“Johann Sebastian Bach, Die Kunst der Fuge”, door Masaaki Suzuki (klavecimbel), op het label BIS. Heerlijk!

Bach componeerde tussen 1742 en 1750, tijdens de laatste acht à negen jaar van zijn leven, gecompliceerde contrapuntwerken, de Goldbergvariaties (1742), het Musicalisches Opfer (1747), de Canonischen Veränderungen über Von Himmel Hoch (1747) en Die Kunst der Fuge (1745-1749). Bachs “Die kunst der Fuga” is, door de grote verscheidenheid aan thematisch materiaal, even intiem in uitvoering als wetenschappelijk van aard. Het was de samenvatting van de glorieuze tradities van zowel compositietechniek als uitvoeringspraktijk.

Wie was Johann Sebastian Bach? | NPO Klassiek

“Die Kunst der Fuge” was zowel het contrapuntisch opus magnum van Johann Sebastian Bach als zijn laatst compleet en voltooid werk. Het werd vermoedelijk gecomponeerd tussen 1745 en 1749. Volgens het titelblad luidde de oorspronkelijke titel eigenlijk, “Die Kunst der fuga”, met gebruik van het Latijns of Italiaans woord fuga i.p.v. het Duits woord, “Fuge”, zoals in de twee gedrukte edities van 1751 en 1752. Voor de wetenschappelijke benadering van Bach is dit detail belangrijk voor Bach en de numerologie. Gematria, een vorm van numerologie, is nl. een geheime leer die woorden in getallen omzet om daarmee verborgen verbanden te ontdekken.

In de “Gematria Bachiana” speelt het getal 14 een belangrijke rol. De optelling van de cijfers die corresponderen met de letters B-A-C-H (2-1-3-8 in de volgorde van het alfabet), maakt samen 14. De letters J-S-B-A-C-H (9-18-2-1-3-8), vormen samen 41, het spiegelbeeld van 14. De letters van Bachs volledige naam, J-O-H-A-N-N-S-E-B-A-S-T-I-A-N-B-A-C-H, zijn de nummers 9-14-8-1-13-13-18-5-2-1-18-19-9-1-13-2-1-3-8 in het alfabet. De optelling van deze cijfers levert, 158 op. De alfabetische volgorde van de 15 letters van D-I-E-K-U-N-S-T-D-E-R-F-U-G-A, met de a i.p.v. de e in “Fuga”, corresponderen met de cijfers (4-9-5-10-20-13-18-19-4-5-17-6-20-7-1). De som van deze 15 cijfers is, 158. De som van de afzonderlijke cijfers van het getal 158, 1, 5 en 8=14. Dit is het getal dat overeenstemt met de som van de cijfers van de vier letters, BACH, (2-1-3 en 8) is14.

“Die Kunst der Fuga” (KdF), in de vorm en de volgorde in het Berlijns handschrift, heeft alles van een voltooid werk. Het bevat 14 fuga’s en canons, alle gebaseerd op een enkel, origineel thema, als basis van het ganse werk, waarbij de contrapuntische perfectie van de individuele stukken, toenemen qua moeilijkheidsgraad. De enkelvoudige fuga’s (simplex rectus), contrafuga’s, fuga’s met meer thema’s (a tre en a quattro soggetti), spiegelfuga’s (inversus) en de 2 canons, zijn in de gedrukte versie met de gebruikelijke Latijnse en Italiaanse namen aangeduid, per Augmentationem (in contrario motu) en Dimininutionem (met het thema in verdubbelde en gehalveerde nootwaarden), in contrario motu (in tegengestelde beweging), contrappunto simplice inversus en contrappunto duplici (rectus en inversus) (omgekeerd in spiegelbeeld), en in Fuga en Canon alla Ottava, alla Decima of Duodecima, waarbij de volgende stem een octaaf plus decime of duodecime inzet.

Bachs zoon Carl Philipp Emanuel schreef na het overlijden van zijn vader in het manuscript bij de laatste fuga “Über dieser Fuge, wo der Nahme B.A.C.H. im Contrasubject angebracht worden, ist der Verfasser gestorben”. In 1751 werd het werk postuum gepubliceerd met een heruitgave in 1752 met een uitgebreide inleiding van Friedrich Wilhelm Marpurg (1718-1795). Ook Marpurg vermeldde de plotselinge dood als oorzaak van het niet afronden van het werk. De vraag is of het onvoltooid werk door overmacht niet is afgerond of dat het onvoltooid is overgeleverd, mede doordat het zowel na Bachs dood uit de nagelaten manuscripten en gecorrigeerde delen moest worden samengevoegd en is gerangschikt door drukkers. Volgens Christoph Wolff waren er goede argumenten om te betogen dat Bach het werk, al dan niet in schetsvorm, wel degelijk heeft afgerond.

Ondanks het feit dat het handschrift, één van de 4 bestaande, Berlijnse handschriften in de Staatsbibliotheek in Berlijn, (het “Hauptautograph” en 3 losse bladzijden met een canon en contrapunctus 13 en 14, als bijlagen), al bestudeerd en samengevoegd was met de edities van 1751 en 1752, werd het handschrift als onvolledig beschouwd, als niet veel meer dan een voorbereidende fase. Pas de laatste tijd begonnen onderzoekers, onder wie Christoph Wolff, op te merken dat de KdF zoals het manuscript op het moment van voltooiing, wellicht een vergelijking zou kunnen doorstaan met de vermeende ‘definitieve versie’ van de gedrukte edities, en dus mogelijk verheven zou kunnen worden tot de volledige waardigheid van een “Alte Fassung”.

Dit zou betekenen dat het Berlijns handschrift in feite de nieuwste en dichtst bij de definitieve versie van de KdF zou zijn, terwijl de eerste gedrukte editie volledig het resultaat was van de gezamenlijke inspanningen van Bachs kinderen en studenten, daar er geen bewijs is dat Bach ooit betrokken was bij voorbereidende werken met betrekking tot zijn composities. Bovendien lijkt de volgorde die wordt weergegeven in het Berlijns handschrift, beslist logischer en zelfs artistieker dan die van de eerste gedrukte editie, die in vergelijking, minder interessant lijkt en niet zonder compilatiefouten.

De Japanse dirigent, klavecinist en organist, Masaaki Suzuki (1954) behaalde in 1979, zijn diploma’s orgel en dirigeren aan de Tokyo University of the Arts. Hij ging zich vervolgens verder bekwamen voor orgel (Piet Kee), klavecimbel (Ton Koopman) en improvisatie (Klaas Bolt) aan het Conservatorium van Amsterdam. In 1980, behaalde hij een Tweede prijs op de wedstrijd voor klavecimbel (basso continuo) en in 1982 de Derde prijs voor orgel, beide in de internationale wedstrijden die jaarlijks worden georganiseerd in het kader van het Festival Musica Antiqua. In 1981-1983 doceerde hij klavecimbel aan de Muziekhogeschool van Duisburg in Duitsland. Terug in Japan gaf hij talrijke concerten, zowel op orgel als op klavecimbel. Hij organiseerde ook de concerten die werden gegeven in de Universiteit voor vrouwen van Shoin in Kobe, waar in de kapel een klassiek Frans orgel, gebouwd door Marc Garnier, werd geïnstalleerd. Vanaf 2005 was hij docent orgel en klavecimbel aan de Geijutsu Universiteit (Muziekconservatorium) in Tokyo. Hij stichtte en leidde er het departement Oude Muziek. Op 1 juli 2009 werd hij gastprofessor voor koordirectie aan het Yale Institute for Sacred Music en dirigent van de Yale Schola Cantorum.

Johann Sebastian Bach Die Kunst der Fuge Masaaki Suzuki (harpsichord) SACD BIS 2531