Otto of Nero? Geniet op drie cd’s van de samenzwering en de intriges in Händels opera, “Agrippina”, meesterlijk uitgevoerd, op het label Erato. Verschijnt op 31 januari.

Recent vertolkte Joyce DiDonato samen met Maxim Emelyanychev en het orkest Il Pomo d’Oro, met groot succes, de veelzijdige titelrol in Handels opera “Agrippina”. Op deze opname wordt ze vervoegd door een schitterende cast met o.a. Marie-Nicole Lemieux, Franco Fagioli, Luca Pisaroni, Elsa Benoit en Jakub Józef Orliński.

Agrippina (HWV 6) is een opera Claudiusseria in drie akten op een libretto van kardinaal Vincenzo Grimani. De opera, gecomponeerd voor het Carnaval seizoen van 1709–1710, vertelt het verhaal van Agrippina, de moeder van Nero, terwijl ze de ondergang van de Romeinse keizer Claudius en de installatie van haar zoon als keizer beraamt. Grimani’s libretto, een “anti-heroïsche satirische komedie”, vol actuele politieke toespelingen, zou geïnspireerd zijn door de politieke en diplomatieke rivaliteit tussen Grimani en Paus Clement XI. Grimano koos nl. tijdens de Spaanse Successieoorlog tussen Oostenrijk en Frankrijk, de zijde van de Habsburgers, terwijl de paus aanvankelijk de zijde van de Franse koning Louis XIV koos. Keizer Jozef I viel daarop Italië binnen, rukte op richting het Vaticaan en onder druk van een mogelijke bezetting, sloot Clemens uiteindelijk dan maar een verdrag met hem, waarin hij beloofde de broer van Jozef, Karel, te zullen erkennen als nieuwe koning van Spanje.

Handel componeerde Agrippina aan het einde van een driejarig verblijf in Italië. De opera ging in première in Venetië in het Teatro San Giovanni Grisostomo op 26 december 1709. Het was een onmiddellijk succes en een ongekende reeks van 27 opeenvolgende uitvoeringen volgde.

Terwijl Händel in Rome was, had hij waarschijnlijk via Alessandro Scarlatti, kennis gemaakt met kardinaal Grimani, een vooraanstaande diplomaat die in zijn vrije tijd libretti schreef en optrad als een niet-officiële theateragent voor de Italiaanse koninklijke hoven. Hij was duidelijk onder de indruk van Händel en vroeg hem om zijn nieuw libretto, “Agrippina”, te willen toonzetten. Grimani was van plan om deze opera te laten opvoeren in het theater in het bezit van zijn familie in Venetië, het Teatro San Giovanni Grisostomo, als onderdeel van het Carnaval-seizoen 1709–10.

Bij het componeren van de opera heeft Handel geleend van zijn eerdere oratoria en cantates, en van andere componisten, onder wie Reinhard Kaiser, Corelli en Lully. Deze praktijk van aanpassen en lenen was in die tijd gebruikelijk, maar was in Agrippina uitgebreider dan in andere belangrijke dramatische werken van Handel. Voorbeelden zijn “Col raggio placido” van Pallas, gebaseerd op de aria van Lucifer uit La resurrezione (1708), “O voi dell’Erebo”, die zelf werd aangepast uit de opera Octavia van Reinhard Kaiser uit 1705. De aria van Agrippina “Non ho cor che per amarti” is vrijwel geheel ongewijzigd overgenomen uit “Se la morte non vorrà” uit Händels eerdere dramatische cantate Qual ti reveggio, oh Dio (1707); “Spererò” van Narcissus is een bewerking van “Sai perchè” uit een andere cantate uit 1707, Clori, Tirsi e Fileno; en delen van Nero’s aria in de 3de akte, “Come nube che fugge dal vento”, zijn geleend aan Händels oratorium Il trionfo del tempo (alle uit 1707).

Later werd een deel van de muziek van Agrippina gebruikt door Händel in zijn Londense opera’s Rinaldo (1711) en de versie van Acis en Galatea uit 1732, telkens met weinig of geen verandering. De eerste muziek van Händel gepresenteerd in Londen was mogelijks “Non ho cor che” uit Agrippina, omgezet in de opera Pirro è Dimitrio van Alessandro Scarlatti die in december 1710 in Londen werd opgevoerd. De ouverture en andere aria’s uit de opera Agrippina verschenen in pasticcios uitgevoerd in Londen tussen 1710 en 1714, met extra muziek verzorgd door andere componisten. Echo’s van “Ti vo ‘giusta” (een van de weinige aria’s speciaal gecomponeerd voor Agrippina) zijn dan weer te vinden in de aria “He was dispised” uit Händels Messiah (1742).

Twee van de belangrijkste mannelijke rollen, Nero en Narcissus, werden geschreven voor castrati. De opera werd aanzienlijk herzien. Een voorbeeld is het duet voor Otho en Poppaea in de 3de akte. “No, no, ch’io non apprezzo” werd vervangen door twee solo-aria’s vóór de eerste uitvoering. Een andere is de aria “Ingannata” van Poppaea, die werd vervangen door “Pur punir chi m’ha ingannata”, een aria van extreme virtuositeit, waarschijnlijk, om Scarabelli de gelegenheid te bieden om haar vocale vaardigheden extra te etaleren

De instrumentatie komt nauw overeen met die van Händels andere vroege opera’s, twee blokfluiten, twee hobo’s, twee trompetten, drie violen, twee cello’s, altviool, pauken, fagotten en klavecimbel. Volgens de normen van Händels latere Londense opera’s is deze bezetting licht, maar er zijn niettemin heel wat momenten van instrumentale pracht wanneer Händel de volledige concerto grosso-behandeling toepast.

Hoofdpersonages in Händels opera zijn Agrippina, Poppea, Claudius en Otto. Iulia Agrippina, beter bekend als Agrippina de Jongere of Agrippina minor, was een vooraanstaand lid van de Julisch-Claudische dynastie. Ze was de zus van Caligula, de echtgenote van Claudius en moeder van Nero, de keizer van het Romeinse Rijk. Agrippina nam ook actief deel aan de dynastieke politiek en gaf belangrijk politiek advies aan haar echtgenoot Claudius en aan haar zoon Nero. Claudius trouwde voor de vierde keer met Julia Agrippina minor, dochter van zijn broer Germanicus en Vipsania Agrippina Maior. Ze had Claudius overgehaald om haar zoon uit een vroeger huwelijk te adopteren. Deze zoon was de latere, beruchte keizer Nero.

Poppea Sabina was in de jaren 50 getrouwd met Rufrius Crispinus, prefect van de praetoriaanse garde onder Claudius. Ze werd de maîtresse en later de vrouw van Marcus Salvius Otto (Otho), een goede vriend van Nero. Nadat Nero Poppea leerde kennen, stuurde hij Otto weg uit Rome door hem tot gouverneur van Lusitania (nu Portugal) te benoemen. Zodoende kon de achtergebleven Poppea de maîtresse van Nero, en in 62, zijn tweede vrouw worden. Marcus Salvius Otto was van 15 januari tot 17 april van het jaar 69, Romeins keizer.

Händels opera Agrippina, een verhaal vol complotten, bedrog en overspel, speelt zich af aan het hof van de keizerin Agrippina in het jaar 54. Keizerin Agrippina doet alle mogelijke moeite om haar zoon Nerone uit een eerder huwelijk tot opvolger van keizer Claudius te laten benoemen.

In de eerste akte laat Agrippina, de vrouw van de Romeinse Keizer Claudius, haar zoon, Nero een brief zien, waarin staat dat Claudius tijdens een zeeslag tegen de Britten in een storm is omgekomen. Daarop roept Agrippina de vrijgelaten slaven Pallas en Narcissus, die beiden verliefd zijn op haar, bij zich en vraagt hen als prijs voor haar liefde, of zij in het Kapitool hun invloed willen uitoefenen ten gunste van Nero. Wanneer Agrippina en Nero op het punt staan om de troon te bestijgen, komt Lesbo de dienaar van Claudius, met de mededeling dat de Keizer is gered uit de vloed dankzij de hulp van de dappere krijgsheer Otto. Bij het Kapitool aangekomen, vertelt Otto dat hem als dank voor zijn heldendaad, de troon is beloofd.

Wanneer Otto alleen is met Agrippina zegt hij dat zijn liefde voor Poppea hem meer waard is dan de troon. Agrippina weet dat ook Claudius verliefd is op Poppea, en zij bedenkt een nieuw plan, waardoor haar zoon toch de macht zal krijgen. Zij gaat naar Poppea, en vertelt haar dat Otto haar heeft bedrogen. Hij heeft haar nl. aan Claudius beloofd in ruil voor de troon. Ze raadt Poppea aan wraak te nemen, door aan Claudius te vertellen dat Otto haar toch als vrouw wil. Poppea volgt Agrippina`s raad op.

In de tweede akte hebben Pallas en Narcissus ontdekt dat ze door Agrippina zijn verraden. Als Claudius in een triomfwagen verschijnt, herinnert Otto hem aan zijn belofte, maar Claudius noemt hem een verrader. Wanhopig zoekt Otto eerst steun bij Agrippina, later bij Poppea en ten slotte slot bij Nero, maar iedereen keert zich van hem af.

Wanneer Poppea aan de schuld van Otto begint te twijfelen, bedenkt ze om achter de waarheid te komen, een list. Zij zal doen alsof zij slaapt en hardop droomt waarin ze vertelt dat zij van Agrippina gehoord heeft dat Otto heeft besloten in ruil voor de troon Poppea aan Claudius te schenken. Otto is verbaasd over de leugens van Nero`s moeder en als hij zijn onschuld kan bewijzen, zweert Poppea dat zij wraak zal nemen.

Agrippina bedenkt daarop een nieuwe list. Zij belooft Pallas haar liefde als hij Otto en Narcissus vermoord. Aan Narcissus vraagt ze of hij Otto en Pallas wil doden. Als de beide hovelingen hier niet willen op ingaan, vertelt ze Claudius dan maar dat Otto wraak op hem wil nemen omdat hem de troon is ontnomen.

In de derde akte bedenkt Poppea daarop een plan. Poppea klaagt dat Claudius niet echt van haar houdt, maar hij herinnert haar eraan wat hij allemaal voor haar heeft gedaan. Hij noemt de straf voor Otto, maar Poppea zegt dat het niet Otto was die haar heeft lastig gevallen, maar wel Nero. Nero komt uit zijn schuilplaats om verder te gaan met zijn liefdesspel, en Claudius betrapt hem. Het plan werkt.

Ondertussen gaan Pallas en Narcissus de Keizer vertellen over het complot dat Agrippina heeft gesmeed. Als Agrippina haar man aanspoort Nero te kronen, beschuldigt Claudius haar ervan dat zij zelf de macht wil nemen. Ze geeft toe dat ze de troon voor Nero wilde opeisen en om de heerschappij van Claudius zeker te stellen wordt besloten zijn zoon Nero tot Keizer te benoemen. Claudius laat zich door Agrippina overtuigen. Zij beschuldigt hem nl. van verraad, en waarschuwt hem afstand te nemen van Poppea, omdat Otto van haar houdt. Maar Claudius beweert dat Nero, Poppea begeert. Dan verklaart de Keizer dat Nero dan maar met Poppea moet trouwen en dat hij troonsafstand zal doen ten gunste van Otto. Hiermee is niemand het eens, waarop Claudius beslist dat Nero de troon zal behouden en Otto met Poppea kan huwen.

De rolverdeling :

Agrippina, Joyce DiDonato, mezzosopraan

Poppea, Elsa Benoit, sopraan

Claudio, Luca Pisaroni, bas-bariton

Nerone, Franco Fagioli, contratenor

Ottone, Jakub Józef Orliński, contratenor

Pallante, Andrea Mastroni, bas

Narciso, Carlo Vistoli, contratenor

Lesbo, Biagio Pizzuti, bariton

Giunone, Marie-Nicole Lemieux, mezzosopraan

Il Pomo d’Oro o.l.v. Maxim Emelyanychev

HANDEL AGRIPPINA DiDonato Benoit Pisaroni Fagioli Orliński Mastroni Pistoli Pizzuti Lemieux  Maxim Emelyanychev Il Pomo d’Oro 3 cd ERATO 0 190295 336585