“Reflet” door Sandrine Piau (sopraan) en het Orchestre Victor Hugo o.l.v. Jean-Francois Verdier, op het label Alpha. Magnifiek!

Na “Clair Obscur”, gewijd aan Duitse orkestliederen, roept de cd “Reflet” nu de nuances en transparanties op van Franse Mélodies. Op het programma staat werk van Hector Berlioz (1803-1869), Henri Duparc (1848-1933), Charles Koechlin (1867-1950), Claude Debussy (1862-1918), Maurice Ravel (1875-1937) en Benjamin Britten (1913-1976).

Berlioz’ “Les Nuits d’été”, een reeks van zes “Mélodies”, op gedichten van Théophile Gautier (foto) uit de bundel “La Comédie de la mort”, (1838), gecomponeerd rond 1840 en gepubliceerd in september 1841, waren in eerste instantie bedoeld voor een mezzosopraan- of tenorstem, begeleid op de piano. De eerste uitvoering van de vierde melodie, “Absence”, vond plaats in april 1842, in de zaal van het Conservatorium, tijdens een concert, georganiseerd door de Poolse pianist Henri-Louis-Stanislas Mortier de Fontaine en zijn (Belgische) vrouw, Marie-Josine Vanderperren. Berlioz orkestreerde “Absence” in 1843, en de andere Mélodies in 1856.

De talentvolle Henri Duparc (foto) studeerde reeds als kind piano bij César Franck en was later een van zijn eerste compositieleerlingen. In 1871 richtte hij met bevriende musici, onder wie Camille Saint-Saëns en Romain Bussine, de Société nationale de musique op, waarvan hij zelf secretaris werd. Duparc is het bekendst geworden door zijn 17 liederen (mélodies pour voix et piano) op teksten van o.a. Baudelaire, Gautier, Leconte de Lisle, en Goethe. Deze liederen zijn exemplarisch als vorm van het Lied en worden tercht beschouwd als behorend tot de top in het genre. Op deze cd werden zijn “Chanson triste” op tekst van Jean Lahor en” L’Invitation au voyage” op tekst van Baudelaire opgenomen.

De selecties van Berlioz en Duparc effenen de weg voor de mogelijk ideale middenweg die Piau bewandelt in de buitenaardse maar uitnodigende poëtische en harmonische wereld van Ravels Mallarmé-liederen. Piau en Verdier roepen veel beelden op en de van kleur veranderende oppervlakken worden gecompenseerd door een subtiele taalkundige prominentie, waardoor de emotioneel onderbouwde tekst wordt geanimeerd. De delicatesse van Verdiers begeleidingen met Besançons Orchestre Victor Hugo heeft een betoverend effect van de gekozen Koechlin-liederen.

In Brittens “Quatre Chansons françaises”, gecomponeerd door de 14-jarige! Britten in 1928, opgedragen aan zijn ouders, maar pas in 1982 gepubliceerd, lijken muziek en de gedichten van Verlaine en Victor Hugo, soms tegengesteld aan elkaar in deze doorgecomponeerde liederen met de dramatiek van een operascène, vooral in ‘L’enfance’ (V. Hugo).

De ’Suite bergamasque’, is één van de fascinerendste werken voor piano. Niet alleen door zijn rijke, impressionistische kwaliteiten, maar zeker ook door zijn mysterieus karakter. Af en toe hoort men een orkestuitvoering van de Suite Bergamasque, meestal met veel strijkers. Het bijzondere en het apart karakter van de piano met de bijbehorende, bijzondere akkoorden, kan echter door een instrumentele bezetting niet worden overtroffen. Aangenomen wordt, dat Debussy al in 1890 begon aan de suite. In 1905 herzag hij het werk, publiceerde het, en gaf het de naam die het nu heeft. De “Suite Bergamasque” bestaat uit vier delen.

In dit werk breekt Debussy door met nieuwe klanken. Vooral het derde deel van de suite, “Clair de lune” moet bij de eerste uitvoering ervan sensatie hebben opgeroepen. De eerste drie stukken hebben een gemeenschappelijk motief. Het derde deel, “Clair de lune”, is het mooiste gedeelte van de suite. De sublieme melodie, klinkt hier subliem, als rivieren van dansende noten in een kleurrijke harmonie. Vaak wordt dit deel als een zelfstandig pianowerk gespeeld. De titel “Clair de lune” komt een paar keer voor in het gedicht van Paul Verlaine.

Maurice Ravel had een voorliefde voor de poëzie van Mallarmé. De Drie Gedichten van Stéphane Mallarmé van Maurice Ravel, voor sopraanstem, twee fluiten, twee klarinetten, piano en strijkkwartet uit 1913, niet te verwarren met deze van Debussy, werden voor het eerst uitgevoerd door Jane Bathori onder leiding van D.E. Inghelbrecht, tijdens het openingsconcert van de SMI van het seizoen 1913-1914. Op dit concert werden ook “Le Petit Elfe Ferme-l’oeil” van Florent Schmitt voor piano vierhandig, de vier hindoegedichten van Maurice Delage en de drie Japanse lyrische gedichten van Stravinsky voor het eerst uitgevoerd. Ravels gedichten completeerden het concert.

In 1913 was nl. de eerste volledige uitgave van Mallarmé’s gedichten verschenen. De drie gedichten werden in hetzelfde jaar gecomponeerd, in verschillende steden, die verwijzen naar de belangrijkste punten van verbondenheid van Ravels familie- en vriendschappelijk leven: “Placet futile” werd voltooid in Parijs, “Surgi “ in Saint-Jean-de-Luz en “Soupir” in Clarens in Zwitserland, waar hij Stravinsky woonde. De gedichten zijn “Soupir”, opgedragen aan Igor Stravinsky, “Placet futile”, opgedragen aan Florent Schmitt en “Surgi de la croupe et du bond”, opgedragen aan Erik Satie.

Charles Koechlin (1867-1950), een telg uit een kroostrijk gezin uit de Elzas, wilde als kind astronoom worden. Hij studeerde eerst aan de befaamde “École Polytechnique” en had in 1889 een korte carrière bij het leger als “officier d’artillerie”. Op 15-jarige leeftijd begon hij te componeren en koos uiteindelijk voor de muziek. Vanaf 1889 studeerde hij aan het Parijse “Conservatoire national supérieur de musique” bij André Gedalge (contrapunt en fuga), Jules Massenet (compositie en orkestratie), Antoine-Barthélémy Taudou (harmonieleer) en Gabriel Fauré (compositie). Fauré en Debussy zagen meteen een belofte in de magische orkestratiekunsten van Koechlin. In de periode 1890 tot 1908 domineerde het lied (Mélodie). Na impressionistische stemmingsmuziek, componeerde Koechlin vanaf 1908 volgens zijn “technique du développement”. Hij vond zijn heel persoonlijke, eigen stijl en werd beschouwd als tovenaar en onderzoeker van de orkestklank.

De Franse sopraan Sandrine Piau (1965) is vooral bekend voor barokmuziek, maar blinkt ook uit in romantische en modernistische kunstliederen. Ze heeft de veelzijdigheid om werken uit te voeren van Vivaldi, Rameau, Handel tot Schumann, Debussy en Poulenc. Ze maakte talloze studio-opnames, voornamelijk voor Harmonia Mundi, Naïve en Alpha. Geboren in Issy-les-Moulineaux, studeerde ze aanvankelijk harp en ging ze zang studeren aan het Conservatorium van Parijs. Na haar ontmoeting met William Christie en hun samenwerking, met name op het festival van Aix-en-Provence, wijdde ze zich aan barokmuziek, en ze vervolgde haar vocale studies bij de legendarische sopraan, afkomstig uit Lyon, Rachel Yakar en René Jacobs.

Ze werkte samen met veel van de toonaangevende Europese dirigenten van de barokrevival, onder wie Marc Minkowski, Philippe Herreweghe, Paul McCreesh, Alan Curtis, Christophe Rousset, René Jacobs en Fabio Biondi, en ze nam deel aan het project van Ton Koopman en het Amsterdam Baroque Orchestra & Choir, om het compleet vocaal werk van Johann Sebastian Bach op te nemen. In 2003 was Piau te zien als Konstanze in een nieuwe productie van Mozarts “Die Entführung aus dem Serail” van de Beierse Staatsopera. Ze werd in 2006 door de Franse regering benoemd tot Chevalier van de Ordre des Arts et des Lettres, ze was in 2009, Artiste lyrique de l’année, op de Victoires de la musique classique, en ze nam op 12 januari 2017, deel aan het openingsconcert van de prestigieuze Elbphilharmonie, waar ze Aban Bergs “Sieben frühe Lieder” zong.

De Franse klarinettist en dirigent, Jean-François Verdier studeerde af aan het Conservatorium van Parijs. Sinds 1996 is hij solist bij de Opera van Parijs en hij was solist bij het Orchestre national du Capitole de Toulouse. Sinds 1997 geeft hij les aan het Conservatorium van Parijs. Beschouwd als een van de beste Europese klarinettisten en winnaar van verschillende internationale uitvoeringsprijzen, is Verdier ook actief als dirigent. Van 2008 tot 2010, leidde hij het Orchestre national de Lyon en was hij o.a. gastdirigent bij de Opéra national de Paris en Opéra Bastille.

Het Orchestre Victor Hugo werd opgericht in 2010 in Besançon (Doubs), met de Franse dirigent en klarinettist Jean-François Verdier als artistiek en muzikaal leider. Het ontstond uit de fusie van het Besançon Orchestra (opgericht in 1994 en onder leiding van Peter Csaba) en het Montbéliard Orchestra (opgericht in 1992 en onder leiding van Paul Staïcu). Het definieert zichzelf vooral als een “collectief van muzikanten ten dienste van het publiek en de muziek” en richt zich op alle doelgroepen, inclusief de jongsten met artistieke projecten die speciaal voor hen zijn ontworpen, het openen van repetities, het spelen in bibliotheken, schoolpleinen, fabriekshangars en van uiteraard concertzalen. Zijn repertoire strekt zich uit van Bach tot Le Sacre du Printemps, van romantiek tot jazzrock. Hij programmeert concerten voor marimba, glasharmonica of zelfs alpenhoorn en biedt creaties aan met de schrijvers Bernard Friot en Vincent Cuvellier, de schilder Charles Belle, de choreograaf Nathalie Pernette…

Tracklist:

Hector Berlioz Les nuits d’été

  1. Le Spectre de la rose

 Henri Duparc

  1. Chanson triste
  2. L’Invitation au voyage

 Charles Koechlin Poèmes d’Edmond Haraucourt

  1. Pleine eau
  2. Aux temps des Fées
  3. Épiphanie

 Claude Debussy Suite bergamasque

  1. Clair de lune (orkestversie van André Caplet)

 Maurice Ravel 3 Poèmes de Stéphane Mallarmé

  1. Soupir
  2. Placet futile
  3. Surgi de la croupe et du bond

 Claude Debussy Epigraphes antiques

  1. Pour remercier la pluie au matin (orkestversie van Ernest Ansermet)

 Benjamin Britten Quatre chansons françaises

  1. Nuits de juin
  2. L’Enfance
  3. Sagesse
  4. Chanson d’automne

Reflet Sandrine Piau Orchestre Victor Hugo, Jean-Francois Verdier cd ALPHA1019