John Jansen Van Galen over Wandelparadijs Nederland, een schitterende uitgave van Balans.

John Jansen van Galen  is een boeiende en gedreven verteller die hartstochtelijk  veel houdt van zijn land, het vlakke land, in zijn geval, Nederland. Hij is een verwoed wandelaar die het beleid van zijn regering, aangaande aanpassing en accommodatie als wandelparadijs, in kaart brengt. De plaatsen waar hij van houdt, beschrijft hij op de meest aantrekkelijke manier.

John Jansen van Galen wandelt al 60 jaar en schrijft er al 45 jaar over. De wonderlijkste persoon die hij ooit ontmoette, was de vrouw die zei dat je in Nederland niet kunt wandelen, “omdat het hier zo saai is”. Maar waar is het prettiger wandelen dan in Nederland?, aldus van Galen. Het landschap is oneindig gevarieerd, er zijn duizenden routes gratis beschikbaar, het openbaar vervoer brengt je naar de mooiste gebieden, en er is gelukkig bijna altijd wel horeca in de buurt. Want, natuur is mooi, maar je moet er wel iets te drinken bij hebben, vindt hij. Wie denkt dat Nederland er voor de wandelaar niet op vooruitgaat, is een zwartkijker of heeft zijn ogen in zijn zak, schrijft van Galen. Steeds meer landgoederen en uiterwaarden worden opengesteld, telkens andere trajecten beschreven of gemarkeerd. En vele wandelpaden doorsnijden ook ‘nieuw land’. Nederland is een waar wandelparadijs.

“Ik loop vanaf de dorpsweide in Wijk aan Zee het duin op”, schrijft hij, en kijk neer op een landschap van stoom en rookwolken, in de mist. Ik hoor het knarsend geluid van ijzeren wielen op rails, dan gaat een deur van een hoogoven open en zie ik door de nevels een laaiende vuurgloed. Of ik wandel met mijn verloofde en haar zuster van Bergen op Zoom noordwaarts tot dat we tegenover hoge, met weelderig woekerend gras  begroeide wallen staan van een fort uit de dagen van Frederik Henrik toen het parool was: ‘Berg op Zoom, houdt je vroom!’ Het is zondag en amateur-kurassiers spelen Tachtigjarige Oorlogje, een beetje landerig, en dat klopt, want op zo’n vesting was het steeds wachtlopen. De ridders zijn vrouwen, ze kijken op hun smartphones.

Of we gaan, vervolgt hij, met z’n tweeën in Arnhem aan de achterzijde van het station meteen naar het landgoed Mariëndaal (foto) en zien hoe wonderlijk mooi, zich een honderden meters lange berceau, een door beukenhagen overhuifde loofgang, met vertakkingen tegen de groene heuvels plooit. Adellijke dames schreden er in het halfduister zonder aan de zon blootgesteld te worden, nu rennen er kinderen die de donkere tunnel reuze spannend vinden.

Het aantrekkelijke van Nederland is juist dat het steeds anders is, vertelt van Galen. Op één dag loop je langs akkers en weiden, over oude landgoederen en heidevelden, door bossen, over een knuppelpad in drassig land of over een oud kerkenpad naar een dorp waar een majestueuze kerk al eeuwen waakt over wel en wee. Of je gaat door een schil van steeds minder nieuwe woonwijken een van die betoverende stadscentra (Deventer, Delft, Dordrecht, om alleen bij de D te blijven) in waar het land zo rijk aan is. Na dat bezoek aan het fort van Bergen op  Zoom stuiten we in magnifieke binnenstad op de jaarlijkse ommegang: een kilometerslange menselijke verbeelding van het complexe Bijbelverhaal, met theatraal spel en loepzuivere zang.

Je loopt de Loonse en Drunense Duinen in, schrijft hij, en ik – die in lezingen placht te beweren dat je in Nederland niet verdwalen kunt – ben binnen een uur volkomen verdwaald. Rondom mij, zandvlakten zo ver het oog reikt, tot aan de donkere randen van dennenbossen die elkaar steeds gelijk zijn. Onherbergzaam in een mistig najaar, snikheet in een lome zomer. Nederland verrast steeds.  Opklimmend naar de Amerongse Berg sta je opeens oog in oog met een wonderlijke toren die nergens voor dienst en nergens voor gediend heeft. Een folie, zonder enig nut, alleen voor de gekkigheid en de extravagantie.

In het kader van het grootscheeps project “Ruimte voor de Rivier” zijn overal op de oevers van rivieren nieuwe natuurgebieden geschapen – de Blauwe Kamer bij Rhenen, de Gelderse Poort bij Millingen – waar de wandelaar (vaak tussen kudden runderen en paarden) de rivier kan naderen. Doorgaans drooggelegd voor agrarische doeleinden, maar in de landbouw kwam de klad en al rond 1970 werd de ontginning van Flevoland gestaakt – daaraan danken we de Oostvaardersplassen. Doodzonde dat je daar niet onbekommerd kunt wandelen, er is eigenlijk alleen een wandelpad naar een vogel kijkpunt en weer terug. In al die andere ingepolderde gebieden mag je daarentegen naar hartenlust wandelen! Op een zondag, vertelt van Galen, zagen we in de Lauwersmeer twee vossen en een blauwe kiekendief. In het Harderbos lagen de nevels geheimzinnig over donkere plassen waarin halfvergane bomen lagen. De wandelaar kreeg in de loop van de jaren steeds meer ruimte.

De volgende stap was het in ere herstellen van oude, in onbruik geraakte paden. Vanaf de jaren zeventig gingen mensen zich beijveren om die paden weer in gebruik te nemen. Zo zijn heel wat kerk-, dijk-, en jaagpaden gerehabiliteerd. Maar er waren meer ontwikkelingen die bijdroegen aan het herstel van een, voor de wandelaar, fijnmazig Nederland. Zogenaamde schouwpaden bv., waren lang ontoegankelijk behalve voor het personeel van de waterschappen die ze benutten om de sloten waarlangs ze lagen te ‘schonen’. Het was de PvdA-gedeputeerde van Overijssel Carry Abbenhues, die als eerste het initiatief nam om ze open te stellen voor voetgangers. Zelf liep ze alleen met behulp van een wandelstok, maar vastberaden kwam ze op voor groter bereik van andere wandelaars.

Een recente ontwikkeling is die van het klompen pad, gemarkeerd door stickers met de afbeelding van klompjes. Het Landschapserfgoed Utrecht begon ermee en het Landschapsbeheer Gelderland besloot het idee oostwaarts ‘uit te rollen’. In 2002 werd her eerste geopend, het Schutpad in Leusden. Er zijn er inmiddels in die twee provincies zo’n zestig, van bescheiden lengte: rond de tien kilometer. Dat is geen overbodige luxe want het klompen pad draagt zijn naam vaak met recht: laarzen pad zou ook van toepassing zijn. Soms wordt het strompelen door de modderen en dan is tien kilometer gauw genoeg, schrijft van Galen.

De grote doorbraak in het wandelen kwam met het “Pieterpad”. Het is een voorbeeld van particulier initiatief van amateurs die hun beste beentje voorzetten. En wel van twee oudere dames: Toos Goorhuis-Tjalsma en Bertje Jens. Met de VCJC, vertelt van Galen, had Toos gewandeld in Engeland, in het Lake District, een fijne trektocht waarover ze graag vertelde. Bertje kwam erachter dat je in Duitsland, in het Zwarte Woud, gemarkeerde paden kon volgen, dat was fantastisch, dan kon je niet verdwalen, maar waarom hadden we zulke routes niet in Nederland? ‘Nou’, zei Toos prompt, ‘dan maken we die toch zelf!’. Het plan werd een route uit te zetten tussen de steden Groningen en Maastricht. Kennis van zaken hadden ze niet, maar daardoor lieten ze zich niet afschrikken. Toos pakte de kaart erbij en zette telkens een traject van vijfentwintig à dertig kilometer uit, liefst over onverharde paden en door mooie omgevingen maar zo doelgericht mogelijk zuidwaarts. Vervolgens verkenden ze de route te voet. Die kreeg uiteindelijk een lengte van bijna 500 kilometer.

Ze klopten ermee aan bij het NIVON, het Nederlands Instituut voor Volksontwikkeling en Natuurvriendenwerk, van oorsprong een telg van de grote ‘rode familie’, het netwerk van sociaaldemocratische organisaties, en vonden er een willig oor. Onder auspiciën van het NIVON werd de Stichting Lange Afstand Wandelpaden (SLAW) opgericht en in 1983 werd het Pieterpad officieel geopend. Door het succes ervan vonden de twee dames die de route ontworpen hadden spoedig navolging en Nederland raakte allengs overdekt door een web van soortgelijke lange afstandswandelpaden.

Het Pieterpad gaf de stoot tot een grootscheepse ontplooiing van lange afstands wandelpaden. Overigens had zo’n netwerk in Nederland tot in de jaren zestig al bestaan in de vorm van de Bondswandelroutes van de ANWB, die echter in verval waren geraakt toen die bond zich steeds minder om wandelaars bekommerde, zo lezen we. Al in 1914 werd een wandelroute dwars door Nederland geopend, ook door de ANWB: 15 kilometer van Amsterdam naar Arnhem.

Bij de tienduizend kilometer van Wandelnet komen dan nog enige duizenden kilometers aan routes over lange afstanden die andere organisaties in Nederland hebben uitgezet. Om de krachten te bundelen is de  stichting Wandelnet opgericht, voorheen Wandelplatform LAW, waarin bijna alle wandelorganisaties (inclusief Op Lemen Voeten, maar ook de ANWB, Veilig Verkeer, Scouting Nederland en de verenigingen van jeugdherbergen, natuurvrienden, bergsporters en voetveren) vertegenwoordigd zijn. Ongekende nieuwe mogelijkheden openden zich toen in deze eeuw ook voor wandelaars ‘knooppuntennetwerken’ werden ontplooid, zo lezen we. Het systeem drong ons land binnen via de Voerstreek, waar de Belgen er eerder mee waren. De regionale vvv’s in Zuid-Limburg verbonden eenvoudig de bestaande routes rond de dorpen, aangegeven door robuuste, gekleurde palen in de grond.

“Laat ons onszelf gelukkig prijzen, schrijft van Galen, met wat we als wandelaars in Nederland nog, en in zo ruime mate, hebben: een gevarieerd landschap, uitgestrekte natuurgebieden en een stil platteland. Aan het eind van een lange wandeling zit ik tegen de avond met een glas bier op het terras van een dorpshotel. Ik ben over landgoederen en heidevelden gegaan, door een oud beekdal, langs sluizen in een kanaal dat voor turfvaart diende, voorbij statige herenhuizen in een deftig dorp,  en kleine woningen van hardrode steen waar veenarbeiders woonden die hun gehuchten Russische namen gaven. Ik verheug mij al op de voortzetting van de tocht morgen, als de zondagse wereld in de vroege zon heel stil is en door die stilte in de verte kerkklokken beieren. Ja, Nederland is een wandelparadijs!”, besluit van Galen.I

In zijn boek “Wandelparadijs Nederland” verkent John Jansen van Galen alle twaalf provincies te voet en brengt met aanstekelijke geestdrift in een wemeling van korte impressies, verslag uit van zijn omzwervingen. Het boek is rijk geïllustreerd met schitterende foto’s van Corrie Leenhouts en bevat links naar meer dan 500 wandelingen op de wandelsite Wandel zoekpagina.  Prachtig vertellend geschreven, is zijn boek zo ongeveer de aantrekkelijkste reden om in te gaan op zijn uitnodiging, nl. om het mooie Nederland, het heel mooie Nederland, wandelend te ontdekken en het nog meer te beminnen. Zeker lezen, zeker doen.

John Jansen van Galen (°1940) groeide op aan de Oostelijke Veluwezoom, een oud feodaal gebied, met veel kastelen en landgoederen. Hij  is journalist en schrijver en werkte onder meer voor Algemeen Handelsblad en Haagse Post en Het Parool. Verder presenteerde hij radioprogramma’s voor de VPRO en de NOS (Met het Oog op Morgen) en schreef hij boeken over het ik-tijdperk, politici (Drees, Den Uyl), Suriname, de Nederlandse dekolonisaties en ook – veelvuldig – over wandelen in Nederland.

JOHN JANSEN VAN GALEN Wandelparadijs Nederland,Te voet door alle provincies 256 bladz. geïllustreerd Uitg. Balans ISBN 9789460038518