In de taal van Bach heette een partita een “Tanzfolge” of “Variationsreihe”. Johann Sebastian Bach componeerde deze suiten/partita’s als onderdeel van zijn “Clavier-übung” met didactisch-pedagogische bedoelingen. Bach partita’s hielden het midden tussen “Gebrauchsmusik” en “Unterhaltungsmusik”. Zijn partita’s vormden daarvan zijn compendium, de “Verdichtung” en “Vergeisterung” van de Klavierkunst. “Gespräche der Musik mit sich selbst”, experimenteel en humoristisch. Sarabanden werden bij Bach muzikale meditaties en genrestukken kregen een contrapuntische spiritualiteit en werden ironische gesprekken met de traditie.
Wat moet we u zich bij een partita voorstellen? “Partita” is de afkorting van “Forma Bipartita”, een eendelige maar tweeledige vorm (A-A’ of A-B). Tegen het einde van de eerste episode wordt van tonica naar dominant gemoduleerd, in de tweede episode wordt terug gemoduleerd naar de tonica. De tweede episode (B) is vaak een variatie van de eerste episode.
De meeste dansen in de Baroksuites waren gecomponeerd in deze “Forma Bipartita”. Uit deze partitavorm ontstonden bij Domenico Scarlatti (1685-1757) de eerste Essercizi en uit de thematische uitbreiding van de tweede episode, ontwikkelde zich later de bi-thematische, klassieke sonatevorm. Bach publiceerde zijn zes partita’s in 1731 als zijn Clavier-Übung I. De klavierwerken waren bedoeld om kennis te nemen van zowel compositorische als uitvoeringstechnische elementen. Een soort van studies dus, meer bepaald voor liefhebbers van klaviermuziek. Ze kregen later hun plaats in de Bach-catalogus (Verzeichnis) onder de nummers BWV 825/830. De “Clavirübung”, “Denen Liebhabern zur Gemüths Ergoetzung verfertiget von Johann Sebastian Bach”, aldus de vervolledigde titel op de editie van de zes Partitas in 1731, werd door Bach op eigen kosten gepubliceerd om zijn naam als klaviercomponist te vestigen. Het was het hoogtepunt van de traditionele suite met zijn verschillende dansen naar Italiaanse en Franse modellen, uitgewerkt tot een Duitse, meer contrapuntische vorm.
Sebastian Bach componeerde zijn partita’s overeenkomstig met het model van de Franse suite van Louis Couperin en Johann Jakob Froberger. De Franse suite had nl. zijn plaats in de Duitse steden en vorstendommen rond 1700 verworven. De “Ordres” van Louis Couperin waren het voorbeeld voor Johann Jakob Froberger (1616-1667) en Bach zelf nam die volgorde over in zijn Franse suites. Toen Bach in 1726, de eerste partita onder deze titel uitbracht, was hij nog maar net benoemd tot cantor in Leipzig als opvolger van Johann Kuhnau (foto’s).
Kuhnau had in 1689 en 1692, respectievelijk zijn “Neuer Clavier-Übung, Erster Theil en Andrer Theil”, die elke zeven partita’s omvatten, gepubliceerd. Kuhnau koos waarschijnlijk als eerste de naam “Clavier-Übung” (‘klavieroefening’) en hij deed dit duidelijk in navolging van de Italiaanse term “essercizi” (oefeningen), die terugging tot de vroege 17de eeuw. Ook Domenico Scarlatti (“Essercizi per gravicembalo”, oefeningen voor het klavecimbel, uit 1738) en Telemann (“Essercizii musici”, 1739-1740) gebruikten de term. In Duitsland was de eerste volgeling van Kuhnau dienaangaande, de “Clavier-Übung” van Johann Krieger (“Anmuthige Clavier-Übung”, 1699).
Bachs partita’s verschenen tussen 1726 en 1730. Eerdere versies van de 3de– en 6de partita waren reeds eerder verschenen in het “Notenbüchlein für Anna Magdalena Bach”. In 1726 droeg Bach zijn eerste partita, zijn “geringe musicalische Erstling aus unterthänigster Devotion, die erste Frucht, die meine Saiten bringen”, op aan Emanuel Ludwig, de pasgeboren zoon van zijn gewezen broodheer, Leopold von Anhalt-Köthen.
De gebruikelijke, Franse indeling van de klaviersuite bestond uit een reeks gestileerde dansen volgens het patroon allemande-courante-sarabande-gigue, met mogelijke invoeging na de sarabande van een air of een menuet. Bach was weliswaar zo vindingrijk dat hij de dansen afwisselde met modieuze, galante genrestukken als capriccio, burlesca, scherzo, rondeaux, passepied en gavotte. Bachs partita’s waren een mengeling van de Italiaanse en de Franse stijl. Ze gaan niet verder dan driestemmigheid. Driestemmige inventie (praeludium tot de 1ste partita), een soort van perpetuum mobile (Allemande van de 1ste partita), een sarabande zoals men ze bracht in Versailles (Sarabande uit de 1ste partita), menuetten in de stijl van Rameau, of grote virtuositeit (in de Gigue van de 1ste partita).
Daarnaast een arioso boven een basso continuo en de combinatie van een ouverture à la Française en een Italiaanse sinfonia, een air afgewisseld met een duo (sarabande uit de 2de partita), rondeaux in de stijl van de Franse klavecinisten, een fantasie als tweestemmige inventie, contrapuntisch en complex van ritme, een gigue als driestemmige fuga. Een praeambulum in geïmproviseerde toccatastijl (5de – en 6de partita), een sarabande uitgewerkt als sonatevorm met twee thema’s, compleet met expositie en modulaties in de doorwerking (sarabande uit de 5de partita), een air met basso continuo als contrapuntische tegenmelodie. Om u maar een idee te geven van hun rijkdom.
Sinds 1822 heeft de Royal Academy of Music generaties muzikanten geïnspireerd om verbinding te maken, samen te werken en te creëren. Deze opname van Bach Partitas zet deze missie voort en herenigt de beroemde klavecinist en dirigent Trevor Pinnock (1946) (foto) met studenten van de Royal Academy of Music en de Glenn Gould School van het Koninklijk Conservatorium in Toronto.
Na het succes van Goldberg Variations (arr. voor klein orkest van Jozef Koffler), gaf Jonathan Freeman-Attwood opdracht voor ‘re-imaginings’ van drie van Bachs meest gevierde klavierpartita’s voor dezelfde bezetting (15 strijkers, fluit, hobo, Engelse hoorn en fagot), door alumnus-componist Thomas Oehler. De creatieve uitdaging om een nieuw perspectief te bieden op enkele van Bachs meest elegante, vindingrijkste en meest verfijnde klavierwerken, werpt zijn vruchten af in de handen van getalenteerde musici o.l.v. Trevor Pinnock, en onthult hoe Oehlers arangement van Bachs partituur, de muziek net zo helder laat stralen als altijd.
De veelzijdige, jonge componist Thomas Oehler wordt beschouwd als een veelbelovende stem. Oorspronkelijk afkomstig uit de Elzas, studeerde hij eerst trompet aan de Nationale Muziekschool in Mulhouse. Vervolgens concentreerde hij zich op musicologie en theorie en behaalde hij een “Maitrise de musique” aan de Marc Bloch Universiteit in Straatsburg. Na zijn afstuderen ontving hij een op verdiensten gebaseerde beurs ter voorbereiding op de “Agrégation de Musique”, een zeer prestigieuze academische wedstrijd in Frankrijk om docenten in het hoger onderwijs te werven. Hij werd gerangschikt als een van de beste kandidaten, onder de meer dan tweehonderd anderen uit heel Frankrijk. Omdat hij een sterke interesse had in lesgeven, werd hij uitgenodigd om harmonie- en auditieve vaardigheden te doceren aan de Marc Bloch Universiteit en startte hij enig onderzoek binnen de afdeling musicologie. Hij ging in 2004 naar het Conservatoire National Supérieur de Musique in Parijs om harmonie te studeren bij Jean-Francois Zygel en contrapunt bij Jean-Baptiste Courtois, waar hij in 2005, de prestigieuze “Prix d’Harmonie” en in 2006, de “Prix de Contrepoint” behaalde, beide met hoge onderscheiding.
Altijd enthousiast om een breed scala aan muzikale vaardigheden te ontwikkelen, kreeg hij ook een klaviervaardigheidstraining bij Isabelle Duha en pianolessen van Eliane Reyes, een oud-leerlinge van Martha Argerich. Het was in die tijd dat hij een sterke interesse ontwikkelde in muziek toegepast op andere media en in september 2005 begon een samenwerking met de school van het Nationale Theater in Straatsburg. Hij schreef muziek voor het toneelstuk L’échange van Paul Claudel, in nauwe samenwerking met de regisseur. In september 2006 kwam hij naar Londen om te studeren aan de Royal Academy of Music tijdens een Erasmus-uitwisseling, ondersteund door het Ryoichi Sasakawa Young Leaders Fellowship Fund en een beurs toegekend door het “Ministère de la Culture”. Hij ontving ook de prestigieuze Entente Cordiale Scholarship, toegekend door de Britse Raad en hij is momenteel houder van de Manson Fellowship voor compositie aan de Academie.
Bach Partitas re-Imagined for Small Orchestra by Thomas Oehler Trevor Pinnock Royal Academy of Music Soloists Ensemble, with guests from The Glenn Gould School cd Linn CKD730