“Phèdre”, een opera uit 1786 van Jean-Baptiste Lemoyne, de nieuwste uitgave van Palazetto Bru Zane. Een ontdekking!

Na de heropleving van Grétry’s “Andromaque”, “Céphale et Procris” en “La Caravane du Caire”; Johann Christian Bachs “Amadis de Gaule”, Catels “Les Bayadères” en “Sémiramis”, Salieri’s “Les Danaïdes”, Sacchini’s “Renaud” en Piccinni’s “Atys”, zet het Palazzetto Bru Zane in samenwerking met het Centre de Musique Baroque de Versailles, haar verkenning van de Franse Romantische opera verder met Lemoyne’s opera, “Phèdre”.

De mythe van Phaedra en Hippolytus is in de loop der eeuwen door veel kunstenaars bewerkt, ook door componisten. Deze opname presenteert de eerste uitvoering van de opera van Jean-Baptiste Lemoyne in zijn volledige vorm sinds de première. Het Orfeo orkest o.l.v. György Vashegyi, begeleidt het drama over de onontkoombare lotsbestemmingen van Phèdre, Hippolyte en Thésée, bezield gezongen door het Purcell koor, Judith van Wanroij, Julien Behr en Tassis Christoyannis.

 

Jean-Baptiste Lemoyne (1751-1796), niet te verwarren met de Frans beeldhouwer met dezelfde naam, was een Franse componist, voornamelijk van opera’s, geboren in Eymet in de Dordogne. Hij kreeg zijn muzikale opleiding van een van zijn ooms, verbonden aan de kathedraal van Périgueux, begon zijn carrière in Frankrijk en vertrok in 1770 met een theatergezelschap naar Berlijn waar hij zijn compositorische studie vervolgde bij Graun, Kirnberger en Schulz. Daar bracht hij zijn eerste opera, “Toinon et Toinette”, in première, die goed werd ontvangen.

Lemoyne werkte eerst in Berlijn en Warschau, waar hij in 1775 zijn eerste opera produceerde, “Le bouquet de Colette”, met in de hoofdrol zijn leerlinge Antoinette de Saint-Huberty (Clavel) (foto). Zij zong de titelrol en in 1780 openden zich de deuren van de Franse opera voor Lemoyne. Hij keerde terug naar Frankrijk en componeerde de Tragédie lyrique, “Électre”, die in 1782 in première ging. De opera, opgedragen aan Marie-Antoinette, die even onaantrekkelijk was voor de volgelingen van Gluck als voor de fans van Glucks rivaal, Piccinni, werd koel onthaald en resulteerde erin dat Gluck zijn aanstaande discipel kleineerde. Diep teleurgesteld door zijn gebrek aan succes, schakelde Lemoyne over op Piccinni als zijn nieuwe “meester”. Lemoyne beweerde dat zijn muziek het voorbeeld volgde van Christoph Willibald Gluck (foto), die toen de grootste invloed had op de Franse opera, maar toen “Électre” faalde, wees Gluck elke associatie met de jongere componist van de hand.

Lemoyne wendde zich dan maar tot Glucks rivalen, Niccolò Piccinni (foto) en Antonio Sacchini (foto), als muzikale voorbeelden voor zijn volgende twee tragedies, “Phèdre” (1786) en de Egyptisch geïnspireerde “Nephté” (1789). De “Gluckisten” verdedigden de Franse opera, de “Piccinnisten” de Italiaanse belcanto opera. Lemoyne ontwikkelde een stijl die puur Frans was en componeerde opera’s voor o.a. de Opéra Comique (Théâtre Favart), o.a. “Nephté” en “Les Prétendus”, een lyrische komedie die in 1789 werd opgevoerd. De repetities voor zijn “L’Île des femmes” werden na zijn overlijden in 1796 jammer genoeg stopgezet. Lemoyne overleed in Parijs en zijn zoon, Gabriel werd pianist en componist.

François-Benoît Hoffman (1760-1828) (foto), de librettist van “Phèdre”, was een Franse toneelschrijver en criticus, vooral bekend om zijn operalibretti, waaronder deze op muziek gezet door Étienne Méhul en Luigi Cherubini, met name Cherubini’s beroemde “Médée”, 1797). Hij werd geboren in Nancy, en studeerde rechten aan de Universiteit van Straatsburg. Zijn stotteren belemmerde echter zijn juridische carrière en hij trad in dienst in Corsica. Hij diende daar slechts zeer korte tijd en schreef, toen hij terugkeerde naar Nancy, enkele gedichten waardoor hij opgemerkt werd aan het hof van de Marie-Françoise-Catherine de Beauvau, marquise de Boufflers (foto) in Lunéville.

In 1784 ging hij naar Parijs, waar hij voor Lemoyne, zijn eerste operalibretto, “Phèdre”, schreef. De opera werd in oktober 1786 opgevoerd in het kasteel van Fontainebleau en vanaf november in de Parijse Opera, waar het een groot succes was. Daardoor aangemoedigd bleef hij tot 1807 toneelstukken en lyriek schrijven. Na onenigheid met Lemoyne bood Hoffman zijn libretto “Adrien, empereur de Rome” aan Cherubini aan, die het afkeurde ten gunste van een ander Hoffman-drama, “Médée”. In plaats daarvan werd “Adrien” geaccepteerd door Méhul, met wie Hoffman samenwerkte aan verschillende andere opera’s, waaronder “Euphrosine” (1790), “Stratonice” (1792) en “Ariodant” (1799).

“Phèdre”, een Tragédie lyrique in drie akten, gecomponeerd in 1786 in de nasleep van de tussen 1752 en 1754 in Parijs gevoerde Buffonistenstrijd of “Querelle des Bouffons”, was meteen een succes. In 1786 werd “Phèdre” gedrukt en uitgegeven met het opschrift, “Phèdre Tragédie en Trois Actes Représentée devant Leurs Majestés à Fontainebleau, le 26 Octobre et à Paris sur le théâtre de l’Académie Royal de Musique le Mardi 21 Novembre de la même Année Mise en Musique et Dédiée à Madame De Serilly par M. Le Moyne pour Chant et Orchestre Gravée par Huguet Musicien de La Comédie Italienne A Paris, chez Le Duc Successeur et Propriétaire du Fond de Mr de le Chevardière et chez l’Auteur Avec Privilège du Roi XVIIIe siècle 1786”. Anne-Marie-Louise-Jeanne Thomas de Domangeville, bekend als Madame de Serilly (1762-1799) (foto), was goed bevriend met Voltaire, Mme de Staël en d’André Chénier.

Hoffman introduceerde veel elementen die typisch waren voor de pre-romantische literaire taal, tussenwerpsels, stiltes, ongebruikelijke versificatie, sentimentele metaforen. De belangrijkste transformatie van zijn voorbeeld, Racine, was weliswaar het weglaten van de rol van prinses Aricie uit het huis van Pallas Athene, die de aandacht volledig op de titelrol vestigde. Volgens het principe van de klassieke tragedie is de handeling van deze bijna romantische Phaedrus geconcentreerd rond de intriges van de drie personages, Phèdre, Theseus en Hippolyte. Oenone, de voedster van Phèdre, vervult vooral de rol van vertrouwelinge wiens aanwezigheid de sentimentele uitspattingen van de titelrol rechtvaardigt. Er is weliswaar niemand die zoals bij Racine, de afloop van het drama in gang zet en ervoor wordt gestraft. Lemoyne componeerde op zijn beurt muziek in de lijn van de experimenten die Gluck in de jaren 1770-1780 in zijn hervormingsopera’s, “Orphée et Euridice”, “Alceste”,  “Iphigénie en Aulide” , “Armide” en “Iphigénie en Tauride”, had doorgevoerd.

De korte tussenkomsten van het orkest, de onvoorspelbare modulaties, de melodieuze onderbrekingen en de stiltes zelf versterkten de expressieve en dramatische tekst. Lemoyne gebruikte effecten die zijn stijl vrij snel herkenbaar maakten. In het bijzonder de unisono passages in het orkest die de verschijningen van Phèdre een verontrustend mysterie verlenen. De partituur maakt ook met succes gebruik van de “waanzinnige” stijl (Berlioz zag daarin de eerste voorbeelden van de romantiek) die met name door Cherubini en Méhul als voorlopers van de Franse 19de -eeuwse Grand Opéra, verder is ontwikkeld. Mlle Saint-Huberty voor wie de rol was gecreëerd, kon zich bijgevolg doen gelden met alle kracht van haar stem.

Het verhaal gaat over Phaedra (Phèdre), de jongere zus van Ariadne. Beiden zijn dochters van Minos van Kreta en Pasiphaë, de dochter van Helios. Phaedra huwt met Theseus en gaat naar Athene. Door Aphrodite wordt ze verliefd op Hippolytus, de zoon van Theseus. Wanneer Hippolytus weigert op haar avances in te gaan verhangt ze zich en laat een briefje achter waarin ze hem als wraak, beschuldigt haar te hebben verleid.

De personages :

Phèdre : Judith Van Wanroij (foto)

Œnone : Melody Louledjian

Hippolyte : Julien Behr (foto)

Thésée : Thassis Christoyannis

Un Grand de l’État /Un chasseur : Jeröme Boutillier

La Grande Prêtresse de Vénus : Ludivine Gombert

In het bijbehorend boek leest u in het Frans en in het Engels, de tekst, “Redécouvrir Phèdre” van Alexandre Dratwicki, schrijft  Benoît Dratwicki met als titel, “Phèdre: un auteur, une interprète, une oeuvre”, over Jean-Baptiste Lemoyne Mme Saint-Huberty en “Phèdre” zelf, heeft Julien Garde het over “Gluck en Lemoyne, “Gluck pourfendeur de Lemoyne?”, “De l’émergence d’un style Louis XVI”, “Copier Gluck: Électre” en “Imiter Gluck: Phèdre”, beschrijft Étienne Jardin “Les avis de la critique”, en heeft Étienne de Lacépède het over de tragédie lyrique. Het boek + 2 cd’s is een uitgave van Palazzetto Bru Zane in Co-productie met Théâtre de Caen / Centre de musique baroque de Versailles / Opéra de Reimsen in Co-realisatie met C.I.C.T. – Théâtre des Bouffes du Nord.

https://bru-zane.com/wp-content/uploads/2016/06/Ph%C3%A8dre-by-Lemoyne-press-kit-EN.pdf

Jean-Baptiste Lemoyne Phèdre Judith van Wanroij Julien Behr Tassis Christoyannis Melody Louledjian Jérôme Boutillier Ludivine Gombert  Purcell choir/Orfeo orchestra Palazetto bruzzane BZ 1040