“The Royal Chapel of Madrid, Sacred Music After the Great Fire of 1734”, door Nereydas o.l.v. Javier Ulises Illan, op het label Pan Classics. Subliem!

In de geschiedenis van de Spaanse monarchie was de koninklijke kapel een fundamentele entiteit voor de oprichting en verspreiding van politieke en religieuze doctrine. In de koninklijke kapel speelde liturgische muziek als legitimatiemiddel van de goddelijke oorsprong van de katholieke monarchen, dan ook een essentiële rol. Op de cd ontdekt u werk van 3 componisten, verbonden aan het hof, Francesco Corselli (1705-1778), José Lidón (1748-1827) en Domenico Porretti (ca.1720-1783).In de 18de eeuw werd het leven van het Spaanse hof beïnvloed door de brand, die op kerstavond 1734, het Real Alcazar in Madrid verwoestte. De brand betekende helaas ook de vernietiging van het rijk muziekarchief, o.a. de volledige kerkmuziek van de koninklijke kapel. De toenmalige maestro de musica, Francesco Corselli, stond voor de uitdaging om het archief opnieuw samen te stellen en om samen met zijn collega’s, José Nebra, José de Torres en Antonio de Literes Carrión, muziek te leveren voor de liturgische vieringen.Tijdens een kleine bijeenkomst in de vertrekken van de hofschilder, Jean Ranc (1674-1735) in het Alcazar in Madrid, vlogen plotseling de gordijnen in brand. Men sloeg alarm, maar dat werd aangezien voor de klokken van de middernachtmis. Uiteindelijk begrepen de troepen wat er aan de hand was en begonnen ze met het evacueren van het paleis. Met de hulp van enkele monniken uit de buurt, werden de schatten verwijderd en in rijtuigen geladen. Daarbij werd verrassend veel gespaard, zeven karrenvrachten gevuld met goud en zilveren, en zo’n 2000 schilderijen van o.a. Tintoretto, Dürer en Da Vinci. Vijfhonderd schilderijen gingen echter in de vlammen op, waaronder een portret van de vorige, Habsburgse monarch, Filips IV, van Rubens, en Velázquez’ “Verdrijving van de Moren”, en staatsdocumenten die door de conquistadores aan de monarch waren gepresenteerd.Door de originele houten balken van het Alcazar, woedde het vuur vier dagen lang. Had men het volk ingeschakeld om te helpen met de reddingsactie, had meer gered kunnen worden. Maar uit angst dat dit hen zou aanzetten tot plundering, dacht men dat het beter was om de brand te laten woeden en enkel het gesmolten goud en zilver te redden. Het beroemd schilderij, “Las Meninas”, van Velázquez kwam niet geheel ongedeerd uit dit incident. De wang van de prinses was verschroeid en moest opnieuw worden geschilderd door de hof kunstenaar, Juan García de Miranda (1677-1749). Toch vielen er gelukkig bijna geen slachtoffers. In feite bleef maar één vrouw in de brand. De koninklijke familie (foto) bleef ongedeerd, want in plaats van de mis te vieren in de kapel van het Alcazar zoals gebruikelijk, was niemand van hen aanwezig. Ze verbleven op dat moment in het Palacio Real de El Pardo.

Dat en het feit dat belangrijke kunstwerken reeds voor de brand waren weggehaald en naar het Palacio del Buen Retiro waren gebracht, sterkte het vermoeden dat Philip V (foto) zelf, een anonieme brandstichter zou hebben ingeschakeld om het oud paleis van de Habsburgers, te vernietigen. Snel na de brand werd trouwens op dezelfde plaats, een gloednieuw, magistraal barokpaleis (foto) gebouwd, naar de smaak van Philip V, dat onuitwisbaar het Bourbon-stempel op de stad drukte. Dit paleis was voltooid in 1764 tijdens het bewind van koning Carlos III. (foto).

Op de cd staan “Lamentación segunda del Jueves Santo”, “Cantada segunda al Santísimo”, Concertino a 4, Salve Regina en “Cantada para Navidad Pastores que habitáis” van Francesco Corselli, Obertura in D van Porretti en “Lamentación primera del Miércoles Santo” van Lidón. De uitvoerders zijn de Spaanse sopraan, María Espada en de klavecinist, David Palanca, en Nereydas o.l.v. Javier Ulises Illán.Francesco Corselli (foto), geboren in Piacenza, was tot 1733, kapelmeester in de kerk van Santa Maria della Steccata (foto) en tegelijkertijd aan het hof in Parma. Uit deze periode dateren zijn eerste werken, de opera’s La Venere placata (1731, in het Teatro San Samuele in Venetië) en Nino (1732, in het Reggio Theater) en religieuze muziek, waaronder het oratorium, Santa Clotilde (1733 in Parma). In 1734 besloot hij naar Madrid te verhuizen, waar hij actief was als tenor, klavecinist en violist en de muziekleraar was van de Infantes. In 1737/38 trad hij toe tot het “Colegio de cantorcillos”. In 1747 werd hij, samen met twee andere Italiaanse componisten, Francesco Corradini en Giovanni Battista Mele, benoemd tot directeur van het theater van het Palacio del Buen Retiro in Madrid (foto). In Madrid componeerde Corselli nadat hij in 1738 tot kapelmeester van de Koninklijke Kapel werd benoemd, verder verschillende opera’s en veel religieuze muziek.De Spaanse componist, organist en dirigent José Lidón of José Lidón Blázquez (foto), geboren in Béjar, Salamanca, begon in 1758 als misdienaar van de koninklijke kapel in Madrid, en kreeg les van de tweede organist van de kapel van het koninklijk paleis in Madrid, José de Nebra (1702-1768), en van zijn opvolger, Antonio de Literes (1673-1747). Vanaf 1768 was hij organist van de kathedraal van Orense en de koninklijke kapel van Madrid, waar hij eerst in dienst was van de koningen, Karel IV en Ferdinand VII. Van 1805 tot aan zijn overlijden was hij maestro de la Capilla Real in Madrid en rector van het Real Colegio de Niños Cantores. Zijn werk is verspreid over meerdere archieven, waaronder de Ciudad Real-kathedraal, de Nationale Bibliotheek van Madrid en de Orihuela-kathedraal in Valencia. Hij componeerde meer dan zeventig religieuze werken (oratoria, psalmen, klaagzangen van de Goede Week) en sonates en fuga’s voor orgel, plus een strijkkwartet.-Te midden van de Spaanse Successieoorlog (1701-1713) werd de cello in Spanje vooral bekend door Italiaanse cellisten die naar Spanje kwamen. Ze waren in dienst van de aartshertog Karel van Oostenrijk en kwamen uit het hertogdom Parma en het Koninkrijk van Napels. Zo werd de 14-jarige Napolitaan, Domingo Porreti, vanaf 1734, de eerste cellist aan het Spaanse hof. Porreti, de schoonvader van Luigi Boccherini uit diens tweede huwelijk in 1787 met Maria Porreti, was zijn leven lang, de leidende figuur van de Capilla Real tijdens het bewind van Felipe V, Fernando VI en Carlos III.Javier Ulises Illán (°1981), geboren in Toledo, behaalde een masterdiploma orkest- en operadirectie aan de Hochschule in Luzern. Hij werd gevormd in Spanje, Oostenrijk, Frankrijk en Zwitserland door prestigieuze dirigenten als Howard Arman, Tom Koopman, Philippe Herreweghe, George Pehlivanian, Jörg Bierhance, Salvador Mas, Jorma Panula, Manfred Huss (historicistische muziek) en Julius Kalmar (opera), en werd begeleid door de Pierre Boulez en Bernard Haitink. Javier Ulises Illán behaalde de hogere graad viool en een bachelor in muziekgeschiedenis en muziekwetenschappen aan de universiteit van La Rioja.

In 2010 richtte hij Nereydas op, een orkest met historische instrumenten, waarmee hij zijn muzikale projecten uitvoert en talloze programma’s ontwikkelt in Spanje en Europa, die de hoogste erkenning krijgen. De samenwerkingen met de CNDM (projecten over José de Nebra en Ignacio Jerusalem), FIAS (recuperación de música de la Real Capilla) en het Festival van Versailles (project, “La voz de los Ángeles”), waren van bijzondere betekenis.The Royal Chapel of Madrid Sacred Music After the Great Fire of 1734 Maria Espada Nereydas Javier Ulises Illan cd Pan Classics PC10427