Live opname van de guitige “La Sirène” van Auber, door Les Métaboles & Orchestre des Frivolités Parisiennes, o.l.v. de Belgische dirigent, David Reiland, op het label Naxos.

Beleef het kostelijk avontuur van een zeekapitein en een intendant van de opera, op zoek naar een “mooie” stem. Een productie van het Théâtre Impérial de Compiègne. 

Na een poging tot een zakelijke carrière als kantoorbediende in Londen, wijdde Daniel-François-Esprit  Auber (1782-1871) uit Caen, zich pas na zijn terugkeer naar Frankrijk, vanaf 1804 aan de muziek. Hij volgde les bij de pianist Ignaz Ladurner (ook de leraar van Alexandre Pierre François Boëly) en begon met het componeren van instrumentaal werk. Hij componeerde enkele concerti voor zijn vriend, de cellist Jacques-Michel Hurel de Lamare en een Vioolconcerto voor Jacques Féréol Mazas. In 1805 ging zijn eerste opera, “L’Erreur d’un moment”, in première. Zijn eerste opera’s hadden weinig succes, maar in 1811 maakte zijn “Julie” zoveel indruk op Cherubini, dat hij Auber aanbood hem te begeleiden bij zijn verdere muziekstudies.

Aubers eerste belangrijk succes met “La Bergère châtelaine”, in 1820, maakte hem tot één van de meest vooraanstaande componisten van de Parijse Opéra-Comique. Na 1820 kwam hij bijna jaarlijks met een nieuwe opera. Eén van zijn werken uit die tijd, “Gustave III”, werd in 1859 trouwens  door Verdi gebruikt voor het desbetreffend personage in zijn “Un ballo in maschera”.

Toen Auber ging samenwerken met de bekende librettist Eugène Scribe (foto), volgde het ene succes na het andere. Het duo beheerste nl. van 1830-1850, het luchtig genre van de Franse opéra comique. Eén van hun grotere successen was de opéra féerie, “Le cheval de bronze” (1835). In 1842 volgde Auber Cherubini op als directeur van het conservatorium in Parijs. Een uitvoering van zijn grand opéra La Muette de Portici (De Stomme van Portici) uit 1828, over de revolutie in Napels in 1647, leidde tot de Belgische Opstand in 1830. Van de vele opéra’s comiques die Auber componeerde, hield echter alleen “Fra Diavolo” (1830) repertoire.

Auber kreeg internationale erkenning in de late jaren 1820 door zijn revolutionaire Grand Opéra “La Muette de Portici”. Tegen de tijd dat hij in 1844 “La Sirène” componeerde met een potpourri van melodieën, nam hij een centrale plaats in in het Frans muziekleven. De mysterieuze sirene van de titel is onderdeel van een plot die rijk is aan komedie, liefde, verraad, farce en feest in de lijn van het Italiaans populair theater. De Duitse dichter Heinrich Heine schreef dat ‘La Sirène ontvangen werd met klinkende bravoure. “De auteur en de componist weten ons te amuseren”, vervolgde Heine, “en zelfs te betoveren of te verblinden door de stralende facetten van hun geest.”

De titel La Sirène (‘De zeemeermin’) lijkt ongebruikelijk voor een komedie omdat deze over het algemeen associaties oproept met romantische opera’s zoals “Lurline” (1860) van William Wallace, “Loreley” (1890) van Catalani, “Undine” (1848) van Lortzing of “Undina” (1869) van Tsjaikofski. De plot van “La Sirène” bevat daarentegen wel situaties met betrekking tot liefde, verraad en list.

Scipio, een marine-kapitein, en Bolbaya, de intendant van de theaters van Napels, zijn op zoek naar een vermeende sirene met een prachtige stem. De eerste zoekt haar als zijn geliefde, de tweede om er een diva van te maken in zijn theater. Maar de betoverende stem is die van Zerlina, een handlangster van een groep overvallers geleid door haar broer Francesco, en haar gekoer is gemaakt om reizigers  te strikken. Als de hertog van Popoli, voorbijkomt, doen de bandieten zich voor als een theatergroep, en plunderen uiteindelijk het paleis van de hertog waar ze werden uitgenodigd om een opera te zingen. Zerlina maakt met haar vocale demonstraties indruk op iedereen en op het einde charmeert ze zelfs de paleiswachten, waardoor haar broer kan ontsnappen. Uiteindelijk kan zij trouwen met Scipio.

Auber componeerde zijn vocale partijen met bepaalde zangers in gedachten. Het meest opvallende was Louise Lavoye (foto) uit Duinkerke, de coloratuursopraan die oorspronkelijk Zerlina zong. Ze had een geweldige technische behendigheid en een breed vocaal bereik. Jeanne Crousand is hier uitstekend voor geschikt  en voldoet met veel succes aan de uitdagingen van het vocaal vuurwerk, indrukwekkend in bv. de finale, “Voyez vous là-bas” van de 3de akte (nr. 14). Even effectief is de fijne uitdrukking en kracht van Xavier Flabat als Scopetto, vooral in combinatie met Zerlina, in hun charmant duet in de 2de akte, ‘C’est quel qu’ouvrier?’, ooit dé hit uit de opera/operette.

De vocale solisten zingen vol zelfvertrouwen en het orkest begeleidt met fijne aandacht voor detail. David Reiland houdt een goed tempo aan om de energie van de muziek te behouden. De cast presteert goed in deze live uitvoering en de akoestiek is heel bevredigend.

De zanger die de hoofdrol zong op de première, de tenor Gustave-Hippolyte Roger, (foto) was, zoals we weten, eerder een lichte tenor (leggero of tenore di grazia), maar met een neiging tot de sterkere lyrisch tenor of een Spinto. Jean-Noel Teyssier heeft gelijkwaardige, vocale kwaliteiten en doet het goed, zonder bang te hoeven zijn kopstem te gebruiken, wanneer nodig. Xavier Flabat (Francesco), Jean-Fernand Setti (de hertog) en Benjamin Mayenobe (Bolbaya) vormen met hun effectieve stemmen, een juichend trio van personages die mooi gedifferentieerd zijn. Veel ensemblescènes zijn met het koor en de gesproken teksten worden door iedereen goed geïnterpreteerd, zelfs al zijn ze soms lang, vooral aan het begin.

Het guitig “Orchestre des Frivolités Parisiennes” werd geboren uit de passie van twee jonge professionele musici, Benjamin El Arbi en Mathieu Franot, voor het Frans romantisch, lyrisch repertoire. Na meer dan tien jaar collega’s te zijn als orkestmusici, elk aan de oorsprong van vele muzikale projecten, besloten ze in 2012 de “Frivolités Parisiennes” op te richten. Eén van de leidende ideeën was om het orkest van de opéra-comique te reconstrueren waarvoor de interesse verdwenen was tijdens de dwingelandij van de avant-garde in de jaren ‘60. Door dit nieuw leven in te blazen, biedt de Frivolités een instrumentale opleiding, gespecialiseerd in dit repertoire aan, aan betrokken en gepassioneerde musici. Les Métaboles (foto) werd in 2010 onder de impuls van Léo Warynski opgericht en brengt professionele zangers samen om het repertoire voor a capella-koor uit de 20ste – en 21ste  eeuw te zingen. Léo Warynski (foto), directeur musical van het ensemble “Multilatérale”, werd als dirigent gevormd door François-Xavier Roth.

De in Wallonië geboren David Reiland (foto), recentelijk dirigent van het Orchestre national de Metz, het vroegere Orchestre national de Lorraine,  was van 2013 tot 2017 artistiek en muzikaal directeur van het Luxemburgs kamerorkest. Hij studeerde compositie en directie aan het Koninklijk Conservatorium in Brussel en aan het Mozarteum in Salzburg. Hij maakte al snel carrière zowel in het symfonisch repertoire als in het operaveld, en staat aan het hoofd van prestigieuze orkesten, zoals het Mozarteum Orchester, de Münchner Symphoniker of de Opera van Leipzig. Deze Belgisch/Waalse dirigent is tevens de directeur van de Sinfonietta van Lausanne en is reeds vier seizoenen, eerste gast-chef en artistiek adviseur van de Opéra de St-Etienne, de stad van Massenet. Na zijn opleiding in Brussel, Parijs en Salzburg, assisteerde hij vooraanstaande dirigenten als Simon Rattle, Iván Fischer, Sir Roger Norrington, Vladimir Jurowski en Frans Brüggen.

Gedetailleerde informatie in het Engels van Robert Lettellier (bekend als specialist van Meyerbeer) over de achtergrond van deze en andere opera’s van Auber, leest u in het bijbehorend boekje. Ook de synopsis van de plot is opgenomen in het boekje, maar om het libretto te volgen moet u naar de Naxos-website (alleen in het Frans). Robert Ignatius Letellier (°1953) schreef o.a. het boek “Daniel-François-Esprit Auber: The Man and His Music”, Cambridge Scholars Publishing 2010. (ISBN 978-1-4438-2597-9).

Rolverdeling :

Le Duc de Popoli : Jean-Fernand Setti (bas)

Bolbaya : Benjamin Mayenobe (bas)

Scopetto : Xavier Flabat (tenor)

Scipion : Jean-Noël Teyssier (tenor)

Pecchione : Jacques Calatayud (bariton)

Zerlina : Jeanne Crousaud (sopraan) (foto)

Mathéa : Dorothée Lorthiois (mezzo)

Koor : Les Métaboles

Orchestre des Frivolités Parisiennes o.l.v. David Reiland, opgenomen in het Théâtre Impérial de Compiègne (foto).

(© Foto’s, Vincent Pontet)

Auber La Sirène Crousaud Lorthiois Flabat Teyssier Setti Mayenobe Calatayud Les Métaboles Orchestre des Frivolites Parisiennes David Reiland cd Naxos 8660436

https://www.stretto.be/2021/08/08/ontdek-marcel-lattes-le-diable-a-paris-door-les-plaisirs-du-parnasse-op-het-label-b-records/

https://www.stretto.be/2020/02/28/historische-in-het-duits-gezongen-opname-van-le-cheval-de-bronze-van-auber-o-l-v-kurt-richter-op-het-label-orfeo/