“Cantigas de Santuarios” door Ensemble Lauda en Henry Vidal, op het label Aliud. Trovadorismo  en trobadorismo uit het 13de eeuws Portugal. Heel, heel bijzonder.

Oude muziek uit Portugal gespeeld door een Cubaans ensemble. Onder de rijke Galicisch-Portugese middeleeuwse lyriek, beschouwd als de gouden eeuw van de Galicische literatuur, waren de cantigas de amigo de meest delicate en uitgebreide uitdrukking van deze cultuur.

Ensemble Lauda is een Cubaanse muzikale formatie o.l.v. Henry Vidal die zich richt op de reconstructie en uitvoering van de middeleeuwse muziek uit de romaanse en gotische periode. Bezet een belangrijke plaats het diverse repertoire van het Iberisch schiereiland van de 12de– en 13deeeuw. De interpretatiebenadering, dynamisch en poëtisch, is het resultaat van lang onderzoek van de muzikale bronnen, de analyse van de iconografie, instrumentenbouw en de literatuur,

In de Middeleeuwen was de Galicisch-Portugese lyriek, ook bekend als trovadorismo in Portugal en trobadorismo in Galicië, een lyrische poëtische school of beweging. Alles bij elkaar zijn er ongeveer 1680 teksten in de zogenaamde seculiere lyrische of lírica profana. Destijds was Galicisch-Portugees de taal die in bijna heel Iberia werd gebruikt voor lyrische poëzie in tegenstelling tot epische poëzie. Uit deze taal kwam zowel het modern Galicisch als het Portugees voort. De school, die tot op zekere hoogte (voornamelijk in bepaalde formele aspecten) werd beïnvloed door de Occitaanse troubadours, werd voor het eerst gedocumenteerd aan het einde van de 12de eeuw en duurde tot het midden van de 14de eeuw, met zijn hoogtepunt in het midden van de 13de eeuw, gecentreerd rond de persoon van Alfonso X, de Wijze.

Het is de vroegst bekende poëtische beweging in Galicië of Portugal en vertegenwoordigt niet alleen het begin van, maar een van de hoogtepunten van de poëtische geschiedenis in beide landen en in het middeleeuwse Europa. De oudste nog bestaande compositie in deze school wordt gewoonlijk beschouwd als Ora faz ost ‘o senhor de Navarra van João Soares de Paiva, meestal gedateerd net voor of na 1200. Traditioneel wordt het einde van de periode van actief trovadorismo gegeven als 1350, de datum van het testament van D. Pedro, graaf van Barcelos, de natuurlijke zoon van koning Dinis van Portugal, die een Livro de Cantigas (liederenboek) naliet aan zijn neef, Alfonso XI van Castilië.

Waarschijnlijk rond het midden van de 13de eeuw, werden de liederen, bekend als cantares, cantigas of trovas, samengesteld in verzamelingen die bekend staan als cancioneiros (liedboeken). Er zijn drie van dergelijke bloemlezingen bekend: de Cancioneiro da Ajuda, de Cancioneiro Colocci-Brancuti (of Cancioneiro da Biblioteca Nacional de Lisboa) en de Cancioneiro da Vaticana. Daarnaast is er de onschatbare verzameling van meer dan 400 Galicisch-Portugese cantiga’s in de Cantigas de Santa Maria, die volgens de traditie wordt toegeschreven aan Alfonso X, aan wiens hof Galicisch-Portugees de enige taal was voor lyrische poëzie.

De Cantigas de Santuarios waren een specifiek genre. De Galicisch-Portugese, lyrisch-dramatische cantiga’s bestonden uit mannelijke liefdespoëzie, cantigas de amor of cantigas d’amor, vrouwelijke liefdespoëzie, cantigas de amigo of cantigas d’amigo, en poëzie van belediging en spot, genaamd cantigas d’escarnho e de mal dizer. Het waren strofische liederen met ofwel muzikale begeleiding ofwel een introductie op een snaarinstrument.

De Cantiga de amigo was een genre van middeleeuwse lyrische poëzie, blijkbaar geworteld in een liedtraditie die inheems was in het noordwestelijke kwadrant van het Iberisch schiereiland. Wat vooral de cantiga de amigo voornamelijk onderscheidde, was de focus op een wereld van vrouwelijke communicatie. De vroegste voorbeelden die bewaard zijn gebleven, dateren van ongeveer 1220, en bijna alle 500 werden gecomponeerd vóór 1300. Cantigas d’amigo zijn voornamelijk te vinden in de Cancioneiro Colocci-Brancuti, nu in de Biblioteca Nacional in Lissabon, en in de Cancioneiro da Vaticana, beide gekopieerd in Italië aan het begin van de 16de  eeuw (mogelijk rond 1525) in opdracht van de Italiaanse humanist Angelo Colocci.

De zeven liederen van de joglar, Martin Codax, zijn ook opgenomen, samen met muziek (voor alle tekst behalve één), in de Pergaminho Vindel, waarschijnlijk een manuscript uit het midden van de 13de eeuw en uniek in de hele Romaanse filologie. In deze cantiga’s is de spreker bijna altijd een meisje, haar moeder, de vriendin van het meisje of het vriendje van het meisje. Stilistisch worden ze gekenmerkt door eenvoudige strofische vormen, met herhaling, variatie en parallellisme, en worden ze gekenmerkt door het gebruik van een refrein. Ze vormen de grootste verzameling vrouwelijke liefdesliedjes die bewaard zijn gebleven in het oude of middeleeuwse Europa. Er zijn achtentachtig auteurs, onder wie koning Dinis van Portugal, Johan Airas de Santiago, Johan Garcia de Guilhade, Juião Bolseiro, Johan Baveca, Pedr ‘Amigo de Sevilha, João Zorro, Pero Meogo, Bernal de Bonaval, Martim Codax.  

Cantigas de Santuarios La religiosidad popular en la lirica gallego-portuguesa del siglo XIII Ensemble Lauda Henry Vidal cd Aliud ACDOH 1112