in Russia”

Het tweede deel, “Survivors”, brengt vier heel verschillende mannen samen, echte overlevenden, wier activiteiten ten behoeve van het herstel van de Sociëteit van Jezus, binnen en buiten de Lage Landen, de periode 1773-1850 omvatten. Het zijn de strijdlustige leek, Balthazar de Villegas uit Brussel (“The Strange History of Balthazar de Villegas’ Mémoire sur le rétablissement des Jésuites”), de rusteloze Vlaamse priesters Joannes Vrindts en Pierre Malou-Riga, die zich bij het Genootschap voegden om enkele jaren later weer te vertrekken (“The Post-Concordatory Vicissitudes of Joannes Vrindts (1781-1862), Priest in Search of an Identity, Jesuit at Heart” en “Pierre-Antoine Malou-Riga (1753-1827)”), en de voorbeeldige Nederlandse jezuïet, Jan Roothaan (1785-1853) (foto), over hoe te overleven als (21ste) generaal-overste (“The Formation of Fr Jan Roothaan in the Principles and Practices of Good Governance of the Restored Society of Jesus (1823-1829)”.

Het derde deel, “Revival”, opnieuw geconcentreerd op de Lage Landen, toont vanuit drie verschillende invalshoeken aan, wat er veranderde of niet veranderde in de Sociëteit van Jezus, na 1800. Hier gaat het over het promoten van vrouwelijke, religieuze congregaties en de manier waarop de Orde door haar tegenstanders werd voorgesteld, en over haar materiële zelfuitdrukking in de prachtige kerken die de Jezuïeten bouwden en op een sublieme manier decoreerden. In dit deel leest u over ‘Jesuits’ as Promoters of Female Religious Congregations in Belgium (c. 1800-1870), “Negative Images of the Jesuits in the Netherlands between the Restoration of the Order and the Establishment of the Dutch Jesuit Province, 1814-1850”, en “Jesuit Churches in the Netherlands in the First Half of the Nineteenth Century”

Als conclusie, “Jesuits in the Low Countries from the Modern to the Contemporary Era, Resources for a New History”, geschreven door Pierre-Antoine Fabre (foto). Het werk van Pierre-Antoine Fabre (°1957) richt zich nl. voornamelijk op de eerste honderd jaar van de geschiedenis van de Sociëteit van Jezus (1540-1640). Hij leidt sinds 2013 aan de Franse School in Rome, een onderzoeksprogramma naar de onderdrukking en het herstel van de Sociëteit (1773-1814), en bereidt in dit verband de publicatie voor van een onderzoek naar de “Evangelicae Historiae Imagines” (1593) van de Spaanse Jezuïet, Jérôme Nadal (1507-1580).

Tot slot, de “Catalogue of Jesuits in and from the Low Countries, 1773-1830”. In het boek staan bijdragen van Peter van Dael, SJ (Vrije Universiteit Amsterdam & Pontificale, Gregoriaanse Universiteit in Rome), Pierre Antoine Fabre (École des hautes études en sciences sociales Parijs), Joep van Gennip (Tilburg School voor katholieke Theologie), Michel Hermans, SJ (Université de Namur), Marek Inglot, SJ (Pontificale, Gregoriaanse universiteit in Rome), Frank Judo (advocaat in Brussel), Leo Kenis (KU Leuven) Marc Lindeijer, SJ (Bollandisten Vereniging in Brussel), Jo Luyten (KADOC-KU Leuven), Kristien Suenens (KADOC-KU Leuven) en Vincent Verbrugge (historicus).

Leo Kenis is emeritus hoogleraar kerkgeschiedenis en theologiegeschiedenis aan de Faculteit Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap, KU Leuven. Zijn onderzoek richt zich op de moderne en hedendaagse geschiedenis van de katholieke theologie. Marc Lindeijer, SJ is lid van de Bollandist Society in Brussel. Voordien werkte hij in Rome voor de zaken van de heiligen van de Sociëteit van Jezus. Hij publiceert over moderne heiligheid en kerkgeschiedenis, met de nadruk op de jezuïeten.

The Survival of the Jesuits in the Low Countries, 1773-1850, Edited by Leo Kenis and Marc Lindeijer 392 bladz. Engels Uitg. Leuven University Press ISBN 9789461663191