“Haydn, Cello Concertos in C & D – Hindemith Trauermusik”, door Christian Poltéra en het Münchener Kammerorchester, op het label BIS. Magnifiek!

Naast de beide Celloconcerti en het Adagio uit de Symfonie nr. 13 van Haydn, heeft de Zwitserse cellist ook Hindemiths “Trauermusik” uit 1936, in de versie voor cello en strijkorkest, opgenomen.

Vóór 1800 werden slechts enkele belangrijke celloconcerti gecomponeerd, met uitzondering van werken van componisten als C.P.E. Bach, Haydn, Boccherini en Vivaldi. Vivaldi’s typisch inventieve en diverse celloconcerti o.a. voor piccolo cello, met hun mooie langzame bewegingen, waren vrijwel zeker de allereerste, ooit gecomponeerd voor dit instrument. De eerste celloconcerti werden na de eerste ontwikkeling van het concerto grosso, gecomponeerd in de barok, toen het instrument zijn bescheiden rol als onderdeel van de continuo groep verliet, om zijn plaats als solo-instrument in een concerto-bezetting op te nemen. Tijdens het klassiek en romantisch tijdperk werden verrassend weinig celloconcerti gecomponeerd, terwijl de 20ste eeuw een aantal van de grootste meesterwerken in het genre opleverde.

In 1755 kreeg Haydn een vaste betrekking als kapelmeester aan het hof van graaf von Morzin in “Lukawetz” (vandaag het Tsjechische “Lukavec”). In 1761 werd het orkest opgeheven en kwam Haydn naar Eisenstadt, in het huidige Oostenrijkse Burgenland, in dienst van vorst Paul II Anton Esterházy. Die werd een jaar later door zijn broer Nicolaas I Jozef opgevolgd. Haydn zou tot 1790 aan het orkest in het Paleis Esterházy verbonden blijven. Nicolaas I Jozef begon in 1763 aan de verbouwing van het slot te Eszterháza (nu Fertöd) in klassieke stijl, met o.a. een concertzaal voor wel 400 personen. Het prachtig slot kreeg de bijnaam “Hongaars Versailles”. Nicolaas I Jozef stichtte ook de muziekschool in Eisenstadt en nam in 1766 als opvolger van Gregor Joseph Werner, Joseph Haydn in dienst als kapelmeester.

Haydns Vioolconcerti bv. werden gecomponeerd ten tijde van het bewind van vorst Nicolaas I Jozef Esterházy van Galántha (1714-1790) (foto), vermoedelijk voor de solo violist/concertmeester van het hoforkest van dat moment, Luigi Tomasini. Haydn componeerde zijn eerste celloconcerto tussen 1761 en 1765, voor zijn vriend, Joseph Weigl, die toentertijd de belangrijkste cellist van het Esterházy-orkest was. Haydn componeerde toen in de typische, galante sfeer van de hoofse muziek van de 18de eeuw. Slechts twee authentieke celloconcerti van Joseph Haydn zijn bewaard gebleven, een eerste in C, gecomponeerd in de vroege jaren 1760, maar pas herontdekt in 1961, en een tweede in D, gecomponeerd in 1783 voor Antonín Kraft, een cellist van het orkest van Prins Nikolaus Esterházy, in de typisch klassieke stijl van de jaren 1780.

De Symfonie nr. 13 componeerde Haydn in 1763 voor het orkest van prins Nicolaas I Jozef Esterházy in Eisenstadt. Het manuscript van deze symfonie met o.a. 4 hoorns, pauken en een opvallende cello- en fluit solo, bevindt zich in de Nationale Bibliotheek van Boedapest. Het hoofdmotief van de finale beweging is gebaseerd op de derde regel van de Gregoriaanse hymne Pange Lingua, die in Haydns tijd bekend werd door het leerboek “Gradus ad Parnassum” van Johann Joseph Fux. Het werd ook door Mozart gebruikt in zijn Missa brevis KV 192 en meesterlijk contrapuntisch verwerkt in de laatste beweging van zijn indrukwekkende Symfonie nr. 41, KV 551 “Jupiter”.

De hier opgenomen tweede beweging, Adagio cantabile, is enkel voor strijkers met een extra partij voor een solo-cello. Deze zachte beweging is geheel gebaseerd op de cantabile melodie voor de solo-cello en de begeleidende strijkers voeren alleen eenvoudige akkoorden uit die de basisharmonie ondersteunen. Haydn componeerde dit Adagio waarschijnlijk ook voor de cellist Joseph Weigl. Volgens de toen gangbare praktijk had de solo cellist waarschijnlijk ook ruimte voor improvisatie.

De Beierse en Oostenrijkse cellist, Joseph Franz Weigl (1740-1820) speelde nl. onder leiding van Joseph Haydn, die ook peetvader was van de zoon van de cellist, Joseph Weigl (1766-1846) jr. (foto). Hij studeerde bij Johann Georg Albrechtsberger, Mozart en Antonio Salieri, werd in 1792, kapelmeester aan het hoftheater in Wenen, en van 1827 tot 1838 was hij vice-kapelmeester van het hof. Weigl componeerde een aantal opera’s, zowel Italiaans als Duits en in verschillende genres, hoewel de meeste van zijn late werken religieuze muziek was. Zijn bekendste werk was de opera “Die Schweizerfamilie” (1809). Hij zette ook Emanuel Schikaneders libretto “Vestas Feuer” (1805) op muziek, nadat zijn goede vriend Beethoven, er 2 jaar eerder, slechts 2 nummers voor had gecomponeerd.

Antonín Kraft (1749-1820) (foto) was een goede vriend van Haydn, Mozart en Beethoven. Hij werd geboren in de Boheemse stad Rokycany van een Duitse Boheemse etnische familie die in Bohemen was geassimileerd. Hij kreeg van zijn vader een vroege muzikale opleiding op de cello voor hij rechten ging studeren aan de universiteit in Wenen. Al snel verwierf hij een positie in de keizerlijke Hofkapelle. In 1778 werd hij benoemd tot cellist in het orkest van prins Nikolaus Esterházy, waar hij compositie studeerde bij Haydn. Nadat Esterházy in 1790 overleed, ontsloeg zijn opvolger, prins Anton Esterházy, helaas het grootste deel van het hoforkest.

Kraft ging naar Wenen en werd een van de oprichters van het Schuppanzigh Quartet. Hij speelde met zijn zoon, Nikolaus in het orkest van graaf Grassalkovich in Bratislava en vanaf 1796 in het orkest van Prins Joseph Franz von Lobkowitz. Kraft was een van de grootste cellisten van zijn tijd en zowel Haydns Celloconcert nr. 2 in D als de cellopartij in Beethovens Triple Concerto werden speciaal voor hem geschreven. Als componist schreef hij cellosonates (zes voor cello met bas uitgegeven als op. 1 en 2) en een cello-concerto (op. 4). Hij componeerde ook verschillende duo’s voor viool en cello (op. 3), voor cello en contrabas, en voor twee celli.

Paul Hindemith (foto) componeerde zijn Trauermusik, een suite voor altviool en strijkorkest, op 21 januari 1936, op zeer korte termijn ter nagedachtenis van de Engelse koning George V, die de vorige nacht was overleden. De titel had betrekking op “Mourning Music” of “Funeral Music”, maar bleef bekend onder de Duitse titel. Op 19 januari 1936 reisde Paul Hindemith naar Londen om op 22 januari zijn altvioolconcert Der Schwanendreher te spelen met Adrian Boult en het BBC Symphony Orchestra in Queen’s Hall. Dit zou de Britse première van het werk zijn. Echter, net voor middernacht op 20 januari, overleed koning George V. Het concert werd geannuleerd, maar Boult en de BBC-muziekproducent Edward Clark wilden nog steeds dat Hindemith betrokken was bij alle muziek die in plaats daarvan werd uitgezonden.

Ze hebben uren gedebatteerd over wat een geschikt stuk zou kunnen zijn, maar er kon niets worden gevonden, dus werd besloten dat Hindemith iets nieuws moest componeren. De volgende dag, van 11.00 tot 17.00 uur, zat Hindemith in een kantoor dat hem door de BBC ter beschikking was gesteld en componeerde Trauermusik als eerbetoon aan de overleden koning. Trauermusik werd nog die avond uitgevoerd in een live-uitzending vanuit een BBC-radiostudio, met Boult (foto) als dirigent en Hindemith als solist.

De laatste beweging is het hart van het werk. Daarin citeerde Hindemith nl. het koraal “Vor deinen Thron tret’ ich hiermit”, in Duitsland bekend via de harmonisatie door Johann Sebastian Bach. Hindemith was op dat moment niet op de hoogte, maar de melodie was in Engeland heel bekend als de “Old 100th”, met de woorden, “All people that on Earth do dwell”. Daarnaast bevat het werk ook citaten uit Hindemiths Symfonie, “Mathis der Maler” (1934) en uit zijn Altvioolconcerto, “Der Schwanendreher” (1935).

Christian Poltéra, in 1977, geboren in Zürich, kreeg les van de Amerikaanse-Zwitserse celliste Nancy Chumachenco en van de Russische cellist Boris Pergamenschikow (1948-2004) en studeerde later bij Heinrich Schiff in Salzburg en Wenen. Als solist speelde hij met vooraanstaande orkesten zoals het Gewandhausorchester Leipzig, de Los Angeles Philharmonic, de Münchner Philharmoniker, het Oslo Filharmonisch Orkest, het BBC Symphony Orchestra, het Bamberg Symphony Orchester, het Tonhalle Orkest van Zürich, het Santa Cecilia Orkest Rome, het Chamber Orchestra of Europe, het Orchestre de Paris, de Deutsche Kammerphilharmonie Bremen en de Camerata Salzburg. Hij concerteerde met dirigenten als Riccardo Chailly, Christoph von Dohnányi, Bernard Haitink, Paavo Järvi, Heinrich Schiff en Andris Nelsons. In 2004 werd hij bekroond met de Borletti-Buitoni Award en geselecteerd als een BBC New Generation Artist. Christian Poltéra speelt kamermuziek met musici zoals Mitsuko Uchida, Christian Tetzlaff, Thomas Zehetmair, Gidon Kremer, Karen Gomyo, Lars Vogt, Leif Ove Andsnes, Kathryn Stott, Martin Fröst en het Zehetmair- en Auryn Quartet. Samen met de Duitse violist Frank Peter Zimmermann en de Franse altist Antoine Tamestit vormt hij een vast strijktrio, het “Trio Zimmermann”. Zimmermann speelt overigens ook op een Stradivarius uit 1711. Deze behoorde ooit toe aan Fritz Kreisler.

Christian Poltéra speelt op prestigieuze festivals in Salzburg, Luzern, Edinburgh, Berlijn, Wenen, Sleeswijk-Holstein, de Londense Proms en de Hollywood Bowl in Los Angeles. Sinds 2013 is Christian Poltéra artistiek leider van het kamermuziekfestival in de bergkerk Büsingen (“Kammermusiktage der Bergkirche St. Michael”). Resultaat van zijn intensieve studie van de “originele klank”, o.a. het spelen op darmsnaren, resulteerde in concerten met het Orchestre Révolutionnaire et Romantique o.l.v. Sir John Eliot Gardiner en met Concerto Köln, alsook in de opname van de complete werken voor piano en cello van Beethoven met Ronald Brautigam. Bovendien speelde Christian Poltéra de afgelopen seizoenen de solo cello suiten van Johann Sebastian Bach o.a. in Brussel, München en Vevey.

Christian Poltéra’s opnamen weerspiegelen zijn rijke en divers repertoire. Ze hebben daarenboven talloze onderscheidingen ontvangen (o.a. BBC Music Magazine Award, Gramophone, Diapason d’Or). Hij speelt subliem de Celloconcerti van Walton, Hindemith, Barber, Dutilleux, Lutoslawski, Ernst Toch, Honegger en Frank Martin naast kamermuziek van Prokofiev, Fauré en Saint-Saёns. Met het “Trio Zimmermann” maakte hij opnamen van werk van Mozart, Beethoven en Schubert. Christian Poltéra is docent in Luzern en bespeelt de beroemde “Mara” cello van Antonio Stradivari uit 1711, de Ferrari onder de celli.

Haydn Cello Concertos in C & D Hindemith Trauermusik Christian Poltéra Münchener Kammerorchester SACD BIS 507