“Edition Hofkapelle 1 Harmoniemusik” door Beethoven Orchester Bonn, een bijzondere SACD op het label MDG.

Ludwig van Beethoven zette zijn eerste muzikale stappen in de kapel van het prins-bisschoppelijk hof in Bonn. Met de “Edition Hofkapelle” treedt het Beethoven Orkest Bonn in zijn voetsporen. De eerste editie Harmoniemusik onthult daarbij iets verbazingwekkends. Geïnspireerd door de muzikale omgeving in Bonn, waar muzikaal entertainment op het hoogste niveau werd gewaardeerd, was Beethoven nl. nooit meer zo opera-achtig (“opernhaft”) als toen.

Op de cd staan het Oktett op. 103, het Rondino WoO 25 en het Sextett op. 71 van Beethoven, de Suite nr. 2 uit “Richard Coeur de Lion” van Andre-Ernest-Modeste Grétry (arr. Franz Ehrenfried), en de Bläserparthie (Sextett) In Es van Joseph Reicha.

In Bonn (1770-1792), componeerde Beethoven o.a. zijn drie “Kurfürstensonaten, zo genoemd omdat ze opgedragen werden aan Maximilian Friedrich, Reichsgraf von Königsegg-Rothenfels, keurvorst en aartsbisschop van Keulen. Hij nam in 1779 in Bonn lessen bij Christian Gottlob Neefe, een hoforganist, die hem in contact bracht met de werken van Bach, Haydn en Mozart. Op elfjarige leeftijd kon Beethoven Bachs “Das wohltemperierte Klavier” bijna in zijn geheel uit zijn hoofd spelen en schreef hij zijn eerste composities. Op twaalfjarige leeftijd kon hij al invallen voor Neefe als organist en theaterkapelmeester. In 1781 bezocht hij met zijn moeder Nederland, in het kader van familiebezoek, waarbij hij in Rotterdam en Den Haag optrad voor o.a. Erfstadhouder Prins Willem V van Oranje-Nassau en diens hofhouding. In 1782 verscheen zijn eerste uitgegeven werk, de Dressler-Variationen (WoO 63).

“Richard Cœur-de-lion”, een opéra comique of comédie mise en musique, van de Belgische componist, André Grétry (1741-1813) (foto) uit Luik/Liège, werd voor het eerst opgevoerd door de Comédie-Italienne in de Salle Favart in Parijs, in 1784. Het Frans libretto was van de hand van Michel-Jean Sedaine (foto). “Richard Cœur-de-lion” speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van de opéra comique bij de behandeling van een ernstig, historisch onderwerp. Het was ook een van de eerste reddingsopera’s. Het is veelbetekenend dat één van de hoofdpersonages in de beroemdste reddingsopera aller tijden, nl. Beethovens “Fidelio”, eveneens Florestan heet.

De opera “Richard Coeur de Lion” was in Beethovens tijd danig populair, dat hij pianovariaties componeerde op de aanstekelijke melodieën van Grétry. De acht pianovariaties op “Une fièvre brûlante” uit Grétry’s ‘Richard Coeur-de-Lion ‘, in C (WoO 72), werden gecomponeerd tussen 1796 en 1797, net na de uitvoering van deze komische opera in Wenen, en werden gepubliceerd in november 1798. Deze toen populaire romance trok Beethoven aan en wist hem te inspireren tot veranderende stemmingen van zijn Variaties. Beethoven gebruikte de melodie van ‘Une fièvre brûlante’ als een terugkerend thema, een techniek die werd ontwikkeld door latere componisten van opéra’s comiques, zoals Méhul en Cherubini. Via hen zou het binnen de Duitse traditie, Weber en de jonge Richard Wagner beïnvloeden.

Het is daarbij niet onwaarschijnlijk dat Beethoven ook de hier opgenomen versie van de populaire opera voor harmonieorkest van Franz Ehrenfried (1747-1828) kende. Ehrenfried was een hoboïst en arrangeur aan het Hof van de keurvorst in Mainz en daarna in Aschaffenburg, die harmoniebewerkingen van opera’s maakte, o.a. in 1793, van Mozarts “Zauberflöte”. Van Blondels romance “Une fièvre brûlante” tot het pittig drinklied over Sultan Saladin, wordt Ehrenfrieds versie hier door de blaasinstrumenten van het Beethoven-orkest Bonn, met een lust voor het theatrale, schitterend uitgevoerd.

Even schitterend speelt het hoforkest, het Octet van Beethoven, dat ondanks zijn misleidend opusnummer, 103, in Bonn werd gecomponeerd. Zelden ervaart u Beethoven zo jeugdig levendig. Associaties met Mozarts “Entführung” tot Rossini’s “Barbier” komen daarbij voor de geest. Hij componeerde zijn Octet in Es voor twee hobo’s, twee klarinetten, twee fagotten en twee hoorns, in 1792, voor hij zich in Wenen vestigde. Hij herwerkte en breidde het Octet in 1795 uit tot zijn eerste Strijkkwintet op. 4, maar het Octet werd pas in 1834, door Artaria gepubliceerd, wat het eerder late opusnummer verklaart, ondanks de datum waarop het werd gecomponeerd.

Het Sextet werd gecomponeerd in 1796, maar het werk moest bijna tien jaar wachten op zijn eerste uitvoering, toen Beethoven het in april 1805, aanbood tijdens een benefietconcert aan zijn vriend, de violist, Ignaz Schuppanzigh. De Allgemeine musikalische Zeitung beschreef het Sextet in een recensie als “een compositie die schittert door zijn levendige melodieën, ongedwongen harmonieën en een schat aan nieuwe en verrassende ideeën”. Het Sextet sluimerde echter nog vijf jaar vooraleer Breitkopf & Härtel, de partituur drukte. Dit verklaart waarom ook dit charmant, vroeg werk, het opusnummer 71 heeft, als was het gecomponeerd ten tijde van de Vijfde en Zesde Symfonie en het ‘Keizer’-concert, werken waarmee het weinig tot niets gemeen heeft. Het Sextet weerspiegelde nl. nog het typisch klassiek patroon van de vier bewegingen, waaronder een menuet, waarvan Beethoven in latere werken zou afzien ten gunste van het meer expressief scherzo. De klarinet en de fagot kregen in de openings- en sluitingsbewegingen, de meeste levendige melodieën. Beethoven maakte ook goed gebruik van de verschillende timbres van de instrumenten. Let bv. op de eenvoud van het thema dat de fagot aan het begin van het adagio speelt, en hoe Beethoven het thema als een gesprek tussen twee spelers, herschikte voor klarinet en fagot in dialoog, over een zacht deinende begeleiding.

Door het indrukwekkend virtuoos gebruik van natuurhoorns kreeg ook het hier opgenomen “Rondino” WoO 25, voor 2 hobo’s, 2 klarinetten, 2 fagotten en 2 hoorns, uit 1793, met zijn echo-effecten, een bijzonder kenmerkende kleur, die Beethoven wist te nuanceren door het gebruik van dempers.

De Tsjechische cellist, componist en dirigent, Josef Reicha (eigenl. Rejcha) (1752-1795), de oom van componist en muziektheoreticus Anton Reicha (1770-1836), adopteerde in 1780, zijn neef Anton, aan wie hij viool- en pianolessen gaf. Antons vader, “Stadtpfeifer” in Praag, was nl. amper tien maanden na de geboorte van Anton, overleden. Als gewezen eerste cellist in het orkest van Graaf Kraft Ernst von Oettingen-Wallerstein in de Zwabische stad Harburg, werd Joseph Reicha in 1785, door aartsbisschop Maximilian Franz, benoemd tot cellist en orkestleider van de hofkapel te Bonn. Andere bekende orkestleden waren Ludwig van Beethoven, die er viool, altviool en orgel speelde, zijn neef Anton Reicha als tweede fluitist, en Nikolaus Simrock, een hoornist die later Reicha’s werk zou uitgeven. Ook Franz Ries en Beethovens vader, de hofzanger, Johann (1739/1740-1792), waren aan het orkest verbonden. De violist, Franz Anton Ries (1755-1846), de vader van Ferdinand Ries (1784-1838), was een vriend van Beethoven en bovendien diens vioolleraar. In 1789 werd Joseph Reicha vervolgens dirigent van het nieuw theaterorkest in Bonn. Joseph Reicha moet een bijzondere invloed hebben gehad op de jonge Beethoven. Dit is nl. te horen in hun beider sextetten. De muziek die Beethoven en Reicha, die exacte leeftijdsgenoten waren, als jonge twintigers in de jaren 90 van de 18de eeuw componeerden, vertoonde duidelijk opvallende, stilistische overeenkomsten.

De klarinettist, Lorenzo Coppola, studeerde bij Eric Hoeprich aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Hij musiceerde in de loop der jaren met een reeks bekende gezelschappen in de wereld van de historisch geïnformeerde uitvoerings­praktijk, waaronder Les Arts Florissants, La Petite Bande, het Orkest van de Achttiende Eeuw en het Freiburger Barockorchester. Bij het laatstgenoemde gezelschap gaf hij regelmatig masterclasses, om zo zijn kennis wat betreft interpretatie en speelwijzen van oude muziek over te dragen op collega’s en studenten. Lorenzo Coppola voerde ook klein bezette kamermuziek uit, met het Kuijken Kwartet, Ensemble Zefiro, het Terpsycordes Kwartet en de pianist Alexander Melnikov. Op cd nam Lorenzo Coppola muziek op van o.a. Mozart, Beethoven en Vivaldi. Met Lorenzo Coppola als leider, haalde het Beethoven Orkest Bonn een echte specialist van klassieke blaasmuziek in huis. De akoestiek van de RokokoFestsaal in de Redoute in Bonn, waar deze super audio compact disc (SACD) werd opgenomen, weeft daarbij op de mooiste manier, een driedimensionaal klankgewaad rond deze ongewone productie. Heel bijzonder!

Edition Hofkapelle 1 Harmoniemusik Beethoven Grétry Reicha Members Of Beethoven Orchester Bonn SACD MDG9382250