Gerard Vissers magistraal vervolg op Meister Eckharts lege gemoed in “Gelatenheid in de kunst”, een uitgave van Boom.

Het zogeheten ‘lege gemoed’ is een kernbegrip in het werk van de middeleeuwse mysticus Meister Eckhart. De filosoof Gerard Visser onderzoekt het mystieke concept van het lege gemoed en plaatst het tegen de achtergrond van Aristoteles’ doordenking van het affectieve. “Gelatenheid, Gemoed en hart bij Meister Eckhart. Beschouwd in het licht van Aristoteles’ leer van het affectieve” was het eerste deel van een trilogie. Het net verschenen “Gelatenheid in de kunst” (2018), is het tweede deel.

De teneur van maakbaarheid die heerst in de moderniteit brengt het leven uiterlijk op hoger plan, maar tast het leven innerlijk aan. Gerard Visser interpreteert in dit boek de revolutie die heeft plaats gevonden in de kunst als een antwoord op deze teneur. Hij licht dit toe aan de hand van de dichtkunst van Martinus Nijhoff, de schilderkunst van Georges Braque en de verhaalkunst van Yasunari Kawabata. In het werk van deze kunstenaars tekenen zich de contouren af van een toekomstige spiritualiteit, die volgens Visser hernieuwd inhoud geeft aan het ooit door Meister Eckhart geïntroduceerde motief van gelatenheid.

De geschiedenis van de verhouding tussen denken en voelen, rationaliteit en affectiviteit in de Europese wijsbegeerte moet nog worden geschreven. Dit boek verheldert een kleine, maar verstrekkende gebeurtenis in deze geschiedenis: de vertaling door Meister Eckhart van de Latijnse begrippen mens of animus met gemüete, en zijn vereenzelviging van het vonkje intellectus purus bij de mens met een ledic gemüete – een leeg gemoed.

De middeleeuwse magister houdt het teleologische denken van Aristoteles enerzijds in ere, maar doorbreekt het anderzijds op een wijze die radicale consequenties heeft. Gelatenheid is meer dan een onderzoek naar het wezen van het affectieve: het boek biedt tevens een wijsgerige inleiding in Eckharts denken. 

In “Gelatenheid in de kunst” onderzoekt Gerard Visser de wijze waarop in de twintigste eeuw de oorspronkelijk mystieke levenshouding van gelatenheid terugkeert in de kunst. Het boek bestaat uit 4 grote delen. In Deel 1, “Martinus Nijhoff – Stilte als een eerste dag”, bespreekt Visser Een nieuwe geest, De nieuwe stad, Het nieuwe boek – Een muzikale stilte, Wending naar de taal, Mallarmé: het niets van het woord, Het niets op de bodem van het vers – een mystieke afgrond, Je dis: une fleur, Het tekort van een hegeliaanse uitleg, Een muzikale stilte – van substantie naar resonantie, Het niets, De nieuwe geest van de dichter, Resonantieruimte, Het lied der dwaze bijen , Nijhoff: het lichaam van het woord, Het in de taal verzonken woord, De stilte van de woorden, Implicaties voor de metafoor, Het geheim van de vorm, Het veer, Gods barmhartigheid, De nieuwe brug, en om af te ronden, Gelatenheid, De terugkeer van het motief van gelatenheid, De man die Gods woorden verstaat, Kunst en techniek, mensheid en natuur, en de introductie van “Gelatenheid in de kunst”.

Deel II openbaart hij open vormen – De stijlbreuk in de kunst, Vorm  en stijl aan de hand van Het gangbare stijlbegrip, De teleologische introductie van het vormbegrip van Aristoteles, De werkoorzakelijke transformatie van het vormbegrip, De revolutie in de kunst en “De stijlbreuk bij Monet”. In Deel III ontmoeten we Georges Braque – Schilder voor dichters, Spiritualiteit contra idealiteit, De nacht van het kubisme, Het voorbeeld van Cézanne, Vroeg kubistische landschappen, De muzikale ruimte van het stilleven, Diagram, resonantie en ritme, Hermetisch kubisme en papiercollages als “Oefening in gelatenheid”, “Ponge: gelatenheid jegens de dingen”. In Deel IV ten slotte staat Yasunari  Kawabata centraal. Daarin beschrijft Visser “Beleving en gelatenheid – De signatuur van de roman”, De weg van de roman-toegelicht aan de hand van Flaubert, Experiment en exploitatie, Gelatenheid en amor fati, Het spirituele in het werk van Kawabata, De levenden en de doden, Vertrouwd met de dood, Een kinderhart, Lyrisch poëma, Duizend kraanvogels, Trauma en intimiteit als laatste, “Eeuwenoud aardewerk”. Onnoemelijk interessant en verruimend. Warm aanbevolen.

Gerard Visser (°1950) is hoofddocent filosofie van cultuur en samenleving aan de Universiteit Leiden. Tussen 1980 en 1983 was hij als contractmedewerker verbonden aan de Interfacultaire Vakgroep voor Esthetica en Kultuurfilosofie (IVEK) van de Universiteit van Amsterdam, van 1985 tot 2015 doceerde hij cultuurfilosofie aan de Universiteit Leiden. Hij is medeoprichter en was van 2006 tot 2013 voorzitter van het Gezelschap voor Fenomenologische Wijsbegeerte. Hij schreef eerder “Nietzsche en Heidegger” Een confrontatie” (1989), “Niets cadeau. Een filosofisch essay over de ziel” (2009), “Water dat zich laat oversteken, Verkenningen in het stroomgebied van beleving en gelatenheid” (2011), en “In gesprek met Nietzsche” (2012).

Gerard Visser Gelatenheid in de kunst Nijhoff, Braque en Kawabata 570 bladz. geïllustreerd Uitg. Boom ISBN 97890 2441 9630