Vier meesterwerken van Ralph Vaughan Williams door schitterende solisten, de grandioze “Elmer Iseler Singers” en het Toronto Symphony Orchestra o.l.v. Peter Oundjian op het label Chandos. Magnifiek!

Het prestigieus label “Chandos” heeft een uitgebreide Vaughan Williams catalogus. De in Toronto geboren dirigent Peter Oundjian, die aan het eind van het huidig seizoen, emeritus dirigent wordt van het Toronto Symphony Orchestra, heeft voor een nieuwe Chandos cd, een magnifiek programma samengesteld met vier absolute hoogtepunten uit het oeuvre van Vaughan Williams (1872-1958), zijn Pianoconcerto en Hoboconcerto, zijn beeldschone “Serenade to music” en “Flos Campi”.

De hoboïste Sarah Jeffrey en de altvioliste Teng Li, leveren topprestaties in het hoopvol hoboconcerto uit 1944 en in het sensueel mystiek “Flos Campi” uit het midden van de jaren twintig. In “Flos campi” hoort u overigens één van ’s werelds beste koren, de Elmer Iseler Singers. Dit koor hoort u ook, samen met een sterk kwartet solozangers, in de Serenade to Music, uit 1938, een hoogstandje van orkestrale, koor- en solomuziek, één van Vaughan Williams’ grootste werken. De musici uit Toronto-brengen hier de meest indrukwekkende versie die ooit werd opgenomen.

Met deze feestelijke release die zijn veertienjarige ambtstermijn als muziekdirecteur van de TSO voltooit, dirigeert Peter Oundjian (foto) een voortreffelijk Vaughan Williams-programma, ondersteund door een volledig Canadese cast met sterrensolisten. De uitvoerders zijn Carla Huhtanen, sopraan, Emily D’Angelo, mezzosopraan, Lawrence Wiliford, tenor, Tyler Duncan, bariton, Louis Lortie, piano, Teng Li, altviool, Sarah Jeffrey, hobo, de Elmer Iseler Singers en het Toronto Symphony Orchestra o.l.v. Peter Oundjian.

De twee eerste bewegingen van het Pianoconcerto in C werden gecomponeerd in 1926, de derde beweging in 1930-31. Tijdens de tussenliggende jaren voltooide Vaughan Williams “Job: A Masque for Dancing” en begon hij aan zijn Vierde Symfonie. Het concerto deelt dan ook enkele thematische kenmerken met deze werken, evenals een deel van hun drama en turbulentie.

Het concerto opent met energieke muziek van de solist tegen een dreigend, stijgend thema in het orkest. Een sneller, meer scherzo-achtig idee, gelijk verdeeld tussen piano en orkest, staat al snel in contrast met de openingsmuziek. Deze twee, massieve blokken muziek wisselen elkaar af en vormen de basis van de hele beweging. Het is alsof de traditionele dialoog tussen solist en orkest is vervangen door een meer algemene dialoog tussen twee verschillende soorten muziek. Op het hoogtepunt van de beweging wordt een korte maar donderende pianosolo toegevoegd aan het tutti. Het orkest snijdt echter plotseling af en laat de piano alleen achter in een korte lyrische cadens. Dit leidt zonder onderbreking tot de langzame beweging, Romanza-Lento. Hier is de muziek delicater met echo’s van de vroegere studie van Vaughan Williams van het werk van Ravel. Vaughan Williams citeerde hier ook het thema uit de Epiloog van het derde deel van Arnold Bax’ 3de symfonie. Opnieuw, zonder pauze, begint de laatste beweging met een fuga die gekoppeld is aan een wals in de finale. “Fuga-chromatica met Finale alla Tedesca” sluit af met solist en orkest, met thema’s uit de eerste twee bewegingen.

De Frans-Canadese solist Louis Lortie (foto) heeft de gepaste, virtuoze techniek om het Pianoconcerto uit 1932 aan te pakken. Dit is een sprankelend, helder verlichte uitvoering, begeleid door gelijkaardige, gecontroleerde energie van het orkest. Zowel solist als orkest zijn daarnaast smeltend romantisch in het middendeel Romanza. Dit is topniveau.

Het werk ging in 1933 in première door Harriet Cohen, met het BBC Symphony Orchestra o.l.v. Sir Adrian Boult (foto). De Finale werd kort daarna uitgegeven en het werk werd gepubliceerd in 1936. Het concerto werd aanvankelijk niet goed ontvangen, omdat het als onaantrekkelijk werd beschouwd voor de solist. Hoewel het voldoende ruimte biedt voor virtuositeit in alle bewegingen, behandelde Vaughan Williams de piano als een percussie-instrument, evenals Bartók en Hindemith in die periode. Terwijl het concerto hoog werd gewaardeerd door sommigen, Bartók bv. was erg onder de indruk, volgde Vaughan Williams het advies van goed bedoelende vrienden en collega’s en bewerkte het stuk in 1946 tot een Concerto voor twee piano’s. Met de hulp van Joseph Cooper, werd meer textuur aan de pianopartij(en) toegevoegd.

“Serenade to Music”, voor 16 vocale solisten en orkest, werd gecomponeerd in 1938. De tekst is een bewerking van de discussie over muziek en de muziek der sferen in de 1ste scène van de 1ste akte van “The Merchant of Venice” van Shakespeare (foto). Vaughan Williams arrangeerde het stuk later in versies voor koor en orkest en voor solo viool en orkest.

Vaughan Williams componeerde de Serenade als een eerbetoon aan de dirigent Sir Henry Wood (foto), ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van het eerste concert van Wood. De solodelen werden speciaal gecomponeerd voor de stemmen van zestien eminente Britse zangers, gekozen door Wood en de componist. In sommige delen van het werk zingen de solisten samen in koor, soms wel twaalf stemmig, in andere delen krijgt elke solist een solo toegewezen. Sommige solisten krijgen zelfs meerdere solo’s. De gepubliceerde partituur toont overigens de initialen van elke solist naast zijn of haar partij. Prachtig gezongen op deze cd!

Wood dirigeerde de eerste uitvoering tijdens zijn jubileumconcert in de Royal Albert Hall in oktober 1938. Het orkest bestond uit leden van wel drie Londense orkesten, het London Symphony Orchestra, het BBC Symphony Orchestra en het London Philharmonic Orchestra. Rachmaninov speelde in de eerste helft van het concert als solist zijn tweede pianoconcerto. Toen hij na de pauze, vanuit zijn plaats in de zaal, de Serenade hoorde, werd hij zo overweldigd door de schoonheid van de muziek dat hij huilde.

Op 15 oktober 1938 maakte Wood de eerste opname met dezelfde solisten en het BBC Symfonieorkest in de HMV Abbey Road Studio nummer 1. Vaughan Williams en HMV schonken de auteursrechtelijke vergoedingen die zij hadden ontvangen van de eerste platenverkopen aan het Henry Wood Jubilee Fund , dat werd opgericht om Londense ziekenhuisbedden te voorzien voor Britse orkestmusici. Vaughan Williams, zich bewust van de moeilijkheid om zestien solisten samen te krijgen voor toekomstige uitvoeringen, maakte vervolgens versies voor vier solisten, koor en orkest, voor koor en orkest, voor koor en piano, en voor orkest alleen. Wood dirigeerde in februari 1940 de première van de orkestversie.

Vaughan Williams leidde een uitvoering van de originele versie van de Serenade tijdens de inaugurele concerten in de nieuwe Royal Festival Hall in 1951. Het orkest was de Liverpool Philharmonic en elf van de oorspronkelijke zestien solisten zongen nog mee. Deze unieke uitvoering is opgenomen en is door de Vaughan Williams Society op het label Albion records uitgebracht op cd (foto). Voor de opening van de Avery Fisher Hall, New York op 23 september 1962, dirigeerde Leonard Bernstein de New York Philharmonic o.a. de Serenade to Music. De solisten waren Adele Addison, Lucine Amara, Eileen Farrell, Lili Chookasian, Jennie Tourel, Shirley Verrett-Carter, Charles Bressler, Richard Tucker, Jon Vickers, George London, Ezio Flagello en Donald Bell. Ook deze uitvoering is live opgenomen en is op cd uitgebracht door Sony Classical.

Het Concerto voor hobo en strijkers werd gecomponeerd  in 1943-44 voor de hoboïst Léon Goossens, aan wie het Concerto is opgedragen. Vaughan Williams begon aan het hoboconcerto in 1943, onmiddellijk na het voltooien van de vijfde symfonie, waarmee het veel gemeen heeft. Het concerto begon onder meer als een herziening van een scherzo-beweging die oorspronkelijk bedoeld was voor de symfonie. Het concerto zou op 5 juli 1944 in première gaan tijdens een Proms-concert, maar vanwege de dreiging van V1-raketaanvallen op Londen, werd het Proms-seizoen ingeperkt. Het stuk werd in plaats daarvan voor het eerst gespeeld in Liverpool, in september 1944, op een concert van de Liverpool Philharmonic, onder leiding van Malcolm Sargent, waarbij ook het hoboconcerto van de broer van de solist, Eugène Goossens, gespeeld werd.

Flos Campi, een suite voor altviool, klein koor en klein orkest, werd voltooid in 1925. Het is noch een concerto noch een koorwerk, hoewel de altviool en een koor zonder woorden prominent aanwezig zijn. Het stuk is verdeeld in zes delen, zonder pauze gespeeld, elk met een vers uit het Hooglied van Salomon. De openingsmaten, een duet tussen de solo-altviool en de hobo, staan bekend als een klassiek voorbeeld van bitonaliteit. De eerste uitvoering van Flos Campi, in oktober 1925, o.l.v. Sir Henry Wood, was met het Queen’s Hall Orchestra, violist Lionel Tertis, en leden van het Royal College of Music. Ongegeneerd sensuele en weelderig georkestreerde muziek, magistraal gespeeld op deze cd. Niet te missen!

Vaughan Williams Piano Concerto in C Serenade to Music Concerto in A minor for Oboe Flos Campi Emily D’Angelo Lawrence Wiliford Tyler Duncan Sarah Jeffrey Teng Li Louis Lortie Elmer Iseler Singers Toronto Symphony Orchestra Peter Oundjian cd Chandos CHAN 5201