Alena Hönigová, (pianoforte) en het Orchester Eisenberg, spelen de world premiere recordings van een onlangs ontdekt Pianoconcerto en een Symfonie van Johann Joseph Rösler (1771-1812), op het label Koramant Records.

Rösler was één van de toonaangevende musici in Praag. De opname van zijn onlangs ontdekt pianoconcerto in Es en een Sinfonia in C, brengen inzicht in het oeuvre van een uitstekend musicus die aan het begin van de 19de eeuw in Praag en in Wenen werkte. Hoewel zijn creatieve periode relatief kort was, componeerde hij meer dan 200 werken en werd hij beroemd als een getalenteerd componist, virtuoze pianist en een populaire Kapelmeester. In de loop van de 20ste eeuw raakten zijn naam en werken in de vergetelheid en bovendien werd zijn naam vaak verward met deze van de componist en kapelmeester, Anton Rössler, genaamd Rosetti.

Johann Joseph (Ján Josef) Rösler werd in 1771, één jaar na van Beethoven, geboren in Banská Štiavnica (Schemnitz of Schebnitz, of in het Hongaars, Selmecbánya) (foto), in het toenmalig Koninkrijk Hongarije (tegenwoordig in de regio Banská Bystrica in Slowakije), een regio die bevolkt was door Saksische kolonisten en Karpaten-Duitsers. Hij overleed op jonge leeftijd in Praag. Over zijn jeugd is zo goed als niets bekend. Hij werkte al vroeg als musicus in Praag en werd Kapelmeester van prins Joseph Franz von Lobkowitz.

Vanaf 1795 was hij dirigent van het operagezelschap onder leiding van Guardasoni waarmee hij door Duitsland reisde. Domenico Guardasoni (ca.1731-1806) (foto) was een Italiaanse tenor, operaproducent en impresario, geboren in Modena. Hij zong eerst in het rondreizend operagezelschap van Giuseppe Bustelli en werd er later zelf directeur van. Hij presenteerde ook opera’s van Mozart, zoals de première van Don Giovanni in 1787, en het was Guardasoni die in 1791 “La clemenza di Tito” bestelde voor de Italiaanse opera en het Nationaal Theater in Praag (foto), waarvan hij directeur was.

Hij overleed in Wenen. Röslers fragiele gezondheid verhinderde hem om zijn artistieke carrière voort te zetten. In Wenen, waar hij een tijdje verbleef, gaf hij lessen in harmonie en contrapunt, o.a. aan de Boheemse componist en fluitist, Anton (Antoine) Bayer (1785-1824). Hij componeerde symfonieën, strijkkwartetten, sonates en pianoconcerten, evenals opera’s, aria’s en toneelmuziek. In 1798 componeerde hij een cantate voor de herdenking van het overlijden van Mozart (“Cantate auf Mozart’s Tod”) die in Praag werd uitgevoerd, en één beweging uit zijn Pianoconcerto in D uit 1802, werd aan het eind van de 19de eeuw toegeschreven aan Ludwig van Beethoven.

Johann Joseph Rösler groeide op in Praag waar zijn vader, Carl Anton Rösler, een belangrijke bestuurlijke functie bekleedde. Zijn vader gaf hem de basis van het muziekonderwijs, maar steunde zijn professionele ambitie niet. Rösler liet zich niet ontmoedigen. Zijn autodidacte studie van compositie en piano bereikte zo’n niveau dat hem in 1795 de positie van kapelmeester werd aangeboden bij de Opera van Guardasoni. In 1805 aanvaardde hij een uitnodiging voor de positie van Kapellmeister aan het Hoftheater in Wenen, en in juli van dat jaar trad hij in dienst van één van de belangrijkste Weense mecenassen van muziek, Prins Franz Joseph Maximilian Lobkowitz (foto).

Rösler werd samen met Anton Wranitzky en Anton Cartellieri, kapelmeester van de Lobkowicz Kapelle, en vergezelde de prins tijdens zijn verblijven in zijn Boheemse woningen, in de zomer op kasteel Eisenberg (Jezeř), en in de herfst in Roudnitz an der Elbe (Roudnice) (foto). Zowel op zijn landgoederen in Rauditz en Eisenberg als in zijn Weens paleis had Lobkowitz zijn eigen orkesten, waarin hij zelf ook soms viool speelde. Hij was oprichter van de Weense Gesellschaft für Musikfreunde en de Gesellschaft zur Förderung der Musikkultur in Bohemen. Rösler regisseerde ook de première van zijn opera’s. Zijn veelbelovende carrière werd helaas onderbroken door ziekte. In 1810 verschenen de eerste symptomen van tuberculose en Rösler bezweek in januari 1812.

De pianiste, Alena Hönigová, won in 2001, samen met het La Vinciolina-ensemble, de eerste prijs op de Gotha-competitie van het Händelfestival in Gottingen. Ze begon in hetzelfde jaar te werken als klaveciniste en repetitie pianiste aan de Schola Cantorum Basiliensis. Alena Honigova richtte in 2002 het Muscadin Baroque-ensemble op waarmee ze in 2006 een aantal hedendaagse werken, waaronder de kameropera Racine’s Esther, van Boris Yoffe in première speelde. Sinds september 2011 leidt ze de spirituele barokconcerten in het Dominicaans klooster van St. Giles in Praag en sinds de zomer van 2012 leidt ze een muziekfestival in het kasteel Jezeri in Noord-Bohemen. Als soliste, begeleidster en kamermusicus werkt ze veelvuldig samen met veel oude-muziek ensembles en solisten en verscheen ze op tal van solo- en kamermuziek-cd’s. Op deze cd speelt Alena Hönigová op een Ibach pianoforte naar Anton Walter uit ca. 1805. De cd werd opgenomen in de stemmige Wallfahrtskirche Maria Heimsuchung (Maria-Visitatie) in Květnov in Tsjechië.

Jiří Sycha studeerde viool, compositie en directie aan het Kerkelijk Conservatorium in Kroměříž. In 2003 won hij de Yama Bursary Wedstrijd en later studeerde hij af met uitstekende resultaten aan de Staatliche Hochschule für Musik in het Duitse Trossingen, waar hij barokviool studeerde bij Anton Steck. Hij speelt zowel barokviool als altviool en  als solo- en kamermusicus speelt hij regelmatig samen met de ensembles Instrumenta musica, Musica Florea, Collegium 1704, Musica figuralis en het Hipocondria-ensemble

Johann Joseph Rösler Klavierkonzert Es-Dur Sinfonie C-Dur Alena Hönigová Orchester Eisenberg Jiří Sycha cd Koramant Records KR11003