“Ravel, Ma Mère l’Oye, Boléro”, door Sinfonia of London o.l.v. John Wilson, op het label Chandos. Magnifiek!

Ontdek op deze heel, heel bijzondere cd, oorspronkelijke, door Ravel zelf georkestreerde versies van zijn pianowerken met o.a. de wereldpremière van de herziene Ravel-editie van “La Valse” en de balletversies van “Boléro” en “Ma Mère l’Oye”. De cd werd daarenboven opgenomen in surround-sound en uitgebracht als een hybride SACD. Niet te missen!Maurice Ravel (1875-1937) werd geboren in Ciboure aan de kust in Frans-Baskenland, nabij de Spaanse grens, en was van moederszijde van Baskische afkomst. Zijn vader was een ingenieur uit Franstalig Zwitserland. Nog in Ravels geboortejaar, verhuisde het gezin naar Parijs. Ravel bracht weliswaar het grootste deel van zijn leven door in Parijs, maar was desondanks toch buitengewoon trots op zijn Baskische afkomst. Veel elementen van Baskische volksmuziek zijn trouwens terug te vinden in zijn composities.Hoewel hij pianist was en hij zijn magische pianomuziek componeerde met alle kennis van het instrument, had hij niet de techniek van bv. Chopin, Liszt of Rachmaninov, om een echte virtuoze componist-pianist te zijn. Daarom werden Ravels pianowerken niet geschreven om pianistische virtuositeit als doel op zich te demonstreren. Ook al waren sommige ervan, zoals de suite “Gaspard de la Nuit”, immense uitdagingen voor de uitvoerder. In de ban van nooit eerder gehoorde klanken uit het Oosten, nieuwsgierig naar Oost-Europese folklore, de Spaanse cultuur koesterend, gedeeltelijk gekoppeld aan zijn persoonlijke, Baskische afkomst, liet Ravel zich daarentegen voortdurend inspireren door de meest diverse, muzikale bronnen. De muziek van Ravel, sinds zijn debuut geliefd bij musici en publiek, is daarom altijd een eerder moeilijk onderwerp geweest voor de muziekwetenschap. De traditionele, stilistische categorieën, impressionisme, symbolisme en neoclassicisme, hoewel op zich relevant, hadden nl. te weinig aanknopingspunten met dit fascinerend en raadselachtig oeuvre.Na hun tweede BBC Music Magazine Award voor Respighi’s Romeinse Trilogie (foto) en universele lof voor hun eerste concert op de BBC Proms in 2021, wenden Sinfonia of London en John Wilson zich voor dit zesde studioalbum tot de orkestwerken van Ravel. Maurice Ravel was een van de grootste orkestrators aller tijden. Zijn uniek vermogen om een zo breed mogelijk scala aan kleuren en texturen uit het orkestrale palet te toveren, wordt op dit album ruimschoots gedemonstreerd. Het programma opent met La Valse, opgevat als een momentopname van het Wenen van de jaren 1850. De continue opeenvolging van walsen wordt steeds indringender tot de klank bijna volkomen overweldigend is. Ma Mère l’Oye (Moeder de Gans) en de wereldberoemde Boléro, zijn hier voor het eerst opgenomen in hun volledige originele versies. Ravels orkestraties van zijn eigen pianowerken maken het programma compleet met Valses nobles et sentimentales, Pavane pour une infante défunte en Alborada del gracioso, waaruit zowel Ravels fascinatie voor Spaanse klanken en cultuur als de pure virtuositeit van het orkestspel van Sinfonia uit Londen blijkt.

De pianoversie van de “Valses nobles et sentimentales”, opgedragen aan Louis Aubert (1877-1968), werd gepubliceerd in 1911 en de orkestversie volgde een jaar later. De titel werd gekozen als eerbetoon aan Franz Schubert, die in 1823, 2 verzamelingen walsen had uitgebracht, getiteld Valses nobles en Valses sentimentales. De piano-editie van Ravels walsen werd gepubliceerd met een citaat van Henri de Régnier, “…le plaisir délicieux et toujours nouveau d’une occupation inutile.”

“Miroirs” is een suite voor solopiano uit 1904-1905, die door Ricardo Viñes in 1906, in première werd gespeeld. “Miroirs” bestaat uit vijf delen “Noctuelles” “Oiseaux tristes” “Une barque sur l’océan” “Alborada del gracioso” en “La vallée des cloches”. Elk deel werd opgedragen aan een lid van de Franse impressionistische groep, “Les Apaches” (Léon-Paul Fargue, Ricardo Viñes, Paul Sordes, Michel Dimitri Calvocoressi, en Maurice Delage (Ravels eerste leerling)). “Une barque sur l’océan” en “Alborada del gracioso”, werden respectievelijk in 1906 en 1919, door Ravel zelf, meesterlijk georkestreerd.“La valse, poème chorégraphique pour orchestre”, oorspronkelijk “Vienna”, werd voor het eerst uitgevoerd op 12 december 1920 in Parijs. De compositie werd aanvankelijk opgevat als een ballet maar wordt vaker gespeeld als een concertwerk. Ravel heeft zijn idee van “Vienna” volledig herwerkt tot wat “La valse” werd, dat in opdracht van Serge Diaghilev als een ballet werd gecomponeerd. Diaghilev heeft het ballet echter nooit geproduceerd. Na het horen van een reductie voor twee piano’s, uitgevoerd door Ravel en Marcelle Meyer, zei Diaghilev dat het een “meesterwerk” was, maar verwierp Ravels werk als “geen ballet, maar als een portret van ballet”.Ravel, gekwetst door de opmerking, beëindigde de relatie. Vervolgens werd het een populair concertwerk en toen de twee mannen elkaar opnieuw ontmoetten in 1925, weigerde Ravel de hand van Diaghilev te schudden. Diaghilev daagde Ravel uit voor een duel, maar vrienden haalden Diaghilev over om daar van af te zien. Ze hebben elkaar nooit meer ontmoet. Het ballet ging in première in Antwerpen in oktober 1926 door het Koninklijk Vlaams Opera Ballet, en er waren latere producties door de Ballets Ida Rubinstein in 1928 en 1931 in een choreografie door Bronislava Nijinska. De muziek werd ook gebruikt voor balletten met dezelfde titel door George Balanchine, die dansen had gemaakt voor Diaghilev, in 1951 en in 1958 door Frederick Ashton. Afgezien van de reductie voor twee piano’s, die voor het eerst publiekelijk werd uitgevoerd door Ravel en Alfredo Casella, transcribeerde Ravel zijn meesterwerk zelf voor piano solo.De balletversie van Boléro, in 1928 gecomponeerd voor de Russische danseres Ida Rubinstein, verschilt in meerdere opzichten van de concertversie: kleine veranderingen in de begeleidende figuren, veranderingen in de lengte van de melodienoten op sommige plaatsen – maar het echt significante verschil is dat het beroemd patroon op de kleine trom niet wordt gespeeld door een enkele drummer, maar wordt gedeeld door twee spelers, afgewisseld bij elke versie van het thema. Op de laatste herhaling van de melodie voegde Ravel ook nog triangel en castagnetten toe.Ma Mère l’Oye”, een reeks van vijf stukken voor piano vierhandig, werd tussen 1908 en 1910, gecomponeerd voor Jean en Mimie, de kinderen van Ravels vrienden, Ida en Cipa Godebski. In 1911 orkestreerde hij het werk tot een ‘Suite de Concert’, en een jaar later zette hij dit om in een ‘Suite de Ballet’, waarbij hij de partituur uitbreidde met twee delen en met verbindende ‘interludes’ tussen alle onderdelen. Als balletmuziek beleefde Ma Mère l’Oye zijn première in januari 1912 in Parijs.Als ballet werd “Moeder de gans” niet gepubliceerd tijdens het leven van Ravel. De materialen die Durand rond 1970 publiceerde, waren herdrukken van de originele 5-delige suite met toevoegingen. Dit is niet wat er in 1912 werd gehoord en de nieuwe Ravel-editie is gebaseerd op het origineel bronmateriaal van het ballet. U zal een onverwachte herhaling opmerken in één passage en verschillende verwijderde maten op andere plaatsen, evenals talloze kleine veranderingen in verschillende details.De oorspronkelijke Sinfonia of London werd in 1955 door Gordon Walker, een lid van de vooraanstaande, Engelse fluitisten familie (foto), speciaal opgericht voor het opnemen van filmmuziek. Het orkest ontstond toen er een breuk was in de toekomstige visie van het London Symphony Orchestra, waarbij veel LSO-leden vertrokken om zich bij de Sinfonia of London aan te sluiten om het lucratiever filmgeluidswerk op zich te nemen. Het orkest speelde de muziek van veel Britse en Amerikaanse films uit de jaren vijftig en zestig, en maakte o.a. de opname van de soundtrack uit 1958 van de Alfred Hitchcock-thriller “Vertigo”, met muziek van Bernard Herrmann, o.l.v. e Schotse dirigent, Muir Mathieson (1911-1975), “head of the music department” van Alexander Korda’s Denham Film Studios, voor Mercury Records.Eén van de meest gevierde commerciële, klassieke opnames van het origineel orkest was de eerste opname o.l.v. Colin Davis, van Mozarts Symfonieën 29 en 39, uitgegeven door World Record Club (TZ 130), samen met de opnames uit 1963 o.l.v. Sir John Barbirolli, van de Serenade for Strings van Elgar en de Fantasia op een thema van Thomas Tallis van Ralph Vaughan Williams voor EMI Classics. Hans Swarowsky dirigeerde het orkest voor de opname voor World Record Club Ltd. (WRC T 11) van Beethovens 5de symfonie en Egmont Ouverture (foto). Het oorspronkelijke orkest hield op met optreden in de jaren ‘60.

In 1982 werd de naam, Sinfonia of London, gekocht door Peter Willison en Howard Blake met het doel een naam te hebben voor de eerste opname van de sublieme muziek van Blake bij de meesterlijke animatiefilm, “The Snowman” (foto). In februari 1998 werd Bruce Broughton na Blake, benoemd tot tweede muzikaal leider van het orkest. Onder leiding van Peter Willison nam het orkest veel soundtracks op voor grote Hollywood-films, waaronder ‘Batman’, ‘The Mummy Returns’, ‘Lara Croft’, ‘Tomb Raider’, ‘Lost in Space’, ‘The Lawnmower Man’, ‘Stargate’, ‘Tombstone’, ‘RoboCop’ en ‘Young Sherlock Holmes’.Sinfonia of London werd in 2018 door John Wilson (°1972) (foto) omgevormd tot zijn derde incarnatie om een reeks opnameprojecten te realiseren, te beginnen met een opname (foto) van Korngolds Symfonie in fis op. 40, uit 1947-1952, voor het label Chandos.De Britse dirigent, arrangeur en musicoloog, John Wilson (foto’s) is de oprichter van het John Wilson Orchestra en Associate Guest Conductor van het BBC Scottish Symphony Orchestra. Eind jaren ’80, studeerde hij muziek op A-niveau aan Newcastle College, waar hij reeds verschillende ensembles dirigeerde, waaronder een 96-koppig orkest en koor voor een concertversie van West Side Story. Hij schreef en regisseerde zijn eigen pantomime in deze periode en dirigeerde ook voor veel lokale amateurtoneelverenigingen. Later ging hij naar het Royal College of Music, eerst voor percussie en later voor compositie en directie. Gedurende deze tijd won hij de Tagore Gold Medal van de instelling voor uitmuntende academische excellentie. De afgelopen jaren heeft Wilson zich toegelegd op het dirigeren van orkesten en opera’s, waarbij hij de laatste begon met een reeks uitvoeringen van de komische opera, “Ruddigore” (1887), van Gilbert & Sullivan voor Opera North begin 2010. Hij was chef-dirigent van het Iers RTÉ Concert Orchestra (Raidió Teilifís Éireann (RTÉ) (“Radio Television Ireland”)), van 1 januari 2014 tot december 2016, en werd in september 2016, Associate Guest Conductor van het BBC Scottish Symphony Orchestra.

Ravel Ma Mère l’Oye Boléro Sinfonia of London John Wilson cd Chandos CHSA 5280