De muziek van Ernest Chausson (1855-1899), hier gecombineerd met Cellosonates van Debussy en Emmanuel, was muziek die aan de hand van de cyclische techniek van Liszt en Franck, en d.m.v. thematische transformatie, de chromatische harmonie constant verplaatste. Ernest Chausson was in de Franse muziek gepositioneerd op het kruispunt waar de romantiek van Berlioz en César Franck, een bepaalde taal van Richard Wagner, en het symbolisme van de jonge Debussy elkaar ontmoetten.
Francks leerling Ernest Chausson (foto) werd ongetwijfeld geïnspireerd door de thematische metamorfosen van zijn leraar, maar de invloed van de gekwelde muziek van Wagners “Parsifal” bleef ook altijd aanwezig. Chausson was immers aanwezig op de première van het “Bühnenweihfestspiel”, in juli 1882, in Bayreuth, waardoor hij aan zijn eigen “Poème de l’amour et de La mer” begon, maar dat hij pas in 1890 voltooide. Zijn hier opgenomen “Trio pour piano, violon et violoncelle en sol mineur opus 3” werd in april 1882, tijdens een concert van de Société nationale de musique, in première gespeeld door André Messager, piano, Guillaume Rémy, viool en Jules Delsart, cello.
Debussy’s Cellosonate, opgedragen aan de Franse cellist Louis Rosoor (foto) werd in maart 1916, in première gespeeld in de Aeolian Hall in Londen door cellist C. Warwick Evans en Ethel Hobday en werd vervolgens nog eens gespeeld in het Casino Saint-Pierre in Genève door de cellist Léonce Allard en Marie Panthès. De Franse première was in maart 1917, in Parijs door de cellist Joseph Salmon en Debussy zelf. Debussy liet zich bij het componeren van zijn cellosonate inspireren door de muziek van François Couperin, de schilder Watteau en de “arlequinades” uit de commedia dell’arte. In de sonate komen ook hele-toon toonladders en pentatonische toonladders voor, wat door Debussy vaak werd gebruikt. De sonate vergt heel wat technische vaardigheid, o.a. door het gebruik van pizzicato in de linkerhand en het spelen van spiccato.
De Sonate voor cello en piano, op. 2 van Maurice Emmanuel (1862-1938) (foto) werd gecomponeerd in 1887, toen hij als 25-jarige nog student was van de beroemde, Franse componist, Léo Delibes (1836-1891) (foto) aan het Conservatorium van Parijs. De gedurfdheid van de partituur riep echte felle tegenstand op van zijn leraar. Zijn theorieën over modale muziek, die hij later in zijn composities zou verwerken, vielen echter niet in goede aarde bij zijn leraar. Delibes verhinderde Maurice Emmanuel zich aan te melden voor de Prix de Rome en moedigde hem zelfs aan om enkele jaren niet te componeren.
De Sonate voor cello en piano was blijkbaar “zijn tijd ver vooruit”. De eerste uitvoering van het werk werd daarom met bijna een kwart eeuw uitgesteld. Pas in februari 1921, speelde de Franse cellist, organist en componist, Paul Bazelaire (1889-1958) (foto), aan wie de Sonate werd opgedragen, het werk in première.
Vanaf de presentatie van de eerste schetsen wekte de partituur in de E-modus de woede van Delibes op. Het deed hem huiveren en hij viel hem rechtstreeks aan. “Mijn beste jongen, zolang je dit soort muziek schrijft, kan je beter thuisblijven”. Omdat Delibes, zijn leraar, hem verstoten had, wendde Maurice Emmanuel zich tot Ernest Guiraud voor privélessen. Tijdens de avonden die hij doorbracht met zijn nieuwe leraar, noteerde hij de opvattingen van Claude Debussy, die hij na de dood van de componist van “Pelléas et Mélisande” zou publiceren. De ‘verijdelde roeping’ zou op lange termijn toch gevolgen hebben voor de carrière van Maurice Emmanuel, die zich op de musicologie richtte. Hij specialiseerde zich in de muziekpraktijk van de Grieks-klassieke Oudheid, werkte mee aan de kritische uitgave in 1913, van het oeuvre (Œuvres complètes) van Rameau en van 1909 tot 1936, was hij hoogleraar muziekgeschiedenis aan het Conservatorium van Parijs.
Aan het Conservatorium van Parijs ontmoette Maurice Emmanuel een andere student van zijn leeftijd, Achilles (toen nog niet Claude) Debussy. De combinatie van Debussy’s muziek met werk van Ernest Chausson en Maurice Emmanuel op één cd is geenszins een willekeurige keuze, maar een bewijs van de diversiteit en vitaliteit van de Franse muziek aan het einde van de 19de – en het begin van de 20ste eeuw. Vooral omdat het componisten zijn die beiden Debussy bewonderden en waardeerden. Op deze opname hoort u nog de oorspronkelijke bezetting van het in 1987, opgericht Trio Wanderer met Guillaume Sutre (foto), viool, Raphaël Pidoux, cello en Vincent Coq, piano. Sedert 1995 is Jean-Marc Phillips-Varjabédian de violist van het Trio.
Ernest Chausson, Piano Trio, Op. 3 Claude Debussy Maurice Emmanuel, Cello Sonatas Trio Wanderer Marc Coppey Éric Le Sage cd Pan Classics PC 10470