DE CADENS ALS WIEG VAN DE TONALITEIT EN …

Leuven University Press heeft een bijzonder interessant boek uitgegeven met essays waarin heel deskundige auteurs het fenomeen van de cadens in de muziek onderzoeken. Niet te missen!

Muziektheoretisch is een melodische of harmonische cadens een opeenvolging van de al dan niet met drieklanken geharmoniseerde tonica (grondtoon), subdominant (kwart) en dominant (kwint), die de toonaard bepaalt en in de loop van de muziek als een rust- of eindpunt klinkt.  De harmonische functie van deze drieklanken  bepaalt de spanning en de ontspanning. Een cadens maakt het ook mogelijk een toonsoort hoorbaar te maken zonder dat de feitelijke grondtoon reeds klinkt. Naargelang de gebruikte toontrappen om de tonica te bereiken, zijn er volledige cadensen met een authentiek of plagaal slot en onvolledige cadensen met een bedrieglijk slot of halfslot.
Het boek toont aan dat cadensen essentieel zijn voor het volgen van het tonaal en modulatorisch verloop van de compositie. Zo bepalen cadensen bv. harmonische inversies en de functie van harmonisch opgeloste en niet-opgeloste dissonanten. Het concept van afsluiting is dus essentieel voor het actief luisteren naar en voor het begrijpen van muzikaal denken. Elke compositie is immers in de eerste plaats het sonoor resultaat van muzikaal denken dat we best zo veel mogelijk theoretisch en technisch begrijpen, willen we de verschillende parameters van het logisch muzikaal verloop volgen. Vergeet niet dat als u dat niet zo doet, u eigenlijk niets hoort.

Negen essays

De negen essays  richten zich op het belangrijkste middel om dit gevoel van sluiting in tonale muziek te bereiken: de cadens. Geschreven door vooraanstaande Noord-Amerikaanse en Europese wetenschappers, houden de negen essays in dit boek rekening met de grote verscheidenheid en complexiteit die inherent zijn aan de cadens, door het bijzonder fenomeen te benaderen vanuit verschillende (sub) disciplinaire invalshoeken als muziek-analytische, theoretische, historische, experimenteel psychologische  en linguïstische. Elk van deze essays daagt als het ware op een of andere manier de gangbare,  gemeenschappelijke  ingeburgerde opvatting over de cadens uit. Controversiële standpunten in de essays worden gemarkeerd door talloze verwijzingen. Gezien de alomtegenwoordigheid van cadensen in (tonale) muziek is dit boek niet alleen bedoeld voor een breed deel van de academische wereld, wetenschappers en studenten, maar ook voor  uitvoerders en voor muziekliefhebbers die beseffen hoe essentieel kennis van muziektheorie wel is. Als u bv. het verschil tussen de tonica en de dominant niet kent, kijkt u beter naar schilderijen. Daar speelt dat geen rol.

De negen hoofdstukken bieden antwoorden op vragen die recentelijk vanuit  cognitieve en sociaalpsychologische hoek werden gesteld door vooraanstaande deskundigen als David Temperley,  Wiliam Caplin en de Haydn specialist James Webster, Goldwin Smith Professor of Music aan de Amerikaanse Cornell University. Maar ook 18de eeuwse theoretici als Joseph Riepel  en Johann Friedrich Daube komen aan bod evenals Heinrich Christoph Koch.

Elk essay is voorzien van treffende,  verduidelijkende notenvoorbeelden en na elk essay krijgt u een bibliografie om u tegen te zeggen. Dit is een uitzonderlijk interessante uitgave  die ik u alleen maar heel, heel warm kan aanbevelen. Het zou wel eens heel wat prietpraat en geleuter over wat doorgaat voor zogenaamd muzikaal gevoel uit de wereld kunnen helpen. ’t Is nodig.