Antisemitisme van Wagner in Wenen door Hollitzer Verlag

In “Wagner, Wenen en het antisemitisme”, documenteren verzamelde teksten een gespecialiseerd, internationaal symposium, dat in de herfst van 2014 gehouden werd aan de Universiteit van Wenen. De auteurs behandelden toen verschillende aspecten van de verhouding van Richard en vooral Cosima Wagner tot Wenen, in het bijzonder tot hun/haar toenemend antisemitisme.

Musicologe Prof. Dr. Eva Rieger gaf in de “Villa Wahnfried” een overzicht van de verschillende bijdragen in “Richard Wagner en Wenen. Antisemitische radicalisering en de opkomst van de Wagnerianisme”, een boek onder redactie van twee universiteitsprofessoren en een gewezen curator van een bijzondere tentoonstelling, Christian Glanz, Oliver Rathkolb en Hannes Heer. Vervolgens stelde de historicus en publicist Hannes Heer zijn bijdrage voor over wat hij de schandalige nieuwe editie noemde van Wagners pamflet “Het Jodendom in de muziek” uit 1869. Partner van dit evenement was het “Evangelische Bildungswerk Bayreuth”.

De vele deskundige auteurs analyseerden de relatie die Wagner had tot Wenen, van 1861 tot zijn dood in 1883. Het boek schetst een portret van Wagner als aantrekkelijk of weerzinwekkend lid van de Weense samenleving, rond wie er in Wenen wel drie verenigingen werden opgericht. Zijn politieke radicalisering richting een racistische antisemiet, (of was het (door) Cosima?), ontstond door een amalgaam van verschillende motieven. Het was de zogenaamde ervaring van echte of gefantaseerde en gefingeerde afwijzingen en van toenemende, doemdenkende waanvoorstellingen en vernietigingsscenario’s. Vraag blijft, Richard of Cosima ? U ontmoet doorheen het boek gelukkig ook de tegenstanders. De Weense musicoloog en criticus Eduard Hanslick bv., die de tegengestelde concepten van muziek en esthetiek in de persoon van Wagner bestreed. De zeer intellectuele Hanslick (1825-1904) doceerde tussen 1856 en 1895 esthetica aan de universiteit van Wenen en was als criticus verbonden aan de gezaghebbende “Neue freie Presse”. Hij schreef o.a. “Vom Musikalisch-Schönen” (1854) en “Geschichte des Conzertwesens in Wien” (1869-1870). Zeker lezen!

Hanslick was een fel criticus en tegenstander van Wagner. De figuur van de “Merker” of “Stadtschreiber”, Sixtus Beckmesser in Wagners opera “Die Meistersinger von Nürnberg”, werd door de componist aanvankelijk als een parodie op zijn vermeende tegenstander Hanslick bedacht. Hij noemde het personage van de criticus in de tweede proza versie van het libretto van 1862, “Hans Lick”, later “Veit Hanslich”, voor hij uiteindelijk “Beckmesser” werd.

(Erich Kunz als Beckmesser)

In de periode rond 1845, toen Wagner de oorspronkelijke versie van de Meistersinger ontwierp, was Hanslick nochtans een enthousiast aanhanger van Wagner. Wagner en Hanslick ontmoetten elkaar in de zomer van 1845 voor de eerste keer in Marienbad, waar Wagner verbleef voor een behandeling, precies op de dag nadat Wagner er zijn eerste Meistersinger ontwerp had voltooid. In 1846 verscheen daarenboven in wel elf opeenvolgende afleveringen, een zeer uitgebreid en lovend artikel van Hanslick over “Tannhäuser” die zijn reputatie als criticus vestigde.

Naast Hanslick was er de Joodse componist en dirigent van de toenmalige Hofopera Gustav Mahler. Hij voerde Wagners muziek briljant uit, maar beantwoordde Wagners antisemitische, Joodse karikaturen, muzikaal met zijn eigen, meer dan geniale symfonieën. U ontmoet ook Georg von Schönerer (1842-1921) (foto) die vanuit antisemitisch Duits nationalisme (“völkisch-germanische ideologie”), de vereniging van Oostenrijk met Duitsland propageerde, en wiens gedachtegoed na de dood van Wagner, een essentieel onderdeel werd van het vreselijk, Weens antisemitisch Wagnerianisme.Na het voorwoord door Hannes Heer: “Eine Verheißung, keine Erfüllung.” Richard Wagner und Wien, volgt zijn tekst “Verschwörungstheorien und Vertreibungspläne. Die skandalöse Neuedition von Richard Wagners Pamphlet “Das Judentum in der Musik””. Clemens Höslinger vervolgt met “Jüdisches und Antijüdisches in der Wiener Hofoper”, waarna Hans-Joachim Hinrichsen en Richard Klein onder de titels “ Ästhetische Grundsätze oder persönliches Ressentiment?” en “Das Wahre an Eduard Hanslick”, het hebben over Eduard Hanslick versus Richard Wagner. Wolfgang Fuhrmann vervolledigt dit onderwerp met zijn tekst over de vraag of Hanslick daadwerkelijk model stond voor de figuur van Beckmesser?

Met als titel “Das deutsche Volk von Grund und Boden auf reformieren”, schreef Sven Fritz over Houston Stewart Chamberlain en de Weense Wagnerverenigingen, en schreef Hannes Heer over Cosima Wagner en Gustav Mahler. Verder lezen we bijdragen van Fritz Trümpi “Richard Wagner en het Liberalisme”, Carolin Bahr “Richard Wagner en de vroege “Lohengrin”-producties in Wenen”, en Malou Löffelhardt “Wagner Euphoria 1871-1914, De “Wagner-Verein in Wenen” en de “Wiener Akademische Wagner-Verein””. Barbara Boisits heeft het over de musicoloog Guido Adler (1855-1941), („Wenn ich allein sein will, gehe ich mit Guido Adler spazieren” (Gustav Mahler), (Adlers dochter was arts en werd in een concentratiekamp vermoord!), Oliver Rathkolb “Graz als het epicentrum van het Wagnerianisme”, Werner Hanak-Lettner “De vrijheid van de Joden is de vrijheid van het Germaans, Duitse Joden in Wenen” en Michael Wladika over de Wagner-receptie van Schönerer, de Nieuwe Richard Wagner Vereniging en de pelgrimstocht van Schönerer naar Bayreuth. Essentiële en bijzonder interessante bijdragen.

Hans Georg (“Hannes”) Heer (°1941) studeerde geschiedenis en literatuurgeschiedenis en werd historicus en toneel- en filmregisseur. Van 1993-2000 was hij als wetenschappelijk medewerker verbonden aan het door Jan Philipp Reemtsma in 1984 opgericht “Instituut voor Sociaal Onderzoek” in Hamburg, en was in 1995 directeur van de ophefmakende tentoonstelling “Uitroeiingsoorlog. Misdaden van de Wehrmacht 1941 tot 1944.” (“Wehrmachtsausstellung”). Hannes Heer kreeg voor deze Tentoonstelling, in 1997 de prestigieuze Carl-von-Ossietzky-medaille. (Carl von Ossietzky (1889-1938) was als pacifist en democraat, een boegbeeld van het verzet tegen Hitler. In 1935 kreeg hij de Nobelprijs voor de Vrede. Sedert 1992 heet de universiteit van Oldenburg in Nedersaksen, de “Carl von Ossietzky-universiteit”).

Een huidige focus van zijn baanbrekend werk is de verkenning van antisemitisme in muziek. Sedert 2006 doet Hannes Heer nl. opzoekingwerk naar de vervolging van het artistiek en technisch personeel op grond van racistische en politieke redenen, in de operahuizen van Hamburg, Berlijn, Stuttgart, Darmstadt en Dresden, ten tijde van het Derde Rijk. En dit in het kader van het mensverheffend tentoonstellingsproject, “Verstummte Stimmen”. Hij reconstrueerde ook het gruwelijk verhaal van de laster, uitsluiting en vervolging van joodse kunstenaars op de “Bayreuther Festspiele” van 1876 tot 1945, waardoor het vreselijk lot van 51 vervolgden na 1933, wordt herinnerd. Twaalf van hen werden nl. vermoord. De tentoonstelling is sinds 2012 op de “Groene Heuvel” in Bayreuth te zien.

Prof. Christian Glanz (°1960) studeerde musicologie en geschiedenis aan de “Karl-Franzens Universität” in Graz. Hij promoveerde met de opvallende dissertatie „Das Bild Südosteuropas in der Wiener Operette“. Glanz was assistent van de afdeling Muziekgeschiedenis van het toenmalig Conservatorium (nu de Universiteit voor muziek en podiumkunsten) in Wenen, en is er sedert 1995 Universitair docent. Hij schreef o.a. “Hanns Eisler. Werk und Leben” en “Gustav Mahler. Sein Werk – sein Leben”.

Prof. Oliver Rathkolb (°1955) studeerde rechten en geschiedenis aan de Universiteit van Wenen en was directeur van het “Ludwig Boltzmann Instituut voor Europese Geschiedenis en Democratie: Cultuur en Mediastudies”. Hij is Professor hedendaagse geschiedenis (“Zeitgeschichte”) aan de Universiteit van Wenen. Dit boek is een monument, dit boek is een mijlpaal in de Wagner receptie. Een meesterwerk. Absoluut, absoluut lezen!

Hannes Heer Christian Glanz Oliver Rathkolb (Hrsg.) Richard Wagner und Wien. Antisemitische Radikalisierung und das entstehen des Wagnerismus Uitg. Hollitzer Duits 320 bladz. ISBN 978-3-99012-306-5