“Les caractères d’Ulysse, Rebel & Boismortier”, Suites pour deux clavecins, door Loris Barrucand & Clément Geoffroy, uitgegeven door Château de Versailles.

Jean-Féry Rebel was een componist van symfonieën die gemaakt waren om op te dansen. Onder hen kende “Les Caractères de la Danse” (1715) een enorm succes. Rebel wilde dat ze ook gespeeld zouden worden op klavecimbel. Dus, waarom niet op twee klavecimbels?, vroegen Loris Barrucand en Clément Geoffroy zich af.Van alle musici, leden van de familie Rebel, die meer dan een eeuw in dienst was van de koning en het orkest van de Opéra of Académie de Musique, was Jean-Féry Rebel (1666-1747) (foto), de schoonbroer van Michel-Richard Delalande, de beroemdste. En dit, dankzij één van zijn opmerkelijkste werken, een waarachtig symfonisch gedicht avant la lettre, getiteld “Les Eléments” uit 1737. In 1700 werd hij toegelaten tot de Koninklijke Academie voor Muziek, eerst als violist en zeventien jaar later als dirigent van het opera orkest, waardoor hij een grondige kennis van dans en beschrijvende symfonieën verwierf.

Dankzij zijn ervaring aan de opera, evenals zijn eigen muzikaal genie, creëerde Rebel nl. de eerste en mooiste gechoreografeerde symfonieën over dans, die een levendig getuigenis bleven van de krachtige verbeeldingskracht en inventiviteit van een musicus, essentieel voor het begrip van de rijkdom en uitbundigheid van toenmalige barokdans. In “Les Caractères de la Danse” uit 1715, probeerde Rebel de goûts réunis uit, waaronder twee sonatebewegingen in een meer italianiserende stijl. Het resultaat was een zeer geïnspireerd werk, misschien bedoeld voor Mlle. Prévost maar dat later diende om het talent van de jonge Marie-Anne Cupis de Camargo, die het voor de eerste keer op 5 mei 1726 danste, te demonstreren.

Joseph Bodin de Boismortier (1689-1755) (foto) was een van de eerste componisten die niet in dienst componeerde. Hij verwierf een koninklijke licentie om drukplaten met muziek te maken en die af te drukken. De familie Boismortier verhuisde van Thionville naar Metz waar Joseph les kreeg van de Montigny. De familie Boismortier volgde Montigny en ze verhuisden in 1713 naar Perpignan, waar Boismortier werk vond bij de Koninklijke Tabakscontrole. Boismortier trouwde met Marie Valette, de dochter van een rijke goudsmid en familie van zijn leraar Montigny. In 1724 verhuisden Boismortier en zijn vrouw naar Parijs waar zijn wonderbaarlijke muziekcarrière begon en waar zijn eerste werken verschenen. Boismortier was de eerste Franse componist die de Italiaanse concerto-vorm gebruikte en componeerde ook in 1729 de eerste Frans soloconcerti voor verschillende muziekinstrumenten (cello, viool en bas).

Bodin de Boismortier publiceerde daarnaast zeven cantaten voor solostem, begeleid door symfonieën of basso continuo, gecomponeerd op teksten waarvan de auteurs grotendeels onbekend zijn. In 1724 verscheen een eerste boek met als ondertitel ‘Les 4 Saisons’ (1724) met ‘Le Printemps’, ‘l’Été’, ‘l’Automne’ et ‘l’Hyver’. In 1737 volgde een tweede boek waarin ‘Vertumne’, ‘Actéon’ (1732), ‘Ixion’ (hier opgenomen) en ‘Les Titans’ (1726) stonden. In 1740 verscheen een reeks verloren gegane cantatilles. Sommige stukken werden gepubliceerd in een verzameling, “Recueil d’airs sérieux et à boire de différents auteurs” en in een bundel getiteld “Meslanges de musique latine, françoise et italienne; divisez par saisons” (1725).

Het favoriet instrument van Boismortier was de fluit, waarvoor hij veel componeerde en waarover hij een verhandeling schreef, les ‘Principes de la flûte’ op. 90, vandaag verloren. Boismortier had een vooraanstaande plaats onder de musici die in de 18de eeuw werkten aan de uitbreiding van het repertoire voor fluit en aan de popularisering van het instrument, maar hij was ook geïnteresseerd in viool, cello, fagot, viola, draailier en musette, twee rustieke instrumenten die in het midden van de 18de eeuw erg populair waren in Frankrijk. Voor deze instrumenten componeerde hij zes driedelige ‘Gentillesses’ op. 33 voor musette, draailier en bas (1731), twee ‘ Divertissements de campagne’ op 49 voor musette, draailier, fluit, viool of hobo en bas (1734), en vier ‘Ballets de village’ op. 52 voor musettes , vedel, violen, hobo’s of fluiten (1734).

De catalogus van het instrumentaal werk van Boismortier is indrukwekkend. Hij componeerde “sonates pour flûtes et basse”, “pour deux flûtes et basse”, “pour deux violons et basse”, “pour deux violes”, “sonates en trio pour trois flûtes, pour flûte, violon hautbois et basse”, “sonates pour deux bassons, vielles ou violes”, “pastorales pour deux musettes”, en “Diverses pièces avec des préludes sur tous les tons pour flûte” op. 22 (1728), 4 “Sonates à quatre parties différentes et également travaillées’ op. 34 pour trois flûtes ou violons et autres instruments” (1731), 24 “Menuets pour l’année 1731 pour flûtes, violons, hautbois et autres instruments” en “8 Saltimbanques en trois parties pour violon, hautbois ou flûte et basse” op. 46 (1733). Boismortier componeerde deze stukken waarschijnlijk voor de vele amateur musici die, in zijn tijd, soms met eerder beperkte technische vaardigheden, hun instrument bespeelden.

Op de cd staan de “Suite extraite d’Ulysse” (1703), “Les caractères de la danse” (1715), “Les Élémens, simphonie nouvelle for 2 violins, 2 flutes & continu (1737) en Les plaisirs champêtre  (1734) van Rebel, en “Balets de village en trio”, op. 52 (1734) en “Daphnis et Chloé”, op. 102 (1747) van de Boismortier. Loris Barrucand en Clément Geoffroy, spelen op bijzonder waardevolle klavecimbels van Ruckers ‘(1628) en Blanchet (1746). De naam van hun cd haalden ze bij “Ulysse”, een tragédie en musique uit 1703 van Rebel, op een libretto van Henry Guichard d’Hérapines. Ontdek deze opera, uitgevoerd door La Simphonie et le Choeur du Marais o.l.v. Hugo Reyne, op het label Musiques à la Chabotterie (2007) (foto).

Loris Barrucand (foto), afkomstig uit Savoye, studeerde klavecimbel en basso continuo aan het Conservatoire National Supérieur de Musique et de Danse in Parijs. Tijdens zijn studie ontving hij de instructie en kon rekenen op de steun van gewaardeerde musici als Olivier Baumont, Blandine Rannou, Christophe Rousset, Stéphane Fuget, Bertrand Cuiller en Françoise Lengellé. Na het behalen van zijn diploma, kreeg hij al snel de kans om samen te werken met de beste ensembles voor oude muziek in Frankrijk. Er volgden concerten met Les Talens Lyriques, La Rêveuse, Correspondances, Les Cris de Paris, Les Siècles, La Tempête, A nocte temporis, Harmonia Sacra en Desmarest. Hij is ook een van de oprichters van het Sarbacanes blazersensemble en het Cosmos vocaal ensemble.

Clément Geoffroy (foto) begon op 8-jarige leeftijd klavecimbel te studeren aan het Conservatorium van Nantes in de klas van Jocelyne Cuiller (°1944), zelf een ex-leerlinge van Samson François en van Huguette Dreyfus (1928-2016). Na het behalen van zijn diplôme d’études musicales, ging hij in Parijs bij Bertrand Cuiller en Frédéric Michel studeren. Vervolgens kreeg hij aan het conservatorium in Parijs, les klavecimbel van Olivier Baumont, basso continuo van Blandine Rannou en kamermuziek van Kenneth Weiss. Hij behaalde zijn Master in 2013 en vervolmaakte zich aan de CRR (conservatoire à rayonnement régional) in Parijs bij Stéphane Fuget. Hij studeerde ook viola da gamba gedurende 6 jaar, raakte geïnteresseerd in pianoforte en het clavichord en aarzelde niet om naar de tribune van een prachtig orgel te stappen als de gelegenheid zich bood. In november 2011 won hij de 1ste prijs op de Paola Bernardi Klavecimbelwedstrijd in Bologna. Hij is leraar klavecimbel aan de conservatoria van Vannes en Franconville en begeleider van de Pôle Sup’93 in La Courneuve.

Les caractères d’Ulysse Rebel & Boismortier Suites pour deux clavecins/Suites fort wo hapsichords Barrucand & Geoffroy cd Versailles CVS021