Baruch de Spinoza (1632-1677) wordt algemeen beschouwd als de beroemdste en invloedrijkste filosoof die Nederland ooit heeft gekend. In zijn bekendste werk, de Ethica, onderzocht Spinoza op welke manier de mens zijn vrijheid kan verwerven, een voor die tijd revolutionaire boodschap.
In “Spinoza, vijf wegen naar de vrijheid” wierp Maarten van Buuren reeds een verhelderend licht op Spinoza’s moeilijk doordringbare filosofie. Hij toonde de vijf pijlers waarop Spinoza’s denken berustte, streven naar zelfbeschikking, ontplooiing van macht, volgen van de intuïtie, samenwerking met anderen en vooral streven naar vrijheid. Van Buuren plaatste Spinoza op toegankelijke wijze tussen de filosofen die grote invloed hadden op zijn denken zoals Descartes, Hobbes en Hugo de Groot. Hij liet zien wat de kern is van Spinoza’s ethiek: bevrijding van bevoogding en het streven om in overeenstemming te leven met de wereld en met zichzelf. Alleen dan kan de mens gelukkig worden.
Nu boog Martin van Buuren zich over Spinoza’s Ethica. “Ethica, Ordine Geometrico Demonstrata” (Ethiek volgens een geometrische methode uiteengezet) is een filosofisch boek van Baruch Spinoza dat als zijn magnum opus wordt beschouwd. Het werd geschreven in het Latijn en in 1678 postuum gepubliceerd. Het thema van het boek is het achterhalen van de rationele opbouw van het universum en de plaats van de mens daarin. Het is evenzeer een werk over metafysica als over ethiek. Veel onderwerpen die erin behandeld worden had Spinoza al in eerdere publicaties behandeld. De geometrische methode en de logische opbouw versterkten het beeld dat het bedoeld was als een afgerond geheel.
Martin van Buuren baseerde zich voor zijn vertaling op de standaardeditie van Spinoza’s werk door Carl Gebhardt, Spinoza Opera, Deel II en op de editie Van Vloten-Land die in sommige opzichten juister is dan de editie Gebhardt. Beide edities zijn gebaseerd op de editie van de ‘Opera posthuma’ door Jan Riewertsz uit 1677. Verder volgde hij de vertaling door Jan Hendrik Glazemaker en raadpleegde hij het Vaticaanmanuscript. Hij volgde ook de verbeteringen en aanvullingen op de uitgave van Carl Gebhardt die gemaakt werden door Fokke Akkerman (Studies in het Posthumous Works of Spinoza) en Piet Steenbakkers (Spinoza’s Ethica from Manuscript to Print. Studies on Text, From and Related Topics en De Nederlandse vertalingen van Spinoza’s Ethica). Voor verdere correcties van de editie Gebhardt maakte hij gebruik van de opmerkingen van Charles Appuhn, Edwin Curley en Wolfgang Bartuschat in hun vertalingen van de Ethica, en van opmerkingen in studies van de Ethica van o.a. Martial Gueroult en Harry Austryn Wolfson. Allen zijn opgenomen in de indrukwekkende Literatuurlijst.
Voor deze vertaling analyseerde van Buuren vijftig sleutelwoorden. Hij legde van elk sleutelwoord (aandoening/affect, overeenstemming, essentie/ existentie, verstand, intuïtie, wet/ recht, rede, substantie, waarheid, enz.) een register aan van alle passages waarin dat sleutelwoord voorkomt in het verzameld werk, met vermelding van de specifieke betekenis van het woord in elke passage. Sleutelwoorden zijn immers van cruciaal belang voor een goed begrip van Spinoza en onmisbaar voor een correcte vertaling van zijn werken, in het bijzonder van de Ethica.
De leer van de effecten staat centraal in de Ethica. Spinoza wijdt de Delen III, IV en V aan de affecten en hij leidt uit de leer van de affecten de door hem beoogde ethiek af. Spinoza gebruikte daarbij twee woorden: ‘affectio’ en ‘affectus’. Ze waren allebei afgeleid van het werkwoord ‘afficere’ dat een samenstelling is van het werkwoord doen (facere) en het suffix aan (ad); ‘afficere’ betekent letterlijk: ‘aandoen’. De van dit werkwoord afgeleide zelfstandig naamwoorden ‘affectio’ en ‘affectus’ betekenen allebei ‘aandoening’. Uit het in detail bekijken van alle passages waarin elk van beide termen ‘affectio’ en ‘affectus’ voorkomen, blijkt dat Spinoza een scherp onderscheid maakte tussen beide termen. Onder ‘affectio’ verstond hij de inwerking die externe lichamen op ons lichaam maken. Deze inwerking moest letterlijk worden opgevat als een indruk (als van een stempel) die via onze zintuigen op ons lichaam wordt gedrukt en langs zenuwbanen ( die Spinoza zich voorstelde als holle buisjes,) wordt vervoerd naar de hersenen, waar ze op een gevoelige wand botst en daarop de indruk achterlaat. Van een klein deel van deze lichamelijke indrukken maakt de geest voorstellingen of ideeën. Spinoza noemde deze ideeën ‘affectus’. Het verschil tussen de termen ‘affectio’ en ‘affectus’ is dus dat de eerste een lichamelijke aandoening is (de inwerking van een extern lichaam op ons lichaam); de tweede het voorstellingsbeeld of idee dat de geest zich van deze lichamelijke aandoening maakt, schrijft van Buuren. Hij vertaalde ‘affectio’ met ‘aandoening’ en ‘affectus’ met ‘affect’, omdat hij, naar eigen zeggen, het verschil tussen lichamelijke inwerking en mentale voorstelling door deze Nederlandse woorden het best tot uitdrukking kon brengen.
Het onderscheid tussen aandoening (affectio) en affect (affectus) is cruciaal, omdat het aansluit op Spinoza’s filosofie omtrent de relatie tussen geest en lichaam. Lichaam en geest zijn twee gezichtspunten op een en hetzelfde ding, twee kanten van dezelfde medaille, precies zoals de attributen Denken en Uitgebreidheid, gezichtspunten zijn op de substantie oftewel op God. Spinoza definieerde geest als een representatie, afbeelding of idee van het lichaam. Denken moest volgens hem worden begrepen als een hersenactiviteit. Een affect is met andere woorden een voorstelling die de hersenen zich maken van het lichaam en via deze voorstelling, een voorstelling maken van de externe lichamen die ons lichaam ‘aandoen’. Het woord ‘aandoening’ (affectio) heeft, naast de fysiologische betekenis, ook een algemene betekenis die in vertaling moet worden weergegeven met termen als ‘verschijningsvorm’ of ‘manifestatie’, vervolgt van Buuren. Als Spinoza het heeft over de ‘aandoeningen (affectiones) van de substantie’, ‘aandoeningen (affectiones) van God’ of ‘aandoeningen (affectiones) van de essentie’, bedoelde hij dat abstracte concepten zoals substantie, God en essentie zich manifesteren in materiële verschijningsvormen. Deze algemene betekenis van ‘aandoening’ (affectio) moet worden onderscheiden van de betekenis van ‘aandoening’ (affectio) in contexten waar aandoening (affectio) een tegenstelling vormt met affect (affectus).
De betekenis van ‘aandoen’ (afficere) in deze algemene zin komt overeen met de betekenis van werkwoorden als ‘wijzigen’ (modificare) en ‘uitleggen’ (explicare). Het werkwoord modificare is een samenstelling van ‘doen’ (facere) en ‘manier’ (modus). Het zelfstandig naamwoord ‘manier’ (modus – meervoud modi) is trouwens een sleutelwoord in de Ethica.
Spinoza ontleende zijn begrippen aan de eigentijdse filosofie en theologie en via het eigentijds denken, aan de scholastiek, maar hij verschoof de betekenis van deze begrippen zozeer dat bepaalde termen in zijn denksysteem het tegenovergestelde gingen betekenen van wat ze in de scholastiek betekenden. Beruchte voorbeelden zijn de termen deugd (Virtus) en God (Deus). Spinoza’s voorkeur voor het paarsgewijs hanteren van begrippen, schrijft van Buuren, waarbij de betekenis van elk van de termen afhankelijk is van de tegenstelling met het andere lid van de tegenstelling, komt op een opmerkelijke manier tot uiting in zijn definitie van de affecten die hij vrijwel allemaal paarsgewijs definieert en indeelt naar de vraag of ze een vermeerdering of een vermindering van onze macht beogen, met andere woorden of het deugden of ondeugden zijn.
In het tweede deel van het boek, “De essentie van Spinoza’s Ethica”, na de Ethica van Spinoza zelf dus, schrijft van Buuren een verhelderend commentaar bij de vijf delen van Spinoza’s werk, “God”, “Aard en oorsprong van de geest”, “Oorsprong en aard van de affecten”, “De slavernij van de mens” (de kracht van de affecten) en “De macht van het verstand” (de menselijke vrijheid). Na de Ethica in vogelvlucht en een verklarende samenvatting, bespreekt van Buuren in “De essentie van Spinoza’s Ethica”, “De natuur van de dingen” (twee grensvragen van het Zijn, God, Essentie en existentie en noodzaak en toeval). In “Aard en doel van het denken” gaat het over scheppend denken als weerspiegeling van het lichaam en als drieluik, en over het concentrische ik. Dan vervolgt van Buuren met de eigenlijke essentie, “Oorsprong en aard van de affecten”. In dat hoofdstuk bespreekt hij Aandoening en affect, Aard en oorsprong van de affecten, Umwertung aller Werte, Imaginaire objecten en spiegelaffecten, het gangbaar taalgebruik en Affecten van passies naar acties. In het daaropvolgende “De samenleving” gaat het over de natuurlijke grondslag van de ethiek en van de samenleving, rede als gemeenschapszin en over utilitarisme – liberalisme. In “De macht van het verstand” gaat het ten slotte over Monisme, geest en lichaam, intuïtie en de verstandelijke liefde tot God. Een fenomenale uitgave die u voor geen geld ter wereld mag missen! Verruimend, uitzonderlijk interessant, letterlijk en toepasselijk, essentieel!
Spinoza Ethica, vertaald, ingeleid en toegelicht door Maarten van Buuren Uitg. Ambo|Anthos ISBN 9789026340765