Joseph Roth, “Radetzkymars”, een nieuwe vertaling van Els Snick met tekeningen van Jan Vanriet en een voorwoord van Geert Mak. Een prestigieuze, nieuwe uitgave van Van Oorschot.


Franz Joseph werd in Wenen op 18-jarige leeftijd in 1848 tot keizer gekroond. De monarchie stond op het toppunt van haar roem. De generaals Windich-Graetz, Jellacic en Radetzky hadden met de hulp van het leger van tsaar Nikolaas I, een eind gemaakt aan de opstanden in Wenen en in Hongarije. De Habsburgse kanonnen hadden Lombardije en Venetië opnieuw onder controle en de weg naar de troon was vrij…
De schilderkunst van de ‘Secession’ en de literatuur van ‘Jung Wien’ hadden rond de eeuwwisseling Oostenrijk een nieuw gelaat gegeven. De Oostenrijkse kunst was niet langer een aanhangsel van de Duitse kunst, maar verdedigde nu haar eigen identiteit. Het was de taak van de tweede generatie deze te verspreiden buiten de Oostenrijkse grenzen.

Hoe tragisch het ook moge klinken maar in dat proces speelde de gedwongen emigratie van joodse kunstenaars, schrijvers en intellectuelen, een niet geringe rol. Doordat zij uitweken naar het buitenland kreeg de Weense en Oostenrijkse kunst in het buitenland een ruimere bekendheid. De schrijvers die op de vlucht waren voor het nazisme onderhielden belangrijke contacten met buitenlandse schrijvers aan wie ze hun werk voorstelden en hen zodoende introduceerden in de Weense moderne kunst. Niet dat er voorheen geen buitenlandse kunstenaars bij de ‘Secession’ betrokken waren.

Zo waren Maeterlinck, Knopff, Van Rijsselberge, Minne, Verhaeren en Constantin Meunier bekend met de tentoonstellingen en publicaties die uitgingen van de toenmalige, Weense avant-garde. Maar het uitwijken en bet verspreiden van omzeggens het grootste deel van de Weense kunstenaars in Nederland, België, Frankrijk, en in de Verenigde Staten, betekende pas goed de eigenlijke doorbraak naar internationale bekendheid. Schrijvers publiceerden hun literatuur in het buitenland, bv. in Amsterdam, en stichtten als het ware diverse kunstenaarskolonies in verschillende Europese landen. Het zuiden van Frankrijk was één van de eerste trefplaatsen voor de uitgeweken kunstenaars en intellectuelen en was het eerste centrum van de Duitse en Oostenrijkse emigrantenliteratuur. In de jaren ’30 probeerden schrijvers en schilders die het slachtoffer waren van de boekenverbranding en de’ Entartete Kunst’, de wereld te waarschuwen voor het komend gevaar.

Door het organiseren van lezingen en bijeenkomsten wilden ze de nog niet bezette gebieden duidelijk maken hoe het in het nazi-Duitsland en in het Oostenrijk van de ‘Anschluss’ toeging. Hermann Broch, Joseph Roth en Stephan Zweig waren belangrijke auteurs die deze taak op zich namen. Zij die het Weense fin-de-siècle, de oorlog en de complete ontreddering, de heropbloei onder de sociaaldemocraten in de jaren twintig, en de nazistische nachtmerrie hadden meegemaakt, konden het best hun ervaringen, getuigenissen en speculaties betreffende de nabije toekomst van Europa aan de nog niet geteisterde landen kwijt. Zij traden op als correspondenten en woordvoerders van de door de nazi’s verboden en vervolgde literatuur. ‘Die Welt von Gestern’ is het tijdsdocument van de periode vanaf het fin-de-siècle tot de ‘Anschluss’ geworden. De auteur die eerst vol genegenheid de sfeer en de geest van het Wenen van de ‘belle-époque’ had beschreven, werd nu gedwongen om gruwelijke taferelen te beschrijven.

Solferino is een dorp in Lombardije in de provincie Mantua, een paar kilometer zuidelijk van het Gardameer. Het plaatsje is bekend geworden door de bloedige veldslag op 24 juni 1859 (Fransen en Savoyards tegen Oostenrijkers), de Slag bij Solferino. Frankrijk koos nl. de zijde van het Koninkrijk Sardinië in een oorlog tegen Oostenrijk. Na afloop van de slag bleven 38.000 soldaten gewond achter op het slagveld. Henri Dunant bekommerde zich om hen en organiseerde hulp.  Dit werd in 1864 de aanleiding tot de oprichting van het Rode Kruis en de Conventies van Genève. Er is in de naburige plaats Castiglione delle Stiviere een museum over het Rode Kruis gevestigd, waarin onder andere documenten uit de tijd van de slag bij Solferino en oude wagens voor gewondenvervoer te bezichtigen zijn. In “Een herinnering aan Solferino” schreef Dunant later zijn ervaringen neer (1862).

De Slag bij Solferino, onderdeel van de Tweede Italiaanse Onafhankelijkheidsoorlog of Frans-Oostenrijkse oorlog, resulteerde in de overwinning van de alliantie van het Frans leger onder Napoleon III en het Sardijns leger onder Victor Emmanuel II (samen bekend als de Frans-Sardijnse Alliantie) op het Oostenrijks leger onder commando van keizer Frans Jozef I. Meer dan 200.000 soldaten vochten in deze belangrijke slag, de grootste Europese veldslag sinds de Slag bij Leipzig uit 1813. Gelijktijdig vond de Slag om San Martino plaats.In “Radetzkymars”, een roman uit 1932, vertelt Roth de laatste jaren van de Habsburgse monarchie aan de hand van het verhaal van de familie Trotta. Het hoofdpersonage is Carl Joseph Trotta, de kleinzoon van een luitenant, die tijdens de slag bij Solferino het leven van de keizer heeft gered en daar met geld en een adellijke titel voor beloond is. Het beeld van de dode grootvader, de held van Solferino, hangt als een schaduw over zijn bestaan als officier in de Donaumonarchie. Met een subliem gevoel voor ironie ontmaskert Roth de schijnwereld van het garnizoensleven en legt hij de barsten en scheuren van de veelvolkerenstaat van keizer Franz Joseph bloot. ‘Toen wisten ze nog niet dat zij allemaal, zonder uitzondering, een paar jaar later de dood zouden tegenkomen. Niemand van hen had zo’n goed gehoor dat hij het grote raderwerk van de verborgen reuzenmolens van de grote oorlog al kon horen malen.’ De epiloog toont een gebroken Franz, de vader van Carl Joseph, die geconfronteerd wordt met de leegheid van zijn bestaan. Hij overlijdt in 1916, op de dag dat keizer Franz Joseph wordt begraven, waardoor het einde van het keizerrijk samenvalt met het einde van het geslacht Von Trotta. In Duitsland behoort “Radetzkymars” met zijn melancholisch verlangen naar een (betere) wereld van gisteren, tot de literaire canon.

De Joodse schrijver, Joseph Roth (1894-1939) (foto’s), geboren in Brody in Galicië, in het westen van Oekraïne, werd in 1918, na de val van Oostenrijk-Hongarije, stateloos. De dubbelmonarchie was voor Joseph Roth het laatste overblijfsel van wat een ‘modern’ Europa had kunnen worden. Radetzkymars, is het klassiek meesterwerk van deze Joods-Oostenrijkse schrijver, die Franz Joseph bleef liefhebben omdat hij Hitler verachtte. “Zijn tijd”, schrijft Els Snick, “was de roerige eindfase van de Weimar republiek, met zes miljoen radeloze werklozen, stomend van bitterheid en toenemend geweld. Zichzelf: de sterreporter van diezelfde Weimar republiek, gevierd auteur en tegelijk de eeuwig rondzwervende balling die zich na 1918 nergens meer thuis voelde. En daartussen deze roman, onvermijdelijk voor zowel de schrijver als de journalist Roth, vol nostalgie naar het verloren Europese rijk waarvan hij nu zelfs ‘de fouten en zwaktes’ omarmde, en die tegelijk, in dat fatale Duitse jaar 1932, kon worden gelezen als een laatste waarschuwing.”Zeker lezen.

Joseph Roth, Radetzkymars, nieuwe vertaling van Els Snick met tekeningen van Jan Vanriet en een voorwoord van Geert Mak 448 bladz. uitg. Van Oorschot ISBN 9789028210516