“Bach, Orchestral Suites BWV 1066-1069”, door Dunedin Consort o.l.v. John Butt, op het label Linn. Subliem!

Deze opname brengt Bachs 4 magistrale ouverture-suites BWV 1066-1069 samen, waaronder de Suite nr.2, BWV1067, met de beroemde Badinerie. Talloze kopieerfouten in de instrumentale partijen doen vermoeden dat dit stuk oorspronkelijk een toon lager is geschreven, in a klein, en dus waarschijnlijk voor een ander solo-instrument was bedoeld dan de traverso.

De orkestsuite, soms eenvoudig ‘ouverture’ genoemd vanwege de imposante afmeting van het openingsdeel, genoot in het begin van de 18de eeuw grote populariteit, vooral in Midden-Duitsland. Bach had het genre in zijn jeugd ontdekt en gecultiveerd tot zijn late periode in Leipzig. De belangrijkste bronnen voor de suites zijn kopieën uit de periode in Leipzig, sommige geschreven en gecorrigeerd door Bach zelf. Aangenomen wordt dat de tweede en derde suites in Leipzig zijn gecomponeerd. Van de tweede suite zijn de uitgeschreven partijen (met een autograaf voor de fluit- en altvioolpartijen) gedateerd op 1738/39, en daarmee de laatst gecomponeerde suite van Bach. Van de derde suite bestaan uitgeschreven partijen die op 1730 zijn gedateerd, en die in een verzameling zijn opgenomen met twee suites voor kleiner ensemble van Johann Bernhard Bach. Bach schreef zelf de partijen uit voor de eerste viool en het basso continuo, de rest werd uitgeschreven door zijn zoon Philipp Emanuel en zijn leerling Johann Ludwig Krebs.

Van de eerste en vierde suite bestaan geen bronnen in autograaf. Uitvoering van deze suites in Leipzig betekent niet dat de werken uit de periode in Leipzig stammen. De eerste suite, traditioneler van opzet, zou uit de periode in Köthen stammen, van deze suite bestaan wel uitgeschreven partijen uit 1724-1725. Van de vierde suite bestaat een vroegere versie met twee instrumentale koren van enerzijds violen en anderzijds hobo’s en fagotten. Deze versie werd de basis van cantate BWV 110, Unser Mund sei voll Lachens, gecomponeerd voor Eerste Kerstdag 1725, met toegevoegde partijen voor drie trompetten en pauken. De uiteindelijke versie van de suite, met trompetten en pauken in bourrée I, de gavotte en de réjouissance, dateert waarschijnlijk uit 1730.

Wist u trouwens dat Gustav Mahler ter gelegenheid van zijn nieuw dirigentschap bij de New York Phillharmonic, uit Bachs tweede en derde suite, een suite heeft samengesteld? Deze “Suite aus dem Orchesterwerken” ging op 10 november 1909, in de Carnegie Hall in New York in première, waarbij Mahler dirigeerde van achter een door Steinway geleverd spinet. Uit de tweede suite koos hij de Ouverture, het Rondeau en de Badinerie, uit de derde suite, het Air en de beide Gavottes. In deze solistische uitvoering van Bachs orkestsuites o.l.v. John Butt, met bv. “slechts” 5 violen, 1 altviool en 2 celli, worden contrapuntische vaardigheid en melancholische expressie op een hoogst transparante en originele wijze, ragfijn gecombineerd met de aanstekelijke dansritmes. 

De magnifieke orkestsuites vormen het laatste deel in Dunedin Consorts langlopende Bach Masterworks-serie voor Linn, een serie die door Gramophone als ‘niets minder dan sensationeel’ wordt geprezen. Het ingewikkeld contrapunt en de buitengewone technische eisen bieden een kans om tijdens deze vier statige ouvertures en dansen in Franse stijl, de virtuoze vaardigheid te demonstreren die aanwezig is in een ensemble van Dunedins niveau. De eerste twee suites zijn eerder bescheiden qua bezetting, maar achter deze lichtheid en eenvoud schuilt een complexe muzikale taal die gebaseerd is op innig verweven bewegingen. De derde en vierde suite vragen om trompetten, pauken, hobo’s en een volledige aanvulling van strijkers, en vormen zo een grote finale van Dunedins ongeëvenaarde Bach-serie. Subliem!

John Butt (°1960) werd opgeleid aan de Solihull School met een muziekbeurs. In 1979 begon hij zijn bacheloropleiding aan de Universiteit van Cambridge, waar hij van 1979 tot 1982 de functie van orgelwetenschapper aan King’s College bekleedde. Hij promoveerde in 1987 in Cambridge. Na zijn afstuderen doceerde hij aan de Universiteit van Aberdeen en was hij Fellow van Magdalene College aan de Universiteit van Cambridge. In 1989 werd hij universitair organist en assistent-professor muziek aan de University of California, Berkeley en in 1992 werd hij gepromoveerd tot universitair hoofddocent en directeur van het Universitair Kamerkoor. In de herfst van 1997 keerde Butt terug naar de Universiteit van Cambridge als Universitair Docent, Director of Studies for Music aan King’s College en Fellow van King’s College. Hij werd ook de oprichter en directeur van King’s Voices gemengd koor. Sinds oktober 2001, is Butt de Gardiner Chair of Music aan de University of Glasgow; hij was ook hoofd van de muziekafdeling van 2001 tot 2005. Sinds 2003 dirigeert hij het Dunedin Consort, een professioneel ensemble in Edinburgh voor uitvoeringen in historisch geïnformeerde uitvoeringen. Aan het einde van de academische sessie 2013/14 werd Butt ook benoemd tot interim-directeur van muziek van het Glasgow University Chapel Choir, nadat James Grossmith die functie had verlaten om koordirigent te worden van de Royal Swedish Opera. Dunedin Consort is het toonaangevend barokensemble in Schotland, bekend om zijn levendige en inzichtelijke uitvoeringen en opnames.

De groep is opgericht door Susan Hamilton en Ben Parry in 1995 en genoemd naar “Din Eidyn”, de oude Britse, Keltische naam van Edinburgh Castle. Dunedin Consort heeft de ambitie om oude muziek vandaag opnieuw relevant te maken. Spelend op historische instrumenten, met one to a part koren, presenteert de groep concerten die zowel intiem als stimulerend zijn, vaak gericht op het recreëren van de muziek zoals oorspronkelijk bedoeld. Onder leiding van de organist, John Butt (“Gardiner Chair of Music at the University of Glasgow”), heeft met dit ensemble twee felbegeerde Gramophone Awards gewonnen, in 2007 voor de opname van Händels “Messiah” en in 2014 voor de opname van Mozarts Requiem. In 2018 werd het genomineerd voor een Royal Philharmonic Society Award in de categorie, “Ensemble”.

In zijn Händel-serie heeft Dunedin Consort, Messiah opgenomen, in zijn originele Dublin-versie, en Esther (het eerste oratorium van Handel in het Engels). In 2017 bracht Dunedin Consort de opname van de Vespro della Beata Vergine 1610 van Monteverdi uit met succesvolle kritieken. Hoewel Dunedin Consort toegewijd is aan het uitvoeren van repertoire uit de barok en de vroege klassieke periode en onderzoek doet naar specifieke historische uitvoeringsprojecten, (historically informed performance), heeft het ensemble ook nieuwe werken in opdracht in première gespeeld van componisten als Sally Beamish, Harvey Brough, Corrina Hewat, Peter Nelson, William Sweeney, en Errollyn Wallen.

Bach Orchestral Suites BWV 1066-1069 Dunedin Consort John Butt 2 cd  Linn CKD666