“Stravinsky, The Complete Piano Solos & Transcriptions”, door Alexey Zuev, op het label Fuga Libera. Uniek!

Op de 5 cd’s staan niet enkel Stravinsky’s complete werken voor piano solo, maar ook de arrangementen en transcripties voor piano, die Stravinsky zelf maakte. Verschillende daarvan werden nooit eerder opgenomen en zijn bijgevolg nog volledig onbekend. Alleen al daarom is deze box, die een nieuw licht werpt op Stravinsky’s creatieve experimenten en innovatie, een mijlpaal in de Stravinsky-discografie. Niet te missen!

Het was als 20-jarige student strafrecht en rechtsfilosofie aan de universiteit van St. Petersburg, dat Stravinsky voor het eerst zijn vroegste pianostukken liet zien aan Rimsky-Korsakov. Zijn studiegenoot Vladimir, was nl. de zoon van de beroemde, Russische componist. Door de geagiteerde ritmes van de bescheiden ternaire vorm van zijn Scherzo uit 1902, was Stravinsky reeds een belofte, maar harmonisch was hij nog schatplichtig aan Tsjaikofski. Een jaar later begon hij aan een ambitieuze, vierdelige pianosonate in fis klein, maar wendde hij zich opnieuw tot Rimsky-Korsakov voor hulp, toen hij door zijn onervarenheid, problemen had met de formele aspecten van een grootschalige structuur. Hier waren invloeden van Tsjaikofski en Glazunov te horen, hoewel Stravinsky zich in latere jaren, deze vroege sonate herinnerde als ‘een onbekwame imitatie van Beethoven’. Stravinsky begon daarop tweemaal per week compositieles te volgen bij Rimsky-Korsakov, die voor de jonge Stravinsky een tweede vader werd. Stravinsky’s vader was nl. in 1902 overleden. Uit de leerperiode bij Rimski-Korsakov dateren de Symfonie in Es, Le Faune et la Bergère, de Pastorale, Scherzo fantastique en schetsen voor “Le Rossignol”. De band die de jonge componist had met Rimski-Korsakov was sterk en zijn overlijden in 1908, heeft Stravinsky dan ook sterk aangegrepen. De Sonate, opgedragen aan Nicolas Richter, werd trouwens voor het eerst ten gehore gebracht tijdens een privé-uitvoering ten huize van Nikolaj Rimski-Korsakov.

Nadat Stravinsky zijn rechtenstudie voltooid had met een soort tussendiploma, trouwde hij met zijn nicht, Jekaterina Nossenko (samen op de foto) en werd de vader van Teodor (°1907), Ljoedmila (°1908), Soelima (°1910) en Maria Milena (°1914). Vanaf 1921, leidde Stravinsky weliswaar een dubbelleven. Vanaf dan, hield hij er nl. een relatie op na met de gehuwde danseres, Vera de Bosset (1889-1982) (foto), de dochter van Duits-Baltische, adellijke ouders. Uiteindelijk verliet Vera haar man, de decorontwerper, Sergey Yurievich Sudeikin. Nadat Stravinsky’s vrouw, Yekaterina, in 1939, aan tuberlose overleed, en nadat Vera en Stravinsky in september 1939, in de VS waren aangekomen, huwden ze in 1940, in Bedford, Massachusetts.

In Stravinsky’s Quatre Etudes uit 1908, was er een opvallend andere invloed. Vooral in de eerste twee studies, met complexe ritmische patronen tussen de beide handen en uitgebreide chromatiek, was de stijl van Scriabin te horen. Een eerder poëtische loomheid, meer verwant aan Rachmaninov, kenmerkte de derde studie, terwijl de harmonie en de onstuitbare energie van de vierde, een prachtig moto perpetuo, reeds helemaal persoonlijk was. Deze aanhoudende ritmes waren dan ook de eerste indicatoren van Stravinsky’s percussie stijl, die zijn werken de komende jaren zou domineren, te horen in Petroesjka en in Le Sacre du Printemps. Reeds in 1913, in de ontstaansperiode van “Le Sacre du printemps”, realiseerde Stravinsky een transcriptie voor piano vierhandig van zijn “Sacre”, die hijzelf uitvoerde met… Debussy!

Terwijl Stravinsky tijdens de oorlogsjaren slechts een handvol miniatuur pianowerken componeerde, was hij bezig met grotere projecten zoals “Renard”, “Les Noces” (herzien in 1921 voor een ‘orkest’ van vier piano’s en percussie) en “L’histoire du soldat”. Het was een periode waarin hij met zijn jong gezin, nog een precair bestaan leidde in Zwitserland (1914-1920), in Clarens (foto) aan het Meer van Genève, in Château-d’Œx boven Montreux en in Morges in het kanton, Vaud.

Zijn periode in Frankrijk (1920-1939) begon in 1920, met een vakantie in Carantec in Bretagne. De eerste tien jaar in Frankrijk woonde de familie Stravinsky in Anglet nabij Biarritz, Nice en Voreppe nabij Grenoble. Vóór het verblijf in Anglet verbleven de Stravinsky’s gedurende de herfst en de winter van 1920, in het huis van Coco Chanel in Parijs. Terug in Anglet, voltooide Stravinsky aan het einde van de zomer van 1921, speciaal voor de jonge Arthur Rubinstein (1887-1982) (foto), “Trois mouvements de Pétrouchka”, de extreem virtuoze pianotranscriptie van de “Danse russe”, “Chez Pétrouchka” en “La semaine grasse”, uit zijn ballet “Pétrouchka” uit 1911. Pas in 1934, na zijn naturalisatie tot Frans staatsburger, zouden de Stravinsky’s zich permanent in Parijs vestigen.

“Piano-Rag-Music” uit 1919, weerspiegelde Stravinsky’s interesse in jazz, die ook tot uiting kwam in zijn instrumentaal “Ragtime”, een ensemblestuk voor elf spelers, dat hij het jaar daarvoor had gecomponeerd. In zijn deconstructie van ragtime, waarbij fragmenten van de jazzstijl werden opgebroken en vervormd tot een grotesk, kubistisch beeld, weerspiegelde “Piano-Rag-Music”, de toenmalige trends in de kunst en het werk van bv. Picasso. Stravinsky droeg ook dit werk op aan Arthur Rubinstein, als erkenning voor de financiële hulp van de pianist, toen Stravinsky zich in moeilijke omstandigheden bevond. In 1908 had Rubinstein nl. zelf aan de grond gezeten, ook financieel. Nadat hij toen in Berlijn uit zijn hotelkamer dreigde gezet te worden, had hij zelfs geprobeerd zich op te hangen. Dit is gelukkig mislukt. In 1912 maakte hij zijn debuut in Londen en van daaruit begon zijn wereldcarrière. De joods-Poolse Arthur Rubinstein, ooit leerling aan de Szkoła Główna Muzyki in Warschau, werd de beroemdste pianist van de 20ste eeuw en zelfs, los van de pianisten die ook componeerden, dankzij de grammofoonplaat, de beroemdste pianist aller tijden… Zonder de financiële hulp van Rubinstein hadden we Igor Stravinsky wellicht nooit gekend!

“Rag-Time” (W42), een compositie voor elf instrumentalisten (fluit, klarinet, hoorn, cornet, trombone, cimbalom, eerste en tweede viool, altviool, contrabas en slagwerk), werd in 1918 in het Zwitserse Morges gecomponeerd en opgedragen aan de Chileense kunstbeschermster, Eugenia Errázuriz  (1860-1951) (foto). Rag-Time werd in april 1920, voor het eerst uitgevoerd door de Philharmonic Quartet en klein orkest in de Aeolin Hall te Londen. Het behoorde tot de categorie werken waarin Stravinsky experimenteerde met het jazz-idioom, zoals hij eerder had gedaan in zijn “Histoire du Soldat”, en zoals later nog zou doen in bv. het Ebony Concerto (1945), gecomponeerd voor de band (“The Herd”) van Woody Herman. Voor de kaft van de publicatie van de bewerking voor piano solo van “Rag-Time” voor elf instrumentalisten, maakte Pablo Picasso op verzoek van Stravinsky, een lijntekening (foto).

“Souvenir d’une marche boche” (Herinnering aan een moffenmars) (W29) is een compositie voor piano solo uit 1915. Het manuscript van die compositie werd in facsimile afgedrukt in “Le Livre des Sans-Foyer”, uitgegeven in Londen in 1916, en verkocht ten behoeve van Belgische weeskinderen. Het manuscript bevindt zich in de Library of Congress in Washington.

Het ballet “Pulcinella”, georkestreerd voor een modern kamerorkest met sopraan-, tenor- en bariton, betekende het begin van Stravinsky’s neoklassieke periode. Stravinsky baseerde zich voor zijn compositie immers op 18de -eeuwse muziek van Domenico Gallo, Unico Wilhelm van Wassenaer, Carlo Ignazio Monza en Alessandro Parisotti, vroeger toegeschreven aan Pergolesi. Hun partituren werden door Diaghilev gevonden in bibliotheken in Napels en Londen. Het ballet ging in mei 1920, in première in de Parijse Opéra o.l.v. Ernest Ansermet. De danser Léonide Massine schreef zowel het libretto als de choreografie, en Pablo Picasso ontwierp de kostuums en decors. Het ballet werd geschreven in opdracht van Sergei Diaghilev.

Het ballet “Le Baiser de la fée” (“The Fairy’s Kiss”) in één bedrijf en vier scènes, werd gecomponeerd in 1928 en herzien in 1950, voor George Balanchine en het New York City Ballet. De 4 scènes zijn Prologue, Une fête au village, Au moulin : Pas de deux – Adagio – Variation – Coda – Scène, en Épilogue : Berceuse des demeures éternelles. Gebaseerd op het kortverhaal “Isjomfruen” (“The Ice-Maiden”) van Hans Christian Andersen, was het werk een eerbetoon aan Tsjaikofski, ter gelegenheid van de 35ste herdenking van het overlijden de componist. Stravinsky werkte in zijn partituur verschillende melodieën uit van vroege pianostukken en liederen van Tsjaikofski. Het ballet, een opdracht van Ida Rubinstein (foto) uit 1927, werd gechoreografeerd door Bronislava Nijinska en ging in 1928, in Parijs, in première.

Na de oorlog kreeg de piano een bredere betekenis voor Stravinsky en weerspiegelde zijn nieuwe muzikale richting met zijn focus op klassieke transparantie van lijn en textuur. De Sonate uit 1924, werd gecomponeerd in Biarritz en in Nice, en werd opgedragen aan de gevierde beschermvrouw van de kunsten, prinses Edmond de Polignac.  

De Franse ontwerpster van damesmode, Gabrielle Chanel, die toen de minnares was van de dichter Pierre Reverdy, ontwierp de kostuums voor Stravinsky’s “Apollon musagète”. Zij had enkele jaren eerder, meer bepaald op de vijfde dag van de vijfde maand van het jaar 1921, een parfum, dat ontwikkeld was door de Russisch-Franse chemicus en parfumeur, Ernest Beaux, onder de naam Coco Chanel, op de markt gebracht… Het ballet over Apollo en de muzen, Kalliope, Polyhymnia en Terpsichore, was tussen 1927 en 1928, gecomponeerd in opdracht van de Amerikaanse mecenas, Elizabeth Sprague Coolidge, en ging in april 1928, in Washington in première, in een choreografie van Adolph Bolm (1884-1951). Vervolgens brachten de Ballets Russes op 28 juni, het nieuw ballet in Parijs in een choreografie van George Balanchine. De voornaamste dansers waren Serge Lifar, (Chanel noemde hem “haar broer”), Alice Nikitina, Lubov Tchernitcheva en Felia Doubrovka. Serge Lifar en Alexandra Danilova dansten in 1928, ook “Apollon Musagète” met kostuums ontworpen door Coco Chanel en decors van de schilder, André Bauchant (1873-1958) (“le peintre jardinier”).

Muziek voor piano solo speelde in Stravinsky’s latere jaren een minder prominente rol. Afgezien van zijn Tango en Circus Polka, kwam het instrument alleen nog voor in een aantal van zijn orkestwerken. Niet lang na zijn vertrek naar de Verenigde Staten in september 1939, vestigde Stravinsky zich in Californië, waar hij in 1940, zijn vermakelijke Tango componeerde. Twee jaar later begon hij aan zijn “Circus Polka”, een opdracht van het Barnum en Bailey’s circus, zijn laatste werk voor piano solo, bedoeld om door jonge olifanten te worden gedanst. Wat een verhaal!

Deze unieke, bijzonder prestigieuze uitgave, werd geproduceerd met de steun van de Fondation Igor Stravinsky (Marie Stravinsky, de achterachterkleindochter van de componist), Stravinsky Family Fund (Anastasia Kozachenko-Stravinsky), de Paul Sacher Stiftung (Heidy Zimmermann) en de Kira Auguste Prinzessin von Preussen Musik und Kultur Stiftung (Kira Marina von Bismarck). De hoesjes van de 5 cd’s zijn daarenboven opmerkelijk geïllustreerd met nooit eerder gepubliceerde foto’s van Stravinsky. In deze box ontmoet de Russisch-Slavische ziel, de jazzy drukte van Parijs en New York, gaan neoklassieke en barokke herinneringen, samen met Stravinsky’s ritmische en harmonische moderniteit, ontmoet het klassiek evenwicht van Apollon musagète, het ritme van Pétrouchka, kortom, hier wisselt ruige kracht af met humoristische en nostalgische speelsheid.

De fenomenale, Russische pianist, Alexei Zuev (°1982), startte zijn opleiding tot pianist op zevenjarige leeftijd aan het speciaal conservatorium voor hoogbegaafde kinderen in St. Petersburg. In 1999 won hij de tweede prijs op de Internationale Prokofiev Wedstrijd voor piano in St. Petersburg. Een eerste prijs werd toen nl. niet uitgereikt. Begin 2000 ,studeerde hij aan het Mozarteum in Salzburg bij Alexei Lubimov en sinds 2007, bij Eliso Virsaladze in München. In 2004 won hij in Bad Kissingen, de Kissinger Klavierolymp en in 2009, de tweede prijs op de Géza Anda Wedstrijd in Zürich. In 2012 verscheen Zuev samen met Alexei Lubimov op een cd, uitgebracht door ECM Records, getiteld Claude Debussy Préludes, die de “Prélude à l’après-midi d’un faune” in de transcriptie van 1895 voor twee piano’s bevatte. In 2017 publiceerde hij een cd met pianowerken van Edvard Grieg gespeeld op historische Erard en Pleyel piano’s.  

Inhoud:

CD 1

Renard (1916): I. March

Les cinq doigts (1921)

Quatre études pour piano, Op. 7 (1908)

Trois mouvements de Petrouchka (1921)

Tango for Piano Solo (1940)

Berceuses du chat (1915-16-1940): IV. “U kota, kota”

Grande suite de l’Histoire du soldat (1918)

CD 2

Chant du rossignol (1916-17) – Transcription pur piano (1927)

L’Oiseau de feu, Conte dansé (1910):

Tableau 1

Tableau 2

CD 3

Pulcinella (1919-20): 12 Movements from the Ballet (1920)

Pealudium for Jazz Ensemble (1937)

Tarantella for piano (1898)

Scherzo for piano (1902)

Trois pièces faciles pour piano à quatre mains, main gauche facile (1914-15)

Souvenir d’une marche boche (1915)

Mavra (1922): Ouverture

Circus Polkka, Composed for a young Elephant (1942)

Valse pour les enfants (1917)

Ragtime for eleven instruments (1917-18)

Choeur du Prologue de Boris Godunow (1918)

Fragment des Symphonies pour instruments à vent à la mémoire de Claude Achille Debussy (1920)

Piano-Rag-Music (1918-19)

Serenade in A (1925)

CD 4

Sonata For Piano (1924)

Two Sketches for a Sonata (1966)

Piano Sonata in F-Sharp Minor (1903-04)

Apollon musagète (1927-28)

CD 5

Jeu de cartes. Ballet en trois donnés (1936)

Le Baiser de la fée (1928)

Stravinsky The Complete Piano Solos & Transcriptions Alexey Zuev cd Fuga Libera FUG 777

https://www.stretto.be/2020/09/16/igor-stravinsky-pianistiek-vuurwerk-op-2-pianos-door-het-piano-duo-silver-garburg-op-het-label-berlin-classics-fantastisch-niet-te-missen/

https://www.stretto.be/2018/02/26/marc-andre-hamelin-en-leif-ove-andsnes-spelen-op-een-nieuwe-hyperion-cd-muziek-van-stravinsky-op-twee-pianos-en-hoe/