Marlisa den Hartog, “Seks in de Renaissance, Standjes en standpunten in de tijd van Da Vinci (en wat we daar nu van kunnen leren)”, een uitgave van atlas contact.

Hoe dacht men tijdens de Renaissance over seks? Marlisa den Hartog neemt je mee op een tocht vol vervreemding én herkenning, en laat je met een nieuwe blik kijken naar de opvattingen van toen en nu.

Fysieke intimitiet was in de vroegmoderne tijd niet echt iets om aan het publiek tentoon te stellen. Afbeeldingen van liefde en seks in de Italiaanse renaissancekunst kunnen op drie manieren worden geclassificeerd: metaforische, mythologische of privébeelden. Mensen hebben altijd seks gehad, maar pas sinds kort praten ze erover. Het Victoriaans tijdperk was misschien extreem in termen van preutsheid, waarbij de erotische Griekse zoldervaasschildering de tegenpool was, maar gedurende het grootste deel van de westerse geschiedenis was er weinig weergave van fysieke liefde. Toen artistieke opdrachten werden gedomineerd door religieuze onderwerpen, zouden we uiteraard geen dijen zien, dus moesten we wachten tot beschermheren uit de Italiaanse renaissance het mythologisch genre uitvonden.

Reeds in de Italiaanse Renaissance gaven mensen betekenissen aan seksuele handelingen. Bepaald gedrag werd als ongezond of zondig gezien, of als gepast of juist ongepast voor mensen met een bepaalde sekse, leeftijd of sociale status. Hoewel zij dat geheel aan betekenissen niet de naam ‘seksualiteit’ gaven, waren ze wel degelijk in staat om op een abstract niveau kritisch te reflecteren op hun ideeën over seks. Het bestuderen van de manier waarop men in deze maatschappij over seks dacht, helpt ons met andere ogen naar onze eigen tijd te kijken. Door de (ongeschreven) seksuele gedragsregels van vijfhonderd jaar geleden te onderzoeken wordt onze neus als vanzelf op onze ‘eigen’ gedragsregels gedrukt. Wat zien wij als ‘normaal’, wat als ‘afwijkend’? En hoe zijn die regels tot stand gekomen? Zo kunnen we ook onze eigen seksuele opvattingen kritisch onder de loep nemen.

Mythologie hielp bij het creëren van excuses om scènes te laten zien van weelderige vrouwen die werden ontvoerd, meestal door goden die een dierlijke vorm aannamen. Titiaan was erg goed in dit soort dingen. Zijn Ontvoering van Europa toont bijvoorbeeld een vrouw die wordt ontvoerd door een stier die eigenlijk Jupiter is. Een andere populaire dier-menselijke omgang was die tussen Leda en Zeus in de gedaante van een zwaan, die werd vertegenwoordigd door zowel Leonardo als Michelangelo. Beide schilderijen zijn verloren gegaan, maar bekend via talloze kopieën, wat getuigt van hun aantrekkingskracht op de tijd.

Een van de leukste afbeeldingen van de erotische mythologie was de frescocyclus van Giulio Romano, in opdracht van Federico II Gonzaga in 1525-26. In een privé-eetzaal werden op de losbandige Bruiloft van Cupido en Psyche verliefde gasten afgebeeld. Het concept van liefde wordt ook metaforisch uitgedrukt. De meeste metaforische uitingen van liefde gebruikten Cupido als symbool. Cupido, trouwe vriend van Venus, schiet geliefden neer en verschijnt in vrijwel elke scène van “liefde”. De drukpers maakte de verspreiding van goedkope en privé-afbeeldingen mogelijk – privé in de zin dat ze niet aan de muur hoefden te hangen, niet dat niemand ze zag! Daarbij kwamen pittige, ironische verhandelingen over seks en liefde, zoals Machiavelli’s satirisch toneelstuk La Mandragola, gepubliceerd in 1531.

Er waren talloze andere ‘privé’-vormen van erotische kunst in omloop. Op de binnenkant van cassonedeksels – de koffers die in de Renaissance meestal rond het bed werden geplaatst – waren bijvoorbeeld soms naakten geschilderd. Ook beeldhouwwerk dat eerder voor privé dan voor publiek was gepland, zou riskanter kunnen zijn – Donatello’s bronzen David (waarschijnlijk uit de jaren 1440) was bedoeld als privésculptuur en is dus veel sexyer dan zijn marmeren David die voor Orsanmichele was (beide bevinden zich in de Bargello als je ze persoonlijk wilt vergelijken). Zelfs vroeger waren er grappige kleine erotische verwijzingen te vinden in de marge van geïllustreerde manuscripten, waar ze alleen werden gezien door de elitemannen die ze bezaten.

“In de hoofdstukken die volgen”, zo lezen we in de inleiding, “onderzoeken we het verband tussen seksuele prestaties en mannelijkheid, en de dubbele seksuele moraal inzake buitenechtelijke relaties. We verkennen de overtuiging dat ‘nee’ eigenlijk ‘ja’ betekent, en het idee dat het seksuele genot van mannen belangrijker is dan dat van vrouwen. We zoeken een antwoord op de vraag waarom (seksuele) relaties tussen oude mannen en jonge vrouwen breder geaccepteerd zijn dan het tegenovergestelde. Ten slotte kijken we naar de opvatting dat homoseksualiteit een ‘fase’ is, en dat alle vrouwen van nature een voorkeur voor seks met mannen zouden hebben”.

“Voor een maatschappij die bekendstaat om haar intellectuele vooruitgang”, zo gaat het verder, “hield men er vreemde ideeën en gebruiken op na. Zo waren er opmerkelijke overtuigingen over het voortplantingsproces en het vrouwelijk lichaam. Men geloofde dat met de kracht van de verbeelding invloed kon worden uitgeoefend op het uiterlijk van een ongeboren baby: tijdens de seks moest men aan mooie, sterke mensen denken, zodat deze eigenschappen op de foetus werden overgedragen. Dit was geen marginaal bijgeloof, maar iets wat door universitaire professors werd geadviseerd, en waar een heel bouwwerk aan natuurwetenschappelijke logica achter zat. Een ander voorbeeld is de opvatting dat vrouwen net als mannen sperma produceren en op frequente basis een zaadlozing moeten hebben, omdat een opeenhoping van zaad anders hun baarmoeder kan verstoppen. Ook was men ervan overtuigd dat kinderen die worden verwekt terwijl de vrouw menstrueert, zwak en ziekelijk zouden worden – iets waar zowel in medische als in theologische teksten voor werd gewaarschuwd. Sommige gebruiken rondom het huwelijk, zoals het grote leeftijdsverschil tussen mannen en vrouwen, klinken ons net zo vreemd in de oren. Het was gebruikelijk dat vrouwen in hun tienerjaren trouwden, terwijl mannen over het algemeen wachtten totdat ze eind twintig, dertig, of nog veel ouder waren”.

“De Renaissance lijkt op sommige gebieden zijn tijd vooruit. De kennis van universitair geschoolde artsen kwam met betrekking tot bepaalde onderwerpen aardig in de buurt van de kennis van dokters van nu. Zo waren zij bekend met de leeftijd waarop jongens gemiddeld genomen hun eerste zaadlozing hebben en vrouwen hun eerste en laatste menstruatie. Ook wisten zij dat men de kans op een zwangerschap kon vergroten door zo’n acht dagen na het einde van de menstruatie seks te hebben en niet te vaak maar ook niet te weinig seks te hebben”.

Liefde, instemming en genot: we hebben het er dagelijks over. Ook tijdens de Renaissance raakte men niet uitgepraat over seksualiteit. Sommige ideeën klinken ons nu vreemd in de oren, zoals de absurde leeftijdsverschillen tussen huwelijkspartners en het wijdverbreide geloof dat de baarmoeder zonder seks verstopt kon raken. Maar iemand uit de Renaissance had ook mee kunnen praten over slutshaming, of kunnen lachen om iemands ‘small dick energy’. In dit sprankelend boek laat Marlisa den Hartog zien wat de seksuele gedragscodes waren in de tijd van Michelangelo en Da Vinci. En hoe modern zijn onze eigen seksuele opvattingen eigenlijk? ‘Seks in de Renaissance’ biedt een uniek perspectief op een culturele bloeitijd uit de Europese geschiedenis. Den Hartog neemt de lezer mee op een tocht vol vervreemding én herkenbaarheid, en laat zien hoe geschiedenis uiterst relevant is om onze eigen tijd én seksualiteit beter te begrijpen.

Marlisa den Hartog (1992) is historica en schrijver. In 2022 promoveerde ze op de seksuele gedragsregels in het Italië van de Renaissance. Ze doceert aan de Universiteit Leiden, waarbij ze zich inzet om geschiedenis voor een breed publiek toegankelijk te maken.

Marlisa den Hartog Seks in de Renaissance, Standjes en standpunten in de tijd van Da Vinci (en wat we daar nu van kunnen leren) 336 bladz. uitg. ambo/anthos ISBN 9789045050171