“ORATORIO”, schitterende, Italiaanse aria’s door Blandine Staskiewicz en “Les Accents” o.l.v. Thibaut Noally op het label APARTE. Subliem!

Sinds de oprichting in 2014 brengt het ensemble “Les Accents” van violist Thibault Noally met medewerking van de Franse mezzosopraan Blandine Staskiewicz, zeldzame werken uit de Italiaanse barok tot leven, met name het vocaal repertoire van de 17de – en 18de eeuw. Hun nieuwe cd bevat gepubliceerde en niet-gepubliceerde aria’s uit Italiaanse oratoria uit de laat-barokperiode, de muzikale glans en schittering van de katholieke contrareformatie. Niet te missen!

Op de cd staan tussen de in totaal 17 aria’s, wel negen nooit eerder opgenomen aria’s van Antonio Caldara, Giovanni Bononcini (1670-1747), Francesco Gasparini (1661-1727), Nicola Antonio Porpora (1686-1768) en Alessandro Scarlatti (1660-1725). U ontmoet personages in specifieke scènes als “Maddalena à piedi di Cristo” en “La Converzione di Maddalena”, “Atalia”, “Il Trionfo della Divina Giustizia”,  “Giuditta”, “Santa Francesca Romana”, “Il Martirio di San Giovanni”, “Il Gardino di Rose” en “Il Martirio di Santa Caterina”. Magnifiek!

De vijf componisten op de cd waren tijdgenoten die elk bijdroegen tot de vorming en ontwikkeling van de opera en het oratorium. Bepaalde onder hen brachten de schitterende, Italiaanse, vocale kunst zelfs naar Barcelona, Londen, Berlijn en Wenen. De Venetiaan Antonio Caldara (1670-1736) werd op jonge leeftijd koorzanger aan San Marco in Venetië, waar hij verschillende instrumenten leerde spelen. Vermoedelijk was zijn leraar er Giovanni Legrenzi. In 1699 verhuisde Caldara naar Mantua, waar hij kapelmeester werd van Karel IV, de hertog van Mantua. In 1707 verhuisde hij naar Barcelona, waar hij huiscomponist werd aan het koninklijk hof van de Spaanse troonpretendent Karel van Oostenrijk.

Later verhuisde hij naar Rome en werd kapelmeester van de markies, Francesco Maria Marescotti Ruspoli (foto). Rond 1709 had de markies nl. een huisorkest met wel 80 musici. Händel woonde in 1707 en 1708 maandenlang in een van Ruspoli’s paleizen, voor wie hij meer dan vijftig cantaten componeerde. Vanaf 1716 bekleedde Caldara een soortgelijke functie in dienst van de Habsburgers in Wenen, aan het Keizerlijk Hof. 

Giovanni Battista Bononcini (1670-1747) studeerde cello in Bologna, werd kapelmeester van de San Giovanni in Monte en werkte daarna in Milaan, Rome, Wenen en Berlijn. Hij werd geboren in Modena als oudste van drie zoons in een heel muzikale familie. Zijn vader Giovanni Maria Bononcini was nl. violist en componist en zijn jongste broer Antonio Maria Bononcini, was ook componist. In 1702 werd Bonocini, hof componist van Sophie Charlotte, de Pruisische koningin in Berlijn. Sophie Charlotte van Hannover (1668-1705) (foto),de grootmoeder van Frederik de Grote, was door haar huwelijk met Frederik I nl. de eerste koningin van Pruisen. Als koningin-gemaal was ze vooral geïnteresseerd in filosofie en muziek en haar hof in het “Schloss Lietzenburg” (nu “Charlottenburg”) (foto’s), was een centrum van kunst en cultuur.

Sophie Charlotte (foto) was een groot muziekliefhebber en liet bij feestelijke gelegenheden opera’s en balletten opvoeren. Ze was bevriend met de filosoof Leibniz en speelde een belangrijke rol bij de oprichting van de prestigieuze Pruisische Academie van Wetenschappen. Haar voorkeur ging uit naar Italiaanse muziek. De zanger en componist Attilio Ariosti werkte aan haar hof ennaast  Bononcini, die normaal verbonden was aan het keizerlijk hof in Wenen, droeg Corelli droeg werken aan haar op.

Van 1720 tot 1732 was Bononcini in Londen, waar hij in navolging van Porpora, de rivaal werd van Händel, die in 1712 in Londen was aangekomen. De Tories namen het op voor Händel, terwijl de voorkeur van de Whigs naar Bononcini uitging. Bononcini kwam in loondienst bij Sarah Churchill, hertogin van Marlborough en Mistress of the Robes van Queen Anne (foto). Na Londen verbleef hij nog enkele jaren in Frankrijk en ging in 1748 naar Wenen. Vervolgens trok hij naar Venetië als operacomponist, waar hij in armoede overleed, een vrouw en vier kinderen achterlatend…

Francesco Gasparini (1668-1727) was een leerling van Corelli en Pasquini en werkte in Venetië en Rome. Hij componeerde zowel voor de kerk als voor het theater, muziek die zeer hoog aangeschreven stond, wel 61 opera’s en andere theaterstukken, veel missen, motetten en psalmen. Tot zijn vele leerlingen behoorde o.a. Benedetto Marcello. Ook Quantz studeerde tijdens zijn studiereis naar Italië enige tijd bij Gasparini. 

De Napolitaanse operacomponist Nicola Porpora (1686-1768), een leerling van het  “Conservatorio dei Poveri di Gesù Cristo” in Napels, kreeg reeds in 1708 zijn eerste opdracht, de opera “L’Aggrippina” voor de koning van Napels. In datzelfde jaar richtte hij zijn eigen school op en vanaf 1711 was hij Maestro di Capella van Prins Philip van Hessen-Darmstadt. In 1724 maakte hij een tournee door Duitsland en Oostenrijk en een jaar later componeerde hij opera’s voor het Theater S Giovanni Grisostomo” in Venetië. In 1733 nodigde de Opera van de Adel in Londen hem uit om de concurrentie aan te gaan met Händel in het “King’s Theatre”. Porpora’s “Adrianna in Naxo” was de eerste opera die opgevoerd werd in het “Lincoln’s Inn Fields Theater”. Na drie jaar verliet Porpora Engeland en keerde in 1736 terug naar Venetië. Hij werd maestro di Capella van het Conservatorio di S. Maria di Loreto in Napels, waar hij 20 jaar eerder ook reeds werkte.

Ontstaan op hetzelfde moment en bedacht vanuit eenzelfde theatrale gedachte als de opera, was het oratorium, een lyrisch en dramatisch werk zonder enscenering. Heldinnen als Athalie of Judith hadden weliswaar hetzelfde temperament als hun opera-tegenhangers. De begeleidingspartijen van de virtuoze aria’s op deze cd, van Caldara, vader Scarlatti of Porpora, schitterend uitgevoerd door Les Accents, vol jubelende, barokke ornamenten, getuigen trouwens van de vurige, instrumentale rijkdom van het genre. Dramatische effecten in het orkest, de snelle afwisseling van allegro en adagio tempi, en de verschillende speelwijzen, versterkten met grote intensiteit de passies van de personages. Ook hier op deze cd. Heerlijk mooi! Warm aanbevolen. 

De schitterende, Franse mezzosopraan Blandine Staskiewicz studeerde af met een eerste prijs voor zang aan het Conservatoire National de Région de Rennes. In 1997 vervoegde ze het Conservatoire National Supérieur de Musique de Paris in de klas van Peggy Bouveret. Ze ontving een Award of singing in 2001 en een geavanceerd diploma in 2003. Blandine Staskiewicz maakte haar debuut in 2003 in de rol van Alisa (Lucia di Lammermoor) in Sceaux en als Dorabella (Cosi fan tutte) op het Festival de Touraine. In het seizoen 2002-2003 nam ze deel aan de Europese tour “Le Jardin des Voix” met Les Arts Florissants o.l.v. William Christie. Ze werd uitgenodigd op het Händel Festival in het Duitse Halle en op het Pablo Casals Festival in Prades. In 2003-2004 zong ze o.a. de titelrol in Händels” Athalia”, o.l.v. Paul McCreesh op het Festival d’Ambronay. In 2004-2005 zong ze de rol van Olga in “La Grande-Duchesse de Gérolstein” in het Théâtre du Châtelet in Parijs, Annius (La Clemenza di Tito) in de Opéra van Metz en de titelrol in “Callirhoé” van Destouches, o.l.v. Hervé Nicquet op het Festival de Beaune.

Op deze cd vallen haar trefzekere intonatie, expressieve frasering, virtuoze melismen of vocalisen, en gevoelige, intieme lyriek op, naast haar aanstekelijk, vurig temperament, begeleid door de heerlijke, vaak “chiaroscuro” klinkende strijkers en de continuo van het ensemble “Les Accents”. Ga meteen naar de Tracks 2 en 6. Daar wachten Caldara en Porpora u op met “Magdalena aan de voet van het kruis” en de “Divina Giustizia”…Magistraal! Luister vervolgens naar de heerlijke trompet van Serge Tizac in “Ecco già l’orrenda tromba” uit “Il Trionfo della Divina Giustizia” van Porpora (Track 10), en naar de hemelse hobo van Emmanuel Laporte in “Miro che fiumicello” uit “Santa Francesca Romana” van Caldara (Track 13). Mag u voor geen geld ter wereld missen! De cd werd opgenomen in de onbekende maar stemmige “Eglise Luthérienne Saint-Pierre de la Villette” aan de Rue Manin  (19e arr.) nabij het parc des Buttes-Chaumont en de Allée Darius-Milhaud ! in Parijs (foto’s). Ga eens kijken…

De Franse violist Thibault Noally (°1982) studeerde bij Maurice Talvat, Yuko Mori en Irina Medvedeva. In 2000 ging hij aan de Royal Academy of Music in Londen studeren bij Lydia Mordkovitch, een leerlinge van David Oistrakh. Hij studeerde ook oude muziek en speelde samen met Margaret Fautless, Micaëla Comberti en Sir Trevor Pinnock. Hij werkte ook samen met vele ensembles als het Ensemble Baroque de Limoges, Concerto Köln, het Ensemble Matheus, Orfeo 55 en Opus 5. Sinds 2006 is hij concertmeester van Les Musiciens du Louvre-Grenoble o.l.v. Marc Minkowski.Hij werkte ook samen met de celliste Ophélie Gaillard in het “Ensemble Pulcinella” en is gast concertmeester van de “Sinfonia Varsovia”. Hij treedt regelmatig op met gerenommeerde zangers en zangeressen als Cecilia Bartoli, Anne Sofie von Otter, Jennifer Larmore en Philippe Jaroussky, en verschijnt als solist op internationale podia (Salle Pleyel Parijs, Auditorio Nacional Madrid, Opera Stad Tokyo Staatsoper Wenen Staatsoper Berlijn, Amsterdam Concertgebouw, Shanghai Concert Hall, Hong Kong Arts Center). Daarnaast is hij te zien op de meest prestigieuze festivals (Aix-en-Provence, Mozartwoche Salzburg …). In januari 2011 dirigeerde hij de “Musiciens du Louvre-Grenoble” met Philippe Jaroussky, tijdens de befaamde Mozartwoche in Salzburg

ORATORIO Thibaut Noally Blandine Staskiewicz Les Accents cd APARTE AP 178